Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
[naam kind 1],
[naam kind 2],
[naam moeder],
Het procesverloop
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 16 juni 2021 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van beide kinderen voor de duur van twaalf maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] voor zes maanden. De moeder van de kinderen heeft ingestemd met het verzoek van de Raad.
Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, is gebleken dat [naam kind 1] een verstandelijke beperking heeft en 24-uurs zorg nodig heeft. Door de coronamaatregelen is de situatie van de kinderen verslechterd, wat heeft geleid tot overbelasting van de moeder. [naam kind 1] is inmiddels op vrijwillige basis uit huis geplaatst en verblijft in een residentiële setting van ASVZ, terwijl [naam kind 2] in een uitwijkhuis van Enver verblijft.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van beide kinderen ernstig wordt bedreigd en dat het vrijwillige hulpverleningskader ontoereikend is gebleken. De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen en machtigingen tot uithuisplaatsing te verlenen, waarbij de nadruk ligt op het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden worden aangevochten bij het gerechtshof te Den Haag.