ECLI:NL:RBROT:2021:8277

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
10/089425-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging gepleegd met bewezenverklaring en strafoplegging

Op 2 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld, gepleegd in vereniging. De feiten vonden plaats op 6 maart 2021, toen de verdachte samen met medeverdachten de aangever, een voormalig werknemer, onder valse voorwendselen naar een kelderbox lokte. Tijdens deze confrontatie werd de aangever mishandeld en bestolen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever, ondanks inconsistenties, voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals afgeluisterde telefoongesprekken. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte de diefstal met geweld bewezen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 138 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast werd een contactverbod met de aangever opgelegd. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, die door de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk moest worden betaald. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafoplegging, waarbij werd opgemerkt dat het ging om een eenmalige fout van een anderszins niet gewelddadig persoon.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/089425-21
Datum uitspraak: 2 augustus 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, waarbij de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het dreigen met een vuurwapen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede oplegging van de 38v-maatregel voor de duur van 2 jaren onder dadelijke uitvoerbaarheid, inhoudende een contactverbod met aangever [naam slachtoffer] en een locatieverbod voor het woonadres van aangever, met een vervangende hechtenis van 1 week per overtreding met een maximum van 6 maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, aangezien niet kan worden bewezen dat hij heeft deelgenomen aan de ten laste gelegde geweldshandelingen of dat door hem bedreigingen zijn geuit. De verklaringen van de aangever [naam slachtoffer] zijn niet consistent, deels aantoonbaar onjuist en worden op belangrijke onderdelen niet ondersteund door ander bewijs en kunnen dus niet voor het bewijs worden gebruikt. Niet kan worden bewezen dat de aangever met een vuurwapen is bedreigd of met een stalen buis is geslagen.
Ook is er onvoldoende bewijs dat een of meer goederen van de aangever zijn weggenomen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 6 maart 2021 is door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (verder: [naam medeverdachte 1] ) onder valse voorwendselen (het repareren van zijn scooter) een afspraak gemaakt met aangever [naam slachtoffer] . Het doel was om de aangever naar de kelderbox van de woning van [naam medeverdachte 1] te lokken, om hem in contact te brengen met de verdachte en diens compagnon, tevens medeverdachte [naam medeverdachte 2] (verder: [naam medeverdachte 2] ), naar aanleiding van een al langer bestaand zakelijk conflict. De verdachten waren alle drie op de hoogte van de gemaakte afspraak en waren ook in de kelderbox aanwezig bij de confrontatie met de aangever.
De aangever is met letsel uit deze confrontatie gekomen. Bij de kelderbox zijn door de politie verse bloeddruppels aangetroffen.
Dat niet alle onderdelen uit de verklaringen van de aangever steun vinden in ander bewijs maakt die verklaringen nog niet, als ongeloofwaardig, onbruikbaar voor het bewijs. Van aantoonbaar onjuist is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank zal deze verklaringen wel gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het dreigen met een vuurwapen en het slaan met een ijzeren pijp, omdat daarvoor onvoldoende steunbewijs voor handen is. De verklaring van de aangever dat hij tegen het hoofd en tegen het lichaam is geslagen, dat hij is vastgehouden en dat hij in een hoek is geduwd, wordt ondersteund door de FARR-verklaring en de verklaring van verdachte zelf, dat hij een schermutseling heeft waargenomen. Deze geweldshandelingen acht de rechtbank bewezen.
Ten aanzien van de weggenomen goederen overweegt de rechtbank als volgt.
Het dossier biedt onvoldoende duidelijkheid met betrekking tot het ten laste gelegde afnemen van sleutels door de verdachten. Ook hiervan zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
De verklaring van aangever dat er geld van hem is weggenomen vindt steun in een afgeluisterd telefoongesprek op 12 april 2021 (nummer [nummer 1] ), gevoerd door [naam medeverdachte 1] met een onbekend gebleven man. Hierin zegt [naam medeverdachte 1] dat er doekoe (geld) is gepakt. De rechtbank deelt niet de uitleg van de verdediging dat [naam medeverdachte 1] deze opmerking heeft gemaakt op basis van een mededeling van de politie bij de oproep om zich op het bureau te melden voor verhoor. Een verhoor voor diefstal met geweld zegt op voorhand niets over wat er bij die diefstal zou zijn weggenomen. Dat het zou gaan om het wegnemen van geld is een mededeling van [naam medeverdachte 1] , die naar het oordeel van de rechtbank duidt op eigen wetenschap van wat er bij de bewuste diefstal is weggenomen.
Voor de overtuiging van de rechtbank dat de verdachte zich, met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, weegt nog het volgende mee. Ook de verdachte heeft het in afgeluisterde telefoongesprekken over het voorval met aangever. Dat het daarbij niet ging om een gewoon gesprek met de aangever blijkt bijvoorbeeld uit een gesprek van de verdachte met [naam medeverdachte 2] op 4 april 2021 (nummer [nummer 2] ), waarin verdachte zegt dat hij met [voornaam medeverdachte 1] ( [naam medeverdachte 1] ) in zijn maag zit en dat als [voornaam medeverdachte 1] bij de wouten is geweest en los komt er even een plan moet worden gemaakt.
Verdachte heeft voorts, net als [naam medeverdachte 2] , uitvoerig verklaard over wat aangever naar zijn oordeel verkeerd had gedaan in de tijd dat hij voor hem werkte. Dat had ook financieel nadeel tot gevolg gehad. Kortom, verdachte en [naam medeverdachte 2] hadden een appeltje te schillen met aangever en daarover moest aangever die avond, daarheen gelokt onder valse voorwendselen, verantwoording afleggen. Dat het daarbij slechts om een gewoon zakelijk gesprek zou gaan, vindt de rechtbank ook om die reden niet geloofwaardig.
De rechtbank acht medeplegen bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt genoegzaam dat verdachte met zijn medeverdachten een afspraak had de confrontatie met aangever aan te gaan en dat zij bij die confrontatie, te kwalificeren als een diefstal met geweld, gezamenlijk zijn opgetreden.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 maart 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
een geldbedrag dat toebehoorde aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door die [naam slachtoffer]
- meermalen tegen het hoofd en het lichaam te slaan en
- in een hoek te drukken en
- vast te houden en
- te duwen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is derhalve strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal met geweld in vereniging. De verdachte had samen met zijn zakenpartner [naam medeverdachte 2] een zakelijk conflict met voormalig werknemer [naam slachtoffer] . Op 6 maart 2021 is [naam slachtoffer] door medeverdachte [naam medeverdachte 1] onder valse voorwendselen naar een kelderbox gelokt, alwaar de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] bij [voornaam slachtoffer] verhaal wilden halen.
Die confrontatie is vervolgens uit de hand gelopen en [naam slachtoffer] is door drie man mishandeld en bestolen. Dit moet bij [naam slachtoffer] , die daar kwam om iemand met zijn kapotte scooter te helpen, en bovendien iemand met een zogenaamd rugzakje (autisme), schrik en angst hebben veroorzaakt. Dit is een zeer laakbare manier om met een zakelijk geschil om te gaan en de rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit.
Rapportage
Reclassering Nederland, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 april 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Er lijkt geen sprake te zijn van agressieproblematiek. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor problemen op sociaal maatschappelijk gebied of problemen in het psychosociaal functioneren. Er worden geen problemen in het dagelijks functioneren ervaren en er is geen hulpvraag voor de reclassering. Het risico op recidive en letselschade en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Er zijn geen aanknopingspunten gevonden voor het inzetten van reclasseringsinterventies. Wel wordt geadviseerd om een contactverbod met de aangever op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank zal echter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur opleggen, dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat de diefstal met geweld feitelijk een uit de hand gelopen zakelijk geschil is. Hoewel zeker verwijtbaar lijkt het, gezien het blanco strafblad en het rapport van de reclassering, te gaan om een eenmalige fout van een op zich niet gewelddadig persoon. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis is ook niet meer gebleken van verdere confrontaties met de aangever. Tevens ziet de rechtbank de zwaarwegende persoonlijke belangen, gelegen in de voortgang van zijn bedrijven, van de verdachte.
Gelet hierop zal de rechtbank het deel van de gevangenisstraf dat uitgaat boven de tijd in voorarrest voorwaardelijk opleggen en daarnaast een forse werkstraf op leggen.
De rechtbank ziet, met de officier van justitie, nog aanleiding de aangever, nu het onderliggende zakelijk conflict nog niet lijkt te zijn opgelost, tegen de verdachte te beschermen, in de vorm van een contactverbod. Zij vindt het voldoende om dit als voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden. Deze voorwaarde zal zij wel dadelijk uitvoerbaar verklaren. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.858,77 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.750,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 889,33 en de immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,- Een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en onder hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte met de medeverdachten. De benadeelde partij dient in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering wegens de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de verdediging zich ten aanzien van de materieel gevorderde schade niet verzet tegen toewijzing van de posten betreffende de daggeldvergoeding ziekenhuis en medische kosten. De verdediging heeft zich wel verzet tegen toekenning van de posten medicijnen, tandartskosten en toekomstige tandartskosten. De raadsman heeft afwijzing van deze posten bepleit en ten aanzien van de post toekomstige tandartskosten subsidiair de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in dat onderdeel van de vordering bepleit.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging subsidiair aanzienlijke matiging van het bedrag bepleit.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering voor de posten ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 31), medicijnen (€ 25) en medische kosten (€ 370,29) genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdediging van de post medicijnen, worden toegewezen.
Het deel van de vordering dat ziet op de tandartskosten (€ 463,04) acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Uit het dossier blijkt niet dat de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit een gebitsbeschadiging heeft opgelopen.
De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering en in het deel dat ziet op toekomstige tandartskosten, niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar deze gestelde schade vormt een te zware belasting voor deze strafzaak. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 maart 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.926,29 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 138 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 120 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met
aangever [naam slachtoffer] , geboren [geboortedatum] ;
bepaalt dat deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met diens mededaders [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] zo, dat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.926,29, bestaande uit € 426,29 aan materiële schade en € 1.500 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van benadeelde [naam slachtoffer] te betalen
€ 1.926,29(hoofdsom), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.926,29 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
29 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag (van ongeveer 915 euro) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/ of gevolgd van geweld en/ of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die
[naam slachtoffer]
- meermalen tegen het hoofd en/ of het lichaam te slaan en/ of
- meermalen met een ijzeren pijp en/of metalen buis, althans een hard voorwerp, te
slaan en/of
- in een hoek te drukken en/ of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/ of
tegen het hoofd te zetten en/ of
- dreigend de woorden toe te voegen: "Als ik je in Zevenkamp zie, pak ik je geld
totdat je alles terugbetaald hebt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/ of
strekking en/ of
- vast te houden en/ of
- te duwen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Rotterdam
openlijk, te weten, op/aan de Zevenkampsering, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [naam slachtoffer]
door die [naam slachtoffer]
- meermalen tegen het hoofd en/ of het lichaam te slaan en/ of
- meermalen met een ijzeren pijp en/of metalen buis, althans een hard voorwerp, te
slaan en/of
- in een hoek te drukken en/ of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/ of
tegen het hoofd te zetten en/ of
- dreigend de woorden toe te voegen: "Als ik je in Zevenkamp zie, pak ik je geld
totdat je alles terugbetaald hebt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/ of
- te duwen en/ of
- vast te houden en/ of
- ( een deel van) voornoemd incident te filmen;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met voorbedachten rade
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer]
- meermalen tegen het hoofd en/ of het lichaam te slaan en/ of
- meermalen met een ijzeren pijp en/of metalen buis, althans een hard voorwerp, te
slaan en/of
- in een hoek te drukken en/ of
- vast te houden en/ of
- te duwen;
(art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht)