ECLI:NL:RBROT:2021:8209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/621147 / JE RK 21-1758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 29 juni 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin zorgen werden geuit over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De minderjarige vertoont problematisch gedrag, waaronder het niet naar school gaan, het niet accepteren van gezag van de ouders, slaapproblemen, stemmingswisselingen en suïcidale gedachten. De ouders zijn betrokken, maar niet in staat om de zorgen af te wenden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond zijn gehoord.

De ouders hebben aangegeven dat zij al veel hulpverlening hebben gehad, maar dat deze vaak niet doorzet en dat zij tegen wachtlijsten aanlopen. Zij zijn van mening dat een ondertoezichtstelling niet in het belang van [voornaam minderjarige] is, vooral omdat zij zich heeft aangemeld voor een opleiding en de zorgen volgens hen zijn verminderd. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat er ernstige bedreigingen zijn voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om passende hulpverlening te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling opgelegd tot aan de meerderjarigheid van [voornaam minderjarige], met de hoop dat het vertrouwen tussen de ouders, de minderjarige en de hulpverlening hersteld kan worden.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/621147 / JE RK 21-1758
datum uitspraak: 2 augustus 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2004 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 29 juni 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 2 augustus 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de ouders.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht tot aan haar meerderjarigheid.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] gaat niet naar school, accepteert geen gezag van de ouders, heeft slaapproblemen, stemmingswisselingen en suïcidale gedachten. [voornaam minderjarige] heeft ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Ouders geven aan dat het beter gaat sinds zij zijn verhuisd. De ouders zijn erg betrokken, maar niet in staat de zorgen af te wenden. Een ondertoezichtstelling is nodig om passende hulpverlening in te zetten en te zorgen dat de hulp wordt doorgezet. Het is belangrijk dat gekeken wordt naar wat [voornaam minderjarige] kan en wil. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] hiervoor gemotiveerd is en dat de ouders zich gesteund voelen.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Gebleken is dat er meerdere hulpverleningsaanmeldingen spaak zijn gelopen. Er heeft helaas geen overdracht plaatsgevonden van het drangtraject naar het dwangtraject. Het vertrouwen bij de ouders zal weer terug moeten komen.
De ouders zijn het niet eens met het verzoek. De ouders hebben al heel veel hulpverlening gehad. Zij krijgen steeds weer nieuwe hulpverleners, die keer op keer vervangen worden. Ouders moeten telkens opnieuw hun verhaal vertellen, waarna tóch weer wordt teruggegrepen op verouderde informatie. Bovendien lopen zij tegen wachtlijsten aan. Het vertrouwen bij de ouders en bij [voornaam minderjarige] is volledig weg. De zorgen zijn inmiddels al een stuk verminderd. [voornaam minderjarige] heeft zich aangemeld voor een opleiding en zal hiermee in het nieuwe schooljaar starten. Een opname is daarom zeker niet in haar belang. De ouders verwachten niet dat een ondertoezichtstelling zal helpen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag, gaat niet naar school, gebruikt drugs en heeft depressieve en suïcidale gedachten. Het is positief dat het volgens de ouders beter gaat en dat [voornaam minderjarige] gemotiveerd is om aan een nieuwe opleiding te beginnen, maar deze ontwikkeling is nog pril. Uit het verleden is eerder een patroon gebleken waarbij hulpverlening is gestart, maar niet wordt doorgezet. Dat de ouders inmiddels ‘hulpverleningsmoe’ zijn en geen vertrouwen meer hebben, is begrijpelijk gelet op hun negatieve ervaringen. Hun vertrouwen zal weer moeten groeien. Daartoe ziet de kinderrechter een belangrijke rol voor de GI weggelegd. Dat er geen overdracht heeft plaatsgevonden van het drangtraject naar het dwangtraject draagt hieraan niet bij en versterkt het gevoel bij de ouders dat een ondertoezichtstelling niet zal werken. Ondanks de negatieve ervaringen van de ouders acht de kinderrechter een ondertoezichtstelling evenwel noodzakelijk. [voornaam minderjarige] geeft zelf aan dat zij graag nog wil werken aan haar trauma’s en emotieregulatie. Zij wordt bijna 18 jaar, waardoor er niet veel tijd meer is om de noodzakelijke hulpverlening in te zetten en te bestendigen. Een jeugdbeschermer heeft de regie over de hulpverlening en zal de ouders ontlasten. Wel is hierbij van groot belang dat het vertrouwen bij [voornaam minderjarige] en de ouders terugkomt en dat zij gemotiveerd zijn voor de hulpverlening. Het is aan de GI om hiervoor zorg te dragen. Een goede en transparante samenwerking tussen de jeugdbeschermer, de ouders en [voornaam minderjarige] is de sleutel tot een succesvol traject.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen tot aan haar meerderjarigheid.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 2 augustus 2021 tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot 25 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2021 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.