ECLI:NL:RBROT:2021:8143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
10/961517-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen met vrijspraak voor cocaïne uitvoer

Op 9 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het witwassen van een geldbedrag van € 40.000,- en het medeplegen van de uitvoer van ruim 49 kg cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van medeplegen van de uitvoer van cocaïne, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de verboden inhoud van de kiel die naar Engeland werd vervoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij de feitelijke uitvoering van het transport en dat er geen aanwijzingen waren dat hij wist of had moeten weten dat er cocaïne in de kiel verborgen was.

De rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor het witwassen van het geldbedrag, omdat het vermoeden bestond dat dit geld afkomstig was uit criminele activiteiten. De verdachte kon geen verifieerbare verklaring geven voor de herkomst van het geld, wat leidde tot de conclusie dat het geld geen legale oorsprong had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 55 dagen op, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van witwassen op de integriteit van de economie.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de oudste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen. De beslissing omvatte ook de verbeurdverklaring van het geldbedrag en de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/961517-19
Datum uitspraak: 9 augustus 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Kubicz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het op de lijst van inbeslaggenomen goederen vermelde geldbedrag van € 40.000,- en de vermelde Samsung telefoon.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte, samen met anderen, een partij cocaïne aanwezig heeft gehad, heeft verstrekt en voor vervoer naar het buitenland had aangeboden wat maakt dat sprake is van een voltooide uitvoer.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaat dat op 6 februari 2019 een kiel is afgeleverd bij [naam bedrijf 1] met als eindbestemming een bedrijf in Engeland. Verdachte erkent dat hij via zijn bedrijf [naam bedrijf 2] de opdracht voor het vervoer van die kiel naar Engeland heeft doorgegeven aan [naam bedrijf 1]. In compartimenten van de kiel zijn vervolgens pakketten met cocaïne aangetroffen, met een totaal brutogewicht van 49,49 kilogram.
Bij de vraag of sprake is van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de tenlastegelegde gedragingen is allereerst van belang of de verdachte wist of had moeten weten dat in de te transporteren kiel verdovende midden waren verborgen. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier daarvoor onvoldoende bewijs. Het dossier biedt geen aanwijzingen dat de verdachte zelf bij de feitelijke uitvoering van het transport betrokken is geweest. Immers, verdachte is niet de persoon geweest die de goederen heeft afgeleverd bij [naam bedrijf 1]. Verder is ook niet gebleken dat de verdachte die kiel op enig ander moment zelf heeft gezien. Daarmee kunnen de gebrekkige afwerking van het lood in de kiel, noch het relatief lage opgegeven gewicht daarvan niet aan de verdachte worden tegengeworpen. Evenmin is gebleken dat anderen hem van de verboden inhoud van die kiel op de hoogte hebben gebracht of dat hij dit had moeten vermoeden. Die wetenschap of dat vermoeden kan niet worden afgeleid uit het enkele feit dat de ontvanger van de kiel een recyclingbedrijf in Engeland was. Weliswaar had dit bij de verdachte mogelijk vraagtekens kunnen oproepen en heeft hij verder geen openheid van zaken willen geven, maar het objectieve bewijs van die wetenschap of een vermoeden daarvan levert dit niet op. Bij deze stand van zaken ontbreekt het bewijs van het vereiste opzet bij de verdachte op de uitvoer c.q. het transport of de aanwezigheid van de in de kiel verborgen cocaïne, zodat vrijspraak dient te volgen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is betoogd dat het geldbedrag niet afkomstig is uit het tenlastegelegde gronddelict, omdat de verdediging ook voor feit 1 vrijspraak heeft bepleit. Het bewijsvermoeden is onvoldoende om een veroordeling voor witwassen te kunnen rechtvaardigen. Daarnaast is de verklaring die de verdachte heeft afgelegd ten dele onderbouwd.
4.2.2.
Beoordeling
Vooropgesteld dient te worden dat het onderzoek in deze zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het ten laste gelegde bedrag van een bepaald misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat eerst moet worden vastgesteld of de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat er zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is. In dat verband wordt het volgende overwogen.
Vaststaat dat er in de woning van de verdachte in een schoenendoos in de kast op de overloop een contant geldbedrag van aanzienlijke omvang is aangetroffen, te weten een bedrag van in totaal € 40.000.-, onderverdeeld in briefjes van 10, 20, 50 en 100 euro. Uit onderzoek blijkt dat de geldstromen, de opbrengsten van de bedrijven en de inkomsten van de verdachte in geen enkele verhouding staan tot het aangetroffen geldbedrag. Ook de vele mails waarin bij de verdachte op het betalen van openstaande schulden wordt aangedrongen geven geen beeld van de financiën van de verdachte dat in de buurt komt van een (legale) verklaring voor het aangetroffen contante geldbedrag. Op grond daarvan acht de rechtbank het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd, zodat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
De verdachte verklaart het aangetroffen bedrag uit de opbrengst van de verkoop van een deel van een van zijn visbedrijven en een bedrag van € 9.000,- dat hij contant van zijn privérekening heeft opgenomen. De verdachte heeft desgevraagd niet aan willen geven welke bedrijfsactiviteiten, en onder welke condities, hij in concreto heeft verkocht, wat de feitelijke opbrengst daarvan is geweest en welke legale inkomsten zijn bedrijven hebben gekend. De legale herkomst van het geld wordt niet onderbouwd door de enkele mededeling dat zijn bedrijven een deels contante omzet hebben gehad. In de overgelegde stukken is die omzet niet teruggevonden. Voor zover de verdachte nog doelt op de afspraken die hij in het kader van een kennelijke ontbinding van de [naam bedrijf 3] in 2016 heeft gemaakt kan dit ook niet als afdoende verklaring dienen. Daarin wordt namelijk gesproken over een koopsom die aangewend moet worden om het negatief kapitaal op naam van de verdachte aan te zuiveren gevolgd door een uitkering in termijnen. Ook de uitwerking van deze afspraken heeft hij verder niet willen of kunnen concretiseren, zodat ook deze verklaring niet als concreet en verifieerbaar beschouwd kan worden.
Nu door de verdachte geen verklaring is gegeven die het vermoeden van witwassen weerlegt, betekent dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat het geldbedrag geen legale herkomst had. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 februari 2019 te Amsterdam een geldbedrag van 40.000,- EURO- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van 40.000 euro. Door zijn handelen heeft de verdachte opbrengsten van criminele activiteiten aan het zicht van justitie onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Witwassen faciliteert andere criminaliteit en door zich daaraan schuldig te maken draagt verdachte bij aan de instandhouding daarvan. Het tast bovendien de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie.
7.2
Strafmaatoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmodaliteit en de duur daarvan rekening met het voorgaande en met het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de verdachte vrijspreekt van het onder 1 ten laste gelegde, zal een lagere gevangenisstraf worden opgelegd dan door de officier van justitie is geëist.
Ten voordele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte een blanco strafblad heeft en ook na 8 februari 2019 niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie en justitie. De verdachte heeft een gezin en is recentelijk een hoveniersbedrijf begonnen wat, naar zijn zeggen, goed loopt. Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij geen volle verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen die gelijk is aan het voorarrest, zodat de verdachte de positieve ontwikkelingen in zijn leven kan voortzetten. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Samsung telefoon en het geldbedrag van € 40.000,- verbeurd te verklaren. Ten aanzien van de in beslag genomen stoffen zakjes vordert de officier van justitie teruggave aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt een last tot teruggave aan de verdachte ten aanzien van het geldbedrag van € 40.000,- en de stoffen zakjes.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 40.000,- zal worden verbeurd verklaard, omdat het feit met betrekking tot dit geldbedrag is begaan. Ten aanzien van de in beslag genomen stoffen zakjes zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Ten aanzien van de in beslag genomen Samsung telefoon zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu de verdachte stelt niet de eigenaar van dat toestel te zijn en thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 55 (vijfenvijftig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit: een geldbedrag van € 40.000,-
- gelast de teruggave aan verdachte van: drie stoffen zakjes
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: de Samsung telefoon;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
beveelt dat de borgsom van € 15.000.-, die door of namens de verdachte als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden is gestort, wordt teruggegeven aan degene die deze zekerheid heeft gesteld.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2019 tot en met 8 februari 2019 te Breda en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, ongeveer 49,49 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2019 tot en met 8 februari 2019 te Breda en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) 49,49 kilogram cocaïne, in elk geval een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
een transportkist met daarin een kiel bevattende die 49,49 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne bij een transporteur (te weten [naam bedrijf 1]) heeft aangeboden voor vervoer vanuit Nederland naar Engeland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2019 tot en met 8 februari 2019 te Breda en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 49,49 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 februari 2019 tot en met 8 februari 2019 te Breda en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, althans opzettelijk aanwezig hebben van een (handels)hoeveelheid van 49,49 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit;
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s):
- een transportkist met daarin een kiel bevattende die 49,49 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne bij een transporteur (te weten [naam bedrijf 1]) aangeboden voor vervoer vanuit Nederland naar Engeland en/of
- één of meerdere telefoongesprekken gevoerd en/of e-mailberichten verstuurd en/of ontvangen met betrekking tot het transport en/of het (in Engeland) afleveren van die kiel met daarin verborgen een hoeveelheid cocaïne, en/of
- afspraken gemaakt met en/of instructies gegeven aan het transportbedrijf betreffende het vervoer van die kiel en de behandeling ervan gedurende het transport.
2
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen, van een geldbedrag van 40.000,- EURO, althans van (een) geldbedrag(en),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op dat/die geldbedrag(en) waren, en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden hebben gehad en/of
- dat/die geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij wist dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.