In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [voornaam minderjarige] niet aanwezig was. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat er sprake was van een acute bedreiging van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De minderjarige vertoonde suïcidale gedachten en automutilatie, en stond niet open voor behandeling. De moeder had de minderjarige meegenomen naar Turkije, wat zorgwekkend werd geacht door de kinderrechter.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder de ernst van de problematiek niet inziet en dat haar handelen niet in het belang van [voornaam minderjarige] is. Ondanks dat de moeder aangaf open te staan voor hulp, bleek uit haar acties dat zij de noodzakelijke GGZ-opname voor [voornaam minderjarige] niet wilde faciliteren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van [voornaam minderjarige] te waarborgen en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 9 augustus 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.