ECLI:NL:RBROT:2021:8422

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
8841332 CV EXPL 20-38602
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van een geldlening met geschil over opschorting en verrekening

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2021, vorderde eiseres, vertegenwoordigd door mr. F.H.A. Groenendal, betaling van een bedrag van € 11.550,78 van gedaagden, Stichting Administratiekantoor Roosen en [gedaagde]. Eiseres had een geldlening van € 10.000,- verstrekt aan gedaagden, met een terugbetalingstermijn die op 31 oktober 2019 verstreek. Gedaagden voerden als verweer aan dat zij al een bedrag van € 4.500,- hadden betaald en dat het resterende bedrag was geblokkeerd omdat eiseres geen administratie van [naam bedrijf] had overhandigd. De kantonrechter oordeelde dat gedaagden nog € 5.500,- aan eiseres moesten betalen, omdat zij geen geslaagd beroep op opschorting konden doen. De rechter stelde vast dat de betalingen van gedaagden betrekking hadden op de aflossing van de geldlening en niet op een waarborgsom. De kantonrechter wees de vordering van eiseres toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde gedaagden in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8841332 CV EXPL 20-38602
uitspraak: 20 augustus 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. F.H.A. Groenendal,
tegen
1. de stichting
Stichting Administratiekantoor Roosen,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagden,
beiden vertegenwoordigd door [gedaagde].
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’, ‘Roosen’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 20 oktober 2020, met bijlagen;
de conclusie van antwoord, met bijlagen;
het tussenvonnis van 7 december 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de door [eiseres] overgelegde aanvullende bijlage;
het proces-verbaal van de op 10 mei 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij Roosen en [gedaagde] niet zijn verschenen;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2021, waarbij Roosen en [gedaagde] niet zijn verschenen;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juni 2021.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Roosen en [gedaagde] hebben een bedrag van € 10.000,- van [eiseres] geleend. Terugbetaling van dit bedrag moest uiterlijk op 31 oktober 2019 plaatsvinden.
2.2
[eiseres] was enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf], een horecazaak in Roosendaal (hierna: [naam bedrijf]). [eiseres] heeft deze zaak te koop aangeboden via een horecamakelaar. [gedaagde] heeft de aandelen van [naam bedrijf] op 29 augustus 2019 van [eiseres] gekocht. De levering van de aandelen heeft bij notariële akte op dezelfde datum plaatsgevonden.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert dat Roosen en [gedaagde] hoofdelijk bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, worden veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 11.550,78, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 3 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2
[eiseres] legt de betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst aan zijn vordering ten grondslag. Aangezien Roosen en [gedaagde] niet tijdig hebben betaald, zijn zij tevens wettelijke handelsrente en buitenrechtelijke kosten verschuldigd. Het gevorderde bedrag is opgebouwd uit € 10.000,- aan hoofdsom, € 675,78 aan vervallen rente en € 875,- aan buitengerechtelijke kosten.
3.3
Roosen en [gedaagde] voeren als verweer dat zij reeds een bedrag van € 4.500,- aan [eiseres] hebben betaald. Het resterende bedrag hebben zij geblokkeerd omdat [eiseres] geen administratie van [naam bedrijf] kan of wil overhandigen. Daarnaast bleken er na overdracht van de aandelen nog diverse schuldeisers te zijn.

4..De beoordeling

4.1
Aangezien partijen de overname van de aandelen van [naam bedrijf] in hun verweer betrekken, wordt het volgende vooropgesteld. [naam bedrijf] is een rechtspersoon. Rechtspersonen zijn wat het vermogensrecht betreft gelijk aan natuurlijke personen. Een rechtspersoon kan daarom niet aan iemand in eigendom toebehoren of worden overgedragen, maar zij heeft aandeelhouders en een bestuur. [gedaagde] heeft dus niet [naam bedrijf] gekocht, maar hij heeft de aandelen van [naam bedrijf] overgenomen en hij is bestuurder van [naam bedrijf] geworden. Het vermogen, de schulden en de lopende overeenkomsten van [naam bedrijf] zijn door de overdracht van de aandelen niet veranderd.
4.2
Niet in geschil is dat Roosen en [gedaagde] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst een bedrag van € 10.000,- verschuldigd zijn. Roosen en [gedaagde] voeren als verweer dat zij in totaal al € 4.500,- hebben betaald. Deze betalingen blijken uit het door Roosen en [gedaagde] overgelegde afschrift. De betalingen hebben de omschrijving “aflossing” en “volgens afspraak” en zijn verricht vlak na het opeisbaar worden van het leningsbedrag in november 2019. Dit wijst erop dat de betalingen betrekking hebben op de aflossing van de geldlening. [eiseres] heeft daartegen aangevoerd dat de betalingen zien op de terugbetaling van de waarborgsom uit de huurovereenkomst. [eiseres] heeft echter niet uitgelegd waarom Roosen en [gedaagde] deze waarborgsom aan hem zouden moeten betalen. [eiseres] heeft een tussen hem en de verhuurder gewezen vonnis in het geding gebracht, maar daaruit blijkt dit niet. Indien [eiseres] nog een vordering uit hoofde van deze waarborgsom heeft dan is dat een vordering op [naam bedrijf], want die heeft de huurovereenkomst voortgezet (zo blijkt althans uit het overgelegde vonnis). Dat partijen hierover andersluidende afspraken hebben gemaakt is niet gebleken. [eiseres] heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de betalingen zien op de aflossing van de geldlening, zodat ervan zal worden uitgegaan dat een bedrag van € 4.500,- op de lening is afgelost.
4.3
Roosen en [gedaagde] moeten gelet op het bovenstaande nog € 5.500,- aan [eiseres] betalen. De kantonrechter begrijpt dat zij een beroep op opschorting doen omdat [eiseres] de administratie van [naam bedrijf] niet aan [gedaagde] heeft overdragen. Voor een geslaagd beroep op opschorting is vereist dat Roosen en [gedaagde] een opeisbare vordering hebben op [eiseres]. Daar is niet aan voldaan. Roosen was geen partij bij de koop van de aandelen van [naam bedrijf], zodat niet valt in te zien waarom zij betaling van het leenbedrag mag opschorten op grond van een uit die koopovereenkomst voortvloeiende verbintenis. [gedaagde] heeft voorts onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] de administratie niet aan hem heeft overgedragen. Zeker in het licht van de tussen hen gesloten koopovereenkomst, waarin staat dat [eiseres] de administratie voor de levering van de aandelen aan [gedaagde] ter beschikking zal stellen (waaronder de overnamebalans per 30 juni 2019) en dat gelegenheid is gegeven tot het uitvoeren van een due diligence onderzoek. Het vermelden van een dergelijk onderzoek ligt bij het ontbreken van administratie niet voor de hand. [gedaagde] heeft niet uitgelegd waarom deze bepalingen in de overeenkomst zijn opgenomen en waarom de levering zonder administratie toch is voltooid. Hij heeft er verder nog op gewezen dat de vergunning van het restaurant door de gemeente buiten werking is gesteld vanwege het ontbreken van administratie, maar hij heeft geen besluit of correspondentie met de gemeente in het geding gebracht waaruit dat blijkt. Hij heeft ook geen verklaring van zijn boekhouder overgelegd. Dit terwijl het inbrengen van enige uitleg en onderbouwing gelet op de tekst van de overeenkomst wel op zijn weg had gelegen. Roosen en [gedaagde] kunnen dan ook geen geslaagd beroep op opschorting doen.
4.4
Roosen en [gedaagde] voeren voorts als verweer dat [naam bedrijf] nog schulden had die niet in de overdracht van aandelen waren begrepen. Daarnaast heeft [eiseres] na de overdracht nieuwe schulden namens [naam bedrijf] gemaakt. Roosen en [gedaagde] willen deze schulden verrekenen met de geldlening. De kantonrechter gaat daar niet in mee. Zoals reeds overwogen was Roosen geen partij bij de koop van de aandelen van [naam bedrijf] en niet gesteld is waarom zij toch een vordering op [eiseres] zou hebben. Roosen komt daarom geen beroep op verrekening toe. Ook [gedaagde] kan de gestelde schulden niet verrekenen. De aangehaalde facturen zijn schulden van [naam bedrijf]. Bij de koop van de aandelen van [naam bedrijf] kan – anders dan Roosen en [gedaagde] stellen – niet slechts een deel van de schulden worden overgenomen. De schulden behoren immers ook na een verandering van aandeelhouder aan [naam bedrijf] toe. Partijen kunnen weliswaar afspreken dat [eiseres] bepaalde schulden nog zal betalen, maar [gedaagde] heeft niet gesteld dat partijen een dergelijke afspraak hebben gemaakt. Voor zover het juist is dat [eiseres] na de verkoop van de aandelen nog schulden heeft gemaakt op naam van [naam bedrijf], leidt dat evenmin tot de conclusie dat [gedaagde] deze bedragen zelf op [eiseres] kan verhalen. Ook hier geldt immers dat het schulden van [naam bedrijf] zijn en niet van [gedaagde].
4.5
Uit het bovenstaande volgt dat Roosen en [gedaagde] nog € 5.500,- aan [eiseres] moeten betalen. Dit bedrag zal worden toegewezen. Roosen en [gedaagde] hebben de lening niet op de uiterste dag van betaling voldaan, zodat zij ook wettelijke handelsrente verschuldigd zijn. [eiseres] heeft de wettelijke handelsrente berekend over een te hoog bedrag aan hoofdsom. De wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen over de steeds openstaande hoofdsom vanaf 1 november 2019.
4.6
[eiseres] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. Dat betekent dat een bedrag van € 650,- zal worden toegewezen.
4.7
Roosen en [gedaagde] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Het salaris voor de gemachtigde zal worden vastgesteld op basis van 3 proceshandelingen. Aangezien de tweede mondelinge behandeling slechts enkele minuten heeft geduurd, zijn de kosten daarvan vastgesteld op nihil.
4.8
Roosen en [gedaagde] worden hoofdelijk veroordeeld om de hiervoor genoemde bedragen aan [eiseres] te betalen. Dat betekent dat Roosen en [gedaagde] beiden verplicht zijn om het volledige bedrag te betalen, maar dat als een van hen iets betaalt die betaling ook geldt voor de ander.
4.9
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat Roosen en [gedaagde] aan deze uitspraak moeten voldoen totdat een hogere rechter een andere uitspraak heeft gedaan.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt Roosen en [gedaagde] hoofdelijk aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.150,- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 10.000,- vanaf 1 november 2019 tot en met 4 november 2019, over een bedrag van € 6.500,- vanaf 5 november 2019 tot en met 17 november 2019 en over € 5.500,- vanaf 18 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Roosen en [gedaagde] hoofdelijk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 240,- aan griffierecht, € 109,70 aan dagvaardingskosten en € 933,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33945