ECLI:NL:RBROT:2021:8329

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
620111
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een jeugdhulpaccommodatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI) om de uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen tot 31 augustus 2021. De ouders van [naam kind] zijn het niet eens met de plaatsing en hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De ouders zijn van mening dat de plaatsing bij de Hondsberg niet in het belang van [naam kind] is en dat er onwaarheden in de rapportage van de GI staan.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds 31 mei 2021 op vrijwillige basis bij de Hondsberg verblijft en dat het noodzakelijk is dat deze uithuisplaatsing wordt voortgezet. De kinderrechter heeft daarbij benadrukt dat het van belang is dat de ouders in gesprek gaan met de GI om te onderzoeken welke hulpverlening er kan worden ingezet om een eventuele terugkeer van [naam kind] bij de ouders voor te bereiden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing met terugwerkende kracht verlengd en verklaard dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/620111 / JE RK 21-1592
datum uitspraak: 14 juli 2021
Beschikking van de kinderrechter inzake verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2015 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. V.K.S. Deetman, te Dordrecht

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. V.K.S. Deetman, te Dordrecht

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 juni 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- het verweerschrift van mr. V.K.S. Deetman, de advocaat van de ouders, van 9 juli 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 14 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft bij de Hondsberg.
Bij beschikking van 31 augustus 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 31 augustus 2021. Tevens heeft de kinderrechter bij die beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 31 mei 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 31 augustus 2021.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is blijven liggen waardoor de machtiging tot uithuisplaatsing inmiddels is verlopen. Dit maakt dat [naam kind] sinds 31 mei 2021 op vrijwillige basis bij de Hondsberg verblijft. Het is noodzakelijk dat het verblijf van [naam kind] bij de Hondsberg wordt voortgezet. Op dit moment is duidelijk geworden welke hulpverlening [naam kind] nodig heeft. Het is daarentegen ook van belang dat er wordt onderzocht welke hulpverlening de ouders nodig zullen hebben in de thuissituatie om een terugplaatsing van [naam kind] te kunnen realiseren. Hiervoor is nodig dat er een persoonlijkheidsonderzoek zal plaatsvinden met betrekking tot de ouders. Naar aanleiding van dit persoonlijkheidsonderzoek zal er passende hulpverlening kunnen worden ingezet. Tot op heden is het nog niet gelukt om de ouders te betrekken in het hulpverleningstraject van [naam kind] bij de Hondsberg. De aankomende periode is van belang dat de ouders gaan inzien dat het belangrijk is om mee te werken aan het hulpverleningstraject zodat er uiteindelijk naar terugplaatsing van [naam kind] kan worden toegewerkt. Bij de mondelinge behandeling heeft de vertegenwoordiger van de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing met terugwerkende kracht te verlengen.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de ouders is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Ondanks dat de ouders [naam kind] niet hebben meegenomen tijdens de periode van vrijwillige plaatsing bij de Hondsberg, zijn de ouders het niet eens met de plaatsing van [naam kind] bij de Hondsberg. De reden dat [naam kind] bij de Hondsberg is geplaatst is gelegen in de deskundigheid die ze daar kunnen bieden. De ouders hadden liever gezien dat [naam kind] dichterbij zou zijn geplaatst. De ouders zien onvoldoende vooruitgang, terwijl [naam kind] al zeven maanden bij de Hondsberg verblijft. Daarnaast vinden de ouders het onacceptabel dat er onwaarheden zijn opgenomen in de rapportage van de GI, waaronder de stelling dat de ouders een verstandelijke beperking zouden hebben. Dit maakt dat de ouders willen dat het verblijf van [naam kind] bij de Hondsberg niet wordt voortgezet en dat [naam kind] terug komt naar huis.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind] bij de Hondsberg verblijft. De afgelopen periode is er onderzocht welke hulpverlening [naam kind] verder nodig heeft om zich op een positieve manier te ontwikkelen. Het hulpverleningstraject van [naam kind] bij de hondsberg is echter nog niet beëindigd. Een vroegtijdige beëindiging van dit hulpverleningstraject is niet in het belang van [naam kind] en daarom moet zijn verblijf bij de Hondsberg voorlopig nog worden voortgezet.
Daarentegen is het ook van belang dat er in samenwerking met de ouders wordt onderzocht welke hulpverlening er nog nodig is in de thuissituatie. Hoewel de ouders het niet eens zijn met de plaatsing van [naam kind] bij de Hondsberg, is van groot belang dat de ouders in gesprek gaan met de GI om te onderzoeken welke hulpverlening er kan worden ingezet om een eventuele terugkeer van [naam kind] bij de ouders voor te bereiden en te effectueren. De kinderrechter wil benadrukken dat het van belang is om naar de toekomst te kijken. De ouders willen graag dat [naam kind] weer thuis komt wonen en hiervoor is een samenwerking met de GI noodzakelijk. Alleen dan kan er nog toegewerkt worden naar een terugplaatsing van [naam kind] bij de ouders.
Gezien het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 31 mei 2021 tot 31 augustus 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 16 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.