ECLI:NL:RBROT:2021:8212

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/622623 / JE RK 21-2007
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [voornaam minderjarige] niet aanwezig was. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat er sprake was van een acute bedreiging van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De minderjarige vertoonde suïcidale gedachten en automutilatie, en stond niet open voor behandeling. De moeder had de minderjarige meegenomen naar Turkije, wat zorgwekkend werd geacht door de kinderrechter.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder de ernst van de problematiek niet inziet en dat haar handelen niet in het belang van [voornaam minderjarige] is. Ondanks dat de moeder aangaf open te staan voor hulp, bleek uit haar acties dat zij de noodzakelijke GGZ-opname voor [voornaam minderjarige] niet wilde faciliteren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van [voornaam minderjarige] te waarborgen en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 9 augustus 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/622623 / JE RK 21-2007
datum uitspraak: 2 augustus 2021

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] ( [geboorteland minderjarige] ), hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ;

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 juli 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 2 augustus 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart, telefonisch, is gehoord,
- de advocaat van de moeder, mr. T. Grootenhuis,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 21 juli 2021 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 21 oktober 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in accommodatie van een aanbieder voor GGZ-zorg verleend voor de duur van vier weken. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een aanbieder van GGZ-zorg te verlenen voor de duur van drie maanden. Vier weken hiervan zijn reeds verleend.
De Raad heeft het resterende deel van het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is sprake van een acute bedreiging van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Ze is ongelukkig, suïcidaal en automutileert. Ze staat niet open voor behandeling. De moeder denkt dat [voornaam minderjarige] door demonen wordt bezeten en wil een korandeskundige inschakelen. Yulius heeft [voornaam minderjarige] beoordeeld en acht een GGZ-opname noodzakelijk. Zij wordt hieraan door de moeder onttrokken. De moeder is direct na het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing met [voornaam minderjarige] vertrokken naar Turkije. Dat is zorgelijk.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Het is begrijpelijk dat [voornaam minderjarige] is geschrokken van de uitspraak van de kinderrechter en het advies voor een opname. Yulius adviseert enkel een opname als dit strikt noodzakelijk is. Ambulante hulpverlening is niet voldoende. De zorgen zijn dus groot. De moeder is sinds het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet meer bereikbaar voor de jeugdbeschermer.
Namens de moeder is het volgende verklaard. De moeder heeft geen bezwaar tegen de voorlopig ondertoezichtstelling, maar wel tegen de uithuisplaatsing. [voornaam minderjarige] zat niet lekker in haar vel omdat er veel op haar afkwam, ze had het erg druk. [voornaam minderjarige] heeft nu rust nodig. Vandaar dat zij momenteel in Turkije zijn, voor vakantie. De moeder staat open voor hulpverlening in de thuissituatie. Ook [voornaam minderjarige] geeft aan andere hulp dan een GGZ-opname te willen. Een uithuisplaatsing is daarom niet noodzakelijk.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] kampt met depressieve en suïcidale gedachten. [voornaam minderjarige] zit duidelijk niet goed in haar vel en heeft in verband hiermee meermaals de politie gebeld. De moeder lijkt de ernst van de problematiek niet in te zien en wil dat [voornaam minderjarige] met rust gelaten wordt. De moeder geeft aan open te staan voor hulp, maar dit blijkt niet uit haar handelen. De reis van de moeder naar Turkije lijkt een vluchtactie om [voornaam minderjarige] te onttrekken aan de dringend geadviseerde GGZ-opname. De moeder handelt hiermee in strijd met voormelde beschikking van de kinderrechter. Bovendien is zij sindsdien niet langer bereikbaar voor de GI. De moeder handelt daarmee niet in het belang van [voornaam minderjarige] . Aanvankelijk leek de moeder enkel open te staan voor de hulp die zij zelf nodig acht, zoals behandeling door een korandeskundige. Ter zitting is namens haar verklaard dat zij bereid is om haar medewerking te verlenen aan reguliere ambulante behandeling voor [voornaam minderjarige] . De kinderrechter acht het van belang dat de moeder zo snel mogelijk met [voornaam minderjarige] terug naar Nederland komt zodat [voornaam minderjarige] kan starten met de noodzakelijke behandeling en hulpverlening. Mogelijkerwijs kan met een meewerkende opstelling van de moeder alsnog (op termijn) gekozen worden voor ambulante hulpverlening, maar hierop kan niet worden vooruit gelopen. De kinderrechter acht een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk om de veiligheid van [voornaam minderjarige] te kunnen waarborgen.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een
aanbieder voor GGZ-zorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2021 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.