In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat [naam kind] getuige is geweest van herhaaldelijke ruzies en huiselijk geweld tussen de ouders. De ouders zijn niet in staat om samen te werken en de gemaakte afspraken na te komen, wat leidt tot een onveilige situatie voor [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. S. Meeuwsen, en de vader niet aanwezig was. De Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West steunen het verzoek tot ondertoezichtstelling, terwijl de moeder zich verzet tegen deze maatregel, stellende dat er geen ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [naam kind] is.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders in een langdurige en aanhoudende strijd verwikkeld zijn, wat schadelijk is voor de emotionele ontwikkeling van [naam kind]. Ondanks de hulpverlening in het vrijwillige kader, zijn er geen verbeteringen zichtbaar en blijft de situatie onveilig. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de opvoedsituatie te verbeteren en de ouders te begeleiden in hun communicatie en samenwerking. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden uitgesproken, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 6 augustus 2021. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.