ECLI:NL:RBROT:2021:8479

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/620273 / JE RK 21-1617
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 juli 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 5 augustus 2021. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarigen, de ouders en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, waarbij zij hebben aangegeven dat zij actief meewerken aan de hulpverlening en dat de kinderen baat hebben bij de geboden ondersteuning.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders zich bewust zijn van de zorgen rondom de kinderen en dat zij de hulpverlening in het vrijwillig kader willen voortzetten. De kinderrechter oordeelt dat niet langer wordt voldaan aan het wettelijke criterium voor ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De doelen die in het gezinsplan zijn opgenomen, zijn voor een belangrijk deel behaald en de ouders zijn bereid om de hulpverlening voort te zetten. Gezien deze omstandigheden heeft de kinderrechter besloten het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/620273 / JE RK 21-1617
datum uitspraak: 20 juli 2021

beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 15 juni 2021.
Op 20 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] die voorafgaand aan de zitting apart zijn gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- de vertegenwoordigsters van de GI, mevrouw [naam vertegenwoordigster 1] en mevrouw [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de vader.
Bij beschikking van 5 februari 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 5 augustus 2021.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Vorig jaar is Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG) vanuit Timon gestart. Daarnaast zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] aangemeld bij Indus om zicht te krijgen op hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Sinds februari 2021 volgen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wekelijks psychomotorische therapie vanuit Indus. Het doel van de psychomotorische therapie voor [voornaam minderjarige 2] is dat hij leert om zijn gevoel meer te kunnen uiten. Wat betreft [voornaam minderjarige 1] is het doel dat hij beter in zijn vel komt te zitten, zijn zelfbeeld vergroot en dat hij weerbaarder wordt. De jongens lijken zichtbaar baat bij te hebben bij de therapie. Er is bij [voornaam minderjarige 1] sprake van overgewicht. Hij lijkt in staat om zelf de regie te kunnen nemen en met zijn begeleider afspraken te maken om te gaan sporten. [voornaam minderjarige 1] heeft al een langere tijd aangegeven naar een diëtiste te willen in verband met zijn gewicht. De moeder heeft aangegeven dat zij dit op zal pakken, maar tot heden is dit nog niet van de grond gekomen. [voornaam minderjarige 2] heeft nog sturing nodig, hij heeft de ouders nodig om hem te stimuleren. De ouders nemen daarin onvoldoende de regie. De GI vindt de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om de hulpverlening te continueren en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te waarborgen.

Het standpunt van de belanghebbenden

De ouders voeren verweer tegen het verzoek. Het gezin krijgt hulpverlening vanuit Timon (IAG) en werkt hieraan mee. De hulpverlening heeft aangegeven niet meer wekelijks langs te komen omdat de doelen zijn behaald. [voornaam minderjarige 1] gaat vier keer in de week naar kickboksen en thuis wordt er op zijn voeding gelet. [voornaam minderjarige 2] zit ook op kickboksen. Het contact tussen de PMT'er en de jongens verloopt positief. De PMT’er komt eenmaal per week langs. Hij neemt de jongens meestal mee om te sporten. Een enkele keer komt het voor dat [voornaam minderjarige 2] niet wil, dan hoeft hij van vader ook niet te gaan. De PMT’er ziet wel resultaat bij de jongens. Voor [voornaam minderjarige 2] breekt er een nieuwe fase aan, met een nieuwe school. Hij heeft hier al zijn energie bij nodig. De ouders zien dat de jongens baat hebben bij het contact met de PMT’er. De ouders willen de hulp in het vrijwillig kader voortzetten.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet langer wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben vanwege hun kind-eigen problematiek begeleiding en ondersteuning van een coach (PMT). Daarnaast is de hulpverlening van IAG betrokken. De ouders zijn zich bewust van de zorgen rond en de problemen van de kinderen en accepteren de hulp die nodig is. De door de GI in het gezinsplan opgenomen doelen aangaande [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn voor een belangrijk deel behaald. De ouders zijn bereid de hulpverlening in het vrijwillig kader voort te zetten. Het feit dat de GI zich zorgen maakt en zich afvraagt of de ouders in staat zijn in de toekomst [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voldoende kunnen ondersteunen, biedt onvoldoende grondslag om de ondertoezichtstelling te verlengen. Hierbij is van belang dat met de vader ter zitting is besproken dat de PMT belangrijk is voor beide kinderen. Wanneer [voornaam minderjarige 2] geen zin heeft zal vader hem stimuleren om wél te gaan. De kinderrechter zal het verzoek afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.