ECLI:NL:RBROT:2021:8227

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/621719 / FA RK 21-5221
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in aansluiting op voortzetting crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 20 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een psychotische stoornis, en daarnaast kampt met cannabismisbruik. De officier van justitie had op 8 juli 2021 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging in aansluiting op een eerder verleende crisismaatregel. Tijdens de mondelinge behandeling, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, werd de betrokkene gehoord, samen met zijn waarnemend advocaat. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van ernstig nadeel door het gedrag van de betrokkene, dat voortkwam uit zijn psychische aandoening. Dit gedrag leidde tot risico's voor zijn eigen veiligheid en die van anderen.

De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren, aangezien de betrokkene onvoldoende ziektebesef en inzicht had in zijn situatie. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden en dat de betrokkene zorg nodig had om zijn geestelijke gezondheid te herstellen. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verschillende maatregelen, waaronder het toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie.

De beschikking werd mondeling gegeven door rechter C.H. van Breevoort-de Bruin en is op 23 juli 2021 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/621719 / FA RK 21-5221
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 20 juli 2021 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Erasmus MC, locatie Dr. Molewaterplein te Rotterdam,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 8 juli 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 7 juli 2021;
  • de zorgkaart van 7 juli 2021;
  • het zorgplan van 30 juni 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz; en
  • de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 juli 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
- betrokkene met mr. G. Ozveren, waarnemend advocaat namens mr. D.S. Lösing; en
- [naam waarnemend arts] , waarnemend arts, verbonden aan Erasmus MC.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 juni 2021, is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Tijdig, te weten op 8 juli 2021, is onderhavig verzoek ingediend.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis. Daarnaast is er sprake van cannabismisbruik.
2.3.
De advocaat bepleit namens betrokkene afwijzing van het verzoek vanwege de afwezigheid van ernstig nadeel. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Sinds enkele weken is betrokkene psychotisch ontregeld waardoor hij niet meer in staat was om zijn werk als zelfstandige voort te zetten en zijn sociale contacten te onderhouden. Voorafgaand aan de opname was hij gedesoriënteerd en sliep hij onvoldoende. Ook was er sprake van achterdocht naar zijn ex-partner en naasten waarbij hij zich dreigend en provocerend naar hen opstelde. Betrokkene had grootheidsideeën en wanen. Zo beweerde hij kinderen te kunnen adopteren en een kledinglijn op te kunnen zetten. Ook meende hij vermoord te worden door zijn familie, gehackt te worden en vervolgd te worden door de politie. Vanuit zijn psychotische belevingen heeft betrokkene bij onbekenden aangebeld waarbij hij aangaf vermoord te worden en was hij voornemens om bij omwonenden huiszoekingen te gaan doen. Betrokkene heeft op straat overnacht en is dronken gaan autorijden. Verder is hij vanuit een psychotische beleving van het balkon gesprongen waardoor hij zijn enkel had verstuikt. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de arts dat het beter gaat met betrokkene en dat de psychotische symptomen, na het starten van de medicatie, zijn afgenomen. Op momenten kan hij nog onrustig en bezorgd zijn over de toekomst. De arts acht het van belang dat betrokkene zijn medicatie blijft accepteren ter voorkoming van psychotische decompensatie met ernstig nadeel als gevolg. Daarnaast moet gecontroleerd worden op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen. Mogelijk hebben drugs een rol gepeeld bij de ontwikkeling van de bij betrokkene vastgestelde psychotische stoornis. Het herstel is nog pril waardoor het te vroeg is om betrokkene naar huis te laten gaan. Er wordt met betrokkene toegewerkt naar ontslag waar de zorg in ambulante setting kan worden voortgezet.
2.4.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene heeft onvoldoende ziektebesef en geen ziekte-inzicht. De arts verklaart ter zitting dat betrokkene zich niet fysiek verzet tegen zorg maar hier ambivalent tegenover staat. Zo onderhandelt betrokkene over de voorgeschreven dosering van zijn medicatie waarbij hij aangeeft het niet nodig te hebben. In tegenstelling tot de arts verklaart betrokkene voldoende te zijn gestabiliseerd en daarom geen zorgmachtiging meer nodig te hebben. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. De advocaat bepleit subsidiair om enkel de verzochte vormen van zorg
het toedienen van medicatieen
het opnemen in een accommodatietoe te wijzen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles, ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, gedurende de opname;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudend dat betrokkene ambulant behandelcontact toelaat en ambulante behandelafspraken nakomt; en
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, het insluiten en het uitoefenen van toezicht op betrokkene, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.9.
De advocaat stelt meer subsidiair voor om de verzochte vorm van zorg
het opnemen in een accommodatiete verlenen, anders dan verzocht, voor de duur van drie maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zorgmachtiging voor een kortere duur te verlenen. Ter zitting heeft de arts verklaard te voorzien dat voor de benodigde behandeling tenminste het gevraagde half jaar zal gaan duren. De zorgmachtiging zal daarom aansluitend op een voortgezette crisismaatregel worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 januari 2022;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 20 juli 2021 mondeling gegeven door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 23 juli 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.