ECLI:NL:RBROT:2021:8430

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
9352769 VV EXPL 21-317
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing kort geding vordering tot ontruiming wegens gebrek aan belang na eerdere toewijzing in bodemprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Smith en mr. E.J. Lichtenveldt, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die niet op de zitting was verschenen. De eiser vorderde ontruiming van een onzelfstandige woonruimte die hij verhuurde aan de gedaagde, omdat deze ernstige overlast veroorzaakte en de huurovereenkomst niet nakwam. Echter, in een eerdere bodemprocedure was al een vonnis gewezen waarin de huurovereenkomst was ontbonden en de gedaagde was veroordeeld tot ontruiming. De kantonrechter oordeelde dat de eiser geen belang had bij de vordering in het kort geding, aangezien de ontruiming al was uitgesproken in de bodemprocedure. De vordering werd afgewezen en de eiser werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde het gehuurde moet ontruimen, ook als hij tegen het vonnis in beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9352769 VV EXPL 21-317
uitspraak: 13 augustus 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigden: mr. R. Smith en mr. E.J. Lichtenveldt,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die niet heeft gereageerd,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[naam eiser]’ en ‘[naam gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding van 27 juli 2021, met producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2021. [naam gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[naam eiser] verhuurt sinds maart 2021 aan [naam gedaagde] een onzelfstandige woonruimte aan de [adres]. Het betreft een huurovereenkomst woonruimte conform het ROZ-model uit 2017.
2.2
In de bodemprocedure tussen partijen, met zaaknummer 9334432 CV EXPL 21-23459, is op 5 augustus 2021 vonnis gewezen. [naam gedaagde] is in deze procedure niet verschenen, zodat tegen hem verstek is verleend. In het vonnis is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:
3. De beslissing
De kantonrechter:
(…);
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt gedaagde om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege gedaagde daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van eiser te stellen;
(…);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad (…).
(…)”

3..De vordering

3.1
[naam eiser] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, [naam gedaagde] wordt veroordeeld:
het gehuurde aan het adres [adres] met de zijnen en al het zijne te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels aan [naam eiser] ter beschikking te stellen, zulks binnen twee kalenderdagen, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, na betekening van dit vonnis;
om aan [naam eiser] te betalen een bedrag van € 3.630,- inclusief BTW, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, aan reële kosten van rechtsbijstand;
in de overige proceskosten, waaronder kosten dagvaarding en griffierecht en de nakosten (€ 157,- zonder betekening, te vermeerderen met € 82,- in geval van betekening).
3.2
[naam eiser] legt aan zijn vordering - kort weergegeven - het volgende ten grondslag. [naam gedaagde] veroorzaakt ernstige overlast aan omwonenden, heeft vernielingen aangebracht in het pand waar de woonruimte zich in bevindt en misbruikt de algemene ruimte. Hij handelt daarmee niet als goed huurder en hij handelt in strijd met de overeenkomst. De tekortkomingen van [naam gedaagde] rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst, zodat het gerechtvaardigd is om daarop vooruit te lopen in dit kort geding.

4..De beoordeling

4.1
De kantonrechter is van oordeel dat [naam eiser] geen belang heeft bij een uitspraak in dit kort geding. In de bodemprocedure is de door hem gewenste ontruiming immers al uitgesproken en dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hiermee beschikt [naam eiser] over een executoriale titel om het gehuurde te ontruimen, ook als [naam gedaagde] hiertegen een rechtsmiddel instelt. Mocht [naam gedaagde] een executiegeschil starten, dan zullen in dat geschil alle omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen in acht worden genomen. De stelling van [naam eiser] dat hij belang heeft bij een uitspraak in dit kort geding omdat hierin feiten aan de orde zijn die in de bodemprocedure nog niet aan de orde waren, gaat dan ook niet op.
4.2
Het voorgaande betekent dat de vordering wordt afgewezen en dat [naam eiser] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
wijst de vordering van [naam eiser] af;
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [naam gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236