ECLI:NL:RBROT:2021:8425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
8864406 CV EXPL 20-40553
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE, betaling van kosten voor inschrijving en dringende reparaties aan gemeenschappelijke delen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2021, gaat het om een geschil tussen twee eigenaren van appartementsrechten binnen een Vereniging van Eigenaren (VvE). Eiser 1 vordert betaling van kosten die verband houden met de inschrijving van de VvE in het handelsregister en reparatiekosten aan gemeenschappelijke delen, terwijl gedaagde in reconventie vorderingen indient voor schadevergoeding en kosten die hij heeft gemaakt na lekkages. De procedure begon met een dagvaarding op 29 oktober 2020, gevolgd door verschillende schriftelijke stukken en mondelinge behandelingen. De rechtbank oordeelt dat de kosten voor de inschrijving van de VvE door beide partijen gedeeld moeten worden, en dat de reparatie aan de balkonvloer als gemeenschappelijk deel moet worden beschouwd. Eiser 1 heeft de reparaties zonder toestemming van gedaagde laten uitvoeren, maar de rechtbank oordeelt dat hij daartoe bevoegd was gezien de urgentie van de situatie. De vordering van eiser 1 wordt gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 204,99 dat gedaagde aan eiser 1 moet betalen. In reconventie wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van € 400,- aan eiser 2 voor ongerechtvaardigde verrijking. Beide partijen worden veroordeeld in hun eigen proceskosten, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8864406 CV EXPL 20-40553
uitspraak: 20 augustus 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser 1],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. H.A. Meindersma,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser 1]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 29 oktober 2020, met bijlagen;
het antwoord in conventie met een eis in reconventie, met bijlagen;
het tussenvonnis van 4 januari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
het antwoord in reconventie met vermeerdering van eis in conventie, met bijlagen;
de door [gedaagde] overgelegde aanvullende stukken;
het proces-verbaal van de op 4 maart 2021 gehouden mondelinge behandeling;
de door partijen overgelegde aanvullende stukken;
het proces-verbaal van de op 25 mei 2021 gehouden mondelinge behandeling.
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[adres 1] en de [adres 2] zijn bij akte van splitsing van 31 januari 2018 gesplitst in twee appartementsrechten. Beide appartementsrechten maken één/tweede aandeel van de gemeenschap uit.
2.2
[gedaagde] is sinds 31 januari 2018 eigenaar van de winkelruimte aan [adres 1]. [eiser 1] is sinds 28 november 2018 eigenaar van de bovenwoning aan de [adres 2].

3..De vordering en het verweer in conventie

3.1
[eiser 1] vordert in conventie, na vermindering van eis, dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 25,- zijnde de helft van de kosten van inschrijving van de VvE in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2021 tot de dag van betaling;
II. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 179,99 aan reparatiekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2020 tot de dag van voldoening;
III. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
IV. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden.
3.2
[eiser 1] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Hij heeft een reparatie aan de balkonvloer en de loodslab laten verrichten. Dit zijn reparaties aan de gemeenschappelijke delen van het pand, zodat [gedaagde] de helft van de reparatiekosten moet betalen. Ook de kosten voor inschrijving van de VvE dienen door partijen gedeeld te worden.
3.3
[gedaagde] betwist dat de balkonvloer onderdeel uitmaakt van de gemeenschappelijke delen. Hij heeft bovendien geen toestemming gegeven voor het uitvoeren van deze reparatie. De reparatie van de loodslab dient [eiser 1] te betalen, omdat [gedaagde] de vorige reparatie heeft betaald.

4..De vordering en het verweer in reconventie

4.1
[eiser 2] vordert in reconventie dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [verweerder] wordt veroordeeld tot betaling van de helft van € 3.616,69 voor de reparaties in verband met de lekkages;
II. [verweerder] wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser 2] van € 2.559,15 aan schadevergoeding;
III. [verweerder] wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser 2] van € 1.149,62 aan advocaatkosten en griffierecht.
4.2
[eiser 2] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Hij heeft reparaties aan de dakbedekking en de hemelwaterafvoer laten uitvoeren na lekkages ten gevolge van achterstallig onderhoud van de woning van [verweerder]. [verweerder] dient de helft van deze reparatiekosten te betalen. [eiser 2] heeft daarnaast meerdere reparaties moeten laten uitvoeren na lekkage door de verbouwing in de woning van [verweerder]. Daarnaast heeft [eiser 2] schade aan de inboedel geleden. [verweerder] dient deze schade te vergoeden. [eiser 2] wil voorts de advocaatkosten en het griffierecht bij [verweerder] in rekening brengen.
4.3
[verweerder] betwist dat de onder I genoemde reparaties noodzakelijk waren. [eiser 2] dient deze kosten dan ook zelf te dragen. De onder II genoemde schade is reeds vergoed door de verzekeringsmaatschappij van de aannemer. [verweerder] is niet bekend met andere schade. [verweerder] betwist verder advocaatkosten en griffierecht verschuldigd te zijn.

5..De beoordeling

Kosten inschrijving Kamer van Koophandel
5.1
De VvE moet worden ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel [1] . [eiser 1] heeft deze inschrijving ten behoeve van de VvE gedaan en heeft de inschrijving betaald. Aangezien het een schuld van de VvE betreft, moeten beide partijen de helft van de inschrijfkosten betalen. Het gevorderde bedrag van € 25,- zal dan ook worden toegewezen.
Reparatie balkonvloer
5.2
De balkonvloer is gemeenschappelijk. Artikel 17 van de akte van splitsing bepaalt immers dat (onder andere) de vloeren die de scheiding vormen tussen de privégedeelten moeten worden aangemerkt als gemeenschappelijke gedeelten. Dit is slechts anders indien de scheur betrekking heeft op de afwerklaag van het balkon. Dat heeft [gedaagde] niet aangevoerd en een dergelijke oppervlakkige beschadiging ligt ook niet voor de hand. De scheur zou immers lekkage in het pand van [gedaagde] hebben veroorzaakt. Partijen dienen de kosten voor herstel van de balkonvloer daarom samen te dragen.
5.3
Dat [eiser 1] zonder toestemming van [gedaagde] opdracht heeft gegeven tot herstel maakt het bovenstaande niet anders. [eiser 1] was daartoe immers ook zonder toestemming bevoegd. De VvE is verantwoordelijk voor het beheer van de gemeenschappelijke delen [2] . Uitgangspunt is dat dit beheer geschiedt door [eiser 1] en [gedaagde] samen. Handelingen voor het onderhoud van het gemeenschappelijk goed en handelingen die geen uitstel kunnen lijden, kunnen echter ook door elk lid van de VvE zo nodig zelfstandig worden verricht. [3] Partijen zijn het erover eens dat de scheur in de balkonvloer dringend verholpen moest worden. [eiser 1] hoefde daarom niet eerst het akkoord van [gedaagde] af te wachten voordat hij opdracht tot herstel kon geven. [gedaagde] dient dan ook de helft van de reparatiekosten te betalen. Het gevorderde bedrag van € 151,25 zal worden toegewezen.
Reparatie loodslab
5.4
Niet in geschil is dat ook de reparatie aan de loodslab dringend moest worden uitgevoerd. [eiser 1] heeft dit daarom op verzoek van [gedaagde] laten uitvoeren. Dat betekent echter niet dat [eiser 1] de kosten van de reparatie zelf moet dragen. De loodslab aan de voorgevel moet immers worden aangemerkt als gemeenschappelijk deel, zodat partijen de kosten voor de reparatie daarvan samen moeten betalen.
5.5
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat hij de eerste noodreparatie aan de loodslab heeft betaald. Voor zover hij daarmee een beroep op verrekening bedoelt te doen, kan dat beroep niet slagen omdat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij dergelijke kosten daadwerkelijk heeft betaald. In de e-mails staat alleen dat [gedaagde] naderhand heeft gezegd dat hij die reparatie heeft laten uitvoeren. Daaruit blijkt dus niet dat de loodslab daadwerkelijk eerder is losgekomen en dat daaraan een reparatie is verricht. [gedaagde] heeft geen factuur overgelegd. Het gevorderde bedrag van € 28,74 zal dan ook worden toegewezen.
5.6
Gelet op het bovenstaande zal een bedrag van € 204,99 worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, omdat [gedaagde] niet tijdig heeft betaald.
5.7
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. De buitengerechtelijke werkzaamheden moeten meer omvatten dan de werkzaamheden die moeten worden verricht ter voorbereiding van een procedure en die derhalve onder artikel 6:96 lid 3 BW en artikel 241 Rv vallen. [eiser 1] heeft niet gesteld dat aan deze eis is voldaan.
Reparaties door achterstallig onderhoud
5.8
Uitgangspunt is, zoals reeds overwogen, dat het beheer van de gemeenschappelijke delen door partijen samen wordt geregeld. Dat is alleen anders voor handelingen die geen uitstel kunnen lijden. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat de door de vervanging van de dakbedekking met isolatielaag en de hemelwaterafvoer direct noodzakelijk waren. [gedaagde] heeft alleen gewezen op de door hem ervaren lekkage. Daarmee is echter nog niet gezegd dat de onderhavige onderdelen vervangen moesten worden. Een lekkage kan immers diverse oorzaken hebben. De noodzaak van de vervanging kan ook niet uit de door [gedaagde] overgelegde foto’s worden afgeleid. Daar komt bij dat de goten en dakbedekking in het meerjarenonderhoudsplan de beoordeling redelijk hebben gekregen. [gedaagde] heeft de kwaliteit van dit plan weliswaar in twijfel getrokken, maar hij heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat de deze onderdelen wel direct aan vervanging toe waren. De gevorderde reparatiekosten zijn in zoverre niet toewijsbaar.
5.9
Dat neemt niet weg dat [eiser 1] voordeel heeft van de vervanging van de dakbedekking en de hemelwaterafvoer. De onderdelen waren in redelijke staat en moesten dus wel op den duur vervangen worden. Deze vervanging hoeft door de reparaties minder snel plaats te vinden. Er is op dit moment immers geen reden om aan te nemen dat de reparaties incorrect zijn uitgevoerd. [eiser 1] is dan ook ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van [gedaagde] en is daarom verplicht, voor zover dit redelijk is, de schade van [gedaagde] te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking [4] . De schade zal worden vastgesteld op een bedrag van € 400,- en dit bedrag zal worden toegewezen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde] de reparaties zonder toestemming van [eiser 1] heeft uitgevoerd. Hij heeft hem daarmee de mogelijkheid tot inspraak ontnomen, terwijl niet is gebleken dat de reparaties direct noodzakelijk waren. De kantonrechter acht toewijzing van een hoger bedrag daarom niet redelijk.
Reparatie na verbouwing [eiser 1]
5.1
[gedaagde] stelt dat door de verbouwing van [eiser 1] op 24 februari 2020, 12 maart 2020 en 22 april 2020 lekkage is ontstaan en dat hij daardoor schade heeft geleden. Hij heeft ter onderbouwing diverse foto’s overgelegd en een factuur met reparatiekosten van € 2.559,15 inclusief btw. In de factuur is het herstel van de schade aan de behandelkamers, de keuken, het plafond en de muren opgenomen. [eiser 1] voert als verweer dat de reparatiekosten reeds door de verzekering van de aannemer aan [gedaagde] zijn vergoed. Hij is met andere lekkageschade niet bekend. Uit de door [eiser 1] overgelegde e-mails blijkt dat aan [gedaagde] op basis van vermelde factuur in het kader van de lekkage een bedrag van € 2.150,- is betaald. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om uit te leggen waarom met deze uitkering nog niet de volledige reparatiekosten zijn vergoed. Dat heeft hij echter niet gedaan. [gedaagde] heeft ook niet onderbouwd dat hij meer schade heeft geleden. Hij heeft weliswaar gewezen op schade aan de inboedel, maar hij heeft niet geconcretiseerd wat er dan is beschadigd en om hoeveel schade het gaat. Hij heeft daar ook geen bedrag voor opgenomen in zijn vordering. De gevorderde schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.
Kosten juridisch advies
5.11
De door [gedaagde] gevorderde advocaatkosten zullen worden afgewezen. Het is de eigen keuze van [gedaagde] advies in te winnen over zijn juridische positie in dit geschil. Een rechtsregel op grond waarvan deze kosten door [eiser 1] vergoed zouden worden, is door [gedaagde] niet gesteld en overigens ook niet gebleken. Het gevorderde griffierecht zal eveneens worden afgewezen. [gedaagde] is voor verschijning in deze procedure immers geen griffierecht verschuldigd.
5.12
Aangezien partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, bepaalt de kantonrechter dat partijen de eigen proceskosten moeten dragen.
5.13
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat partijen aan deze uitspraak moeten voldoen totdat een hogere rechter een andere uitspraak heeft gedaan.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 204,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 25,- vanaf 4 maart 2021 tot aan de dag van algehele voldoening en over een bedrag van € 179,99 vanaf 13 oktober 2020 tot de dag van algehele voldoening;
in reconventie
veroordeelt [verweerder] aan [eiser 2] te betalen een bedrag van € 400,-;
in conventie en in reconventie
bepaalt dat partijen de eigen proceskosten moeten dragen;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33945

Voetnoten

1.Artikel 6 lid 1 onder b Handelsregisterwet 2007
2.Artikel 5:126 lid 1 BW
3.Kamerstukken II 2015/16, 34479, 3
4.Artikel 6:212 BW