In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 juli 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 5 augustus 2021. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarigen, de ouders en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, waarbij zij hebben aangegeven dat zij actief meewerken aan de hulpverlening en dat de kinderen baat hebben bij de geboden ondersteuning.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders zich bewust zijn van de zorgen rondom de kinderen en dat zij de hulpverlening in het vrijwillig kader willen voortzetten. De kinderrechter oordeelt dat niet langer wordt voldaan aan het wettelijke criterium voor ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De doelen die in het gezinsplan zijn opgenomen, zijn voor een belangrijk deel behaald en de ouders zijn bereid om de hulpverlening voort te zetten. Gezien deze omstandigheden heeft de kinderrechter besloten het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.