ECLI:NL:RBROT:2021:8334

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
621773
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 20 juli 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van [naam kind], geboren in 2007, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de moeder en de vader als belanghebbenden aangemerkt. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W.A. Berghuis, heeft ingestemd met het verzoek van de Raad, maar heeft ook haar zorgen geuit over het gebrek aan informatie tijdens de vrijwillige plaatsing van [naam kind] bij de oom en tante. De vader heeft eveneens ingestemd met het verzoek, maar wil eerst de uitkomsten van het politieonderzoek afwachten.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind], die momenteel bij de oom en tante verblijft. Er zijn beschuldigingen van mishandeling en seksueel misbruik door de moeder en de stiefvader, wat heeft geleid tot het verzoek om ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geoordeeld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor ondertoezichtstelling is vervuld, zoals neergelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 20 oktober 2021.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021. De kinderrechter heeft benadrukt dat de moeder betrokken moet blijven bij de zorg voor [naam kind], ondanks de uithuisplaatsing. De GI zal een begeleidende rol moeten spelen in het contactherstel tussen [naam kind] en de moeder. De beschikking is schriftelijk vastgesteld op 30 juli 2021, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/621773 / JE RK 21-1879
datum uitspraak: 20 juli 2021
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2007 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen: [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. W.A. Berghuis, te Dordrecht.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 9 juli 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- het verweerschrift van de moeder van 18 juli 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 20 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam] .
[naam kind] heeft voorafgaand aan de zitting haar mening aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter zitting.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft bij de oom en tante (vaderszijde; hierna: vz).

Het verzoek

De Raad heeft de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van drie maanden. Tevens heeft de Raad een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg, te weten in het netwerk bij de oom en tante (vz), verzocht voor de duur van drie maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Op 21 mei heeft [naam kind] aangegeven dat zij mishandeld en seksueel misbruikt wordt door de moeder en de stiefvader. De vader heeft hierna direct contact gezocht met de politie. [naam kind] is toen met toestemming van de moeder bij de oom en tante (vz) geplaatst. Enige tijd later trok de moeder deze toestemming in. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het verzoek tot een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de oom en tante (vz). De situatie is zeer zorgelijk. [naam kind] wil momenteel echt niet meer terug naar de moeder en de stiefvader. De aankomende maanden zal er onderzoek worden gedaan. Als er uit het onderzoek is gebleken dat er geen sprake is geweest van mishandeling en seksueel misbruik, dan is er nog steeds sprake van een zorgelijke situatie. Over drie maanden zal hier meer over bekend zijn en dan zal er een vervolgbeslissing moeten worden genomen. Verder zal er in de aankomende maanden moeten worden onderzocht hoe het contact tussen [naam kind] en de moeder (en de stiefvader) in haar belang kan worden vormgegeven.

Het standpunt van de belanghebbende

Door en namens de moeder is ter zitting, onder bepaalde voorwaarden, ingestemd met het verzoek van de Raad. De moeder is het eens met de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de oom en tante (vz). Desondanks vindt de moeder het vervelend dat zij weinig informatie heeft gekregen in de periode dat [naam kind] op vrijwillige basis bij de oom en tante (vz) verbleef. De moeder wist niet dat [naam kind] over was naar de volgende klas op de middelbare school. Het is belangrijk dat een jeugdbeschermer hier een begeleidende rol in gaat spelen. De voorwaarden waaronder de moeder instemt met het verzoek zijn als volgt.
- De uitspraak van de kinderrechter van deze rechtbank wordt nageleefd. [naam kind] heeft niet langer dan 1 uur per keer contact met haar vader en alleen onder begeleiding.
- Hetzelfde geldt voor het contact tussen de grootouders en [naam kind] .
- De moeder wordt om de dag geïnformeerd over [naam kind] door de tante. Dit mag per e-mail. Het gaat erom dat de moeder op de hoogte blijft wat [naam kind] doet en hoe het met haar gaat.
- Er wordt op korte termijn hulpverlening ingezet en er wordt een plan gemaakt om contactherstel mogelijk te maken.
- Voor eventuele vakanties dient de moeder toestemming te geven.

Het standpunt van de informant

De vader heeft ter zitting tevens ingestemd met het verzoek van de Raad. Sinds [naam kind] bij de oom en tante (vz) verblijft is te zien dat het een stuk beter met haar gaat. [naam kind] is veel vrolijker en spontaner en ook op school gaat het ineens beter. [naam kind] vindt het op dit moment belangrijk om eerst af te wachten wat er uit het politieonderzoek naar voren komt, voordat zij weer contact wil met de moeder.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van een ernstige vertrouwensbreuk tussen [naam kind] en de moeder. Deze vertrouwensbreuk staat los van de mishandeling en seksueel misbruik die mogelijk hebben plaatsgevonden in de thuissituatie van de moeder. Ook als uit het politieonderzoek blijkt dat hier geen sprake van is geweest, bestaan er ernstige zorgen gelet op de verklaringen en de beschuldigingen van [naam kind] . De band tussen [naam kind] en de moeder is beschadigd. De aankomende periode zal de GI moeten onderzoeken wat er nodig is om deze band tussen [naam kind] en de moeder weer op te bouwen. Momenteel is het duidelijk dat [naam kind] absoluut niet terug wil naar de moeder. Het is in het belang van [naam kind] dat zij bij de oom en tante (vz) kan blijven.
Gezien het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld zoals neergelegd in artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam kind] weg te nemen. [naam kind] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor de duur van drie maanden. Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [naam kind] met spoed uit huis wordt geplaatst. Dit betekent dat er geen toestemming van de moeder meer nodig is voor het verblijf van [naam kind] bij de oom en tante (vz). Desondanks is het belangrijk dat de moeder betrokken wordt en blijft, omdat de moeder nog steeds belast is met het gezag over [naam kind] . De GI zal hierin een begeleidende rol moeten spelen. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad toe zonder de voorwaarden die gesteld zijn door de moeder. Of en in hoeverre aan de voorwaarden kan worden voldaan, is ter beoordeling van de GI, waarbij de GI het belang van [naam kind] zal laten prevaleren. Voor zover mogelijk zal de GI in overleg met de moeder binnen dit kader moeten nagaan of aan de voorwaarden van de moeder tegemoet kan worden gekomen. Vanzelfsprekend dient de moeder op de hoogte te worden gesteld en te blijven van de ontwikkelingen met en rond [naam kind] . Op welke wijze en in welke mate is (ook) ter beoordeling van de GI.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, regio Zuid-Holland Zuid, tot 20 oktober 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg, te weten in een netwerkpleeggezin bij de oom en tante (vz), tot 20 oktober 2021;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 30 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.