ECLI:NL:RBROT:2021:855
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing briefadres aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiser had op 30 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een briefadres, welke aanvraag op 25 juni 2019 door verweerder ongegrond was verklaard. Eiser heeft vervolgens op 11 juli 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder en op 6 augustus 2019 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank had eerder, op 12 september 2019, het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard en op 7 juli 2020 was het verzet tegen deze uitspraak ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 26 januari 2021 is eiser niet verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft ambtshalve de vraag onderzocht of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. Eiser had verzocht om een briefadres voor de duur van drie maanden, maar deze termijn was inmiddels verstreken. Verweerder verklaarde ter zitting dat eiser in mei 2019 was verhuisd naar een ander adres en eiser heeft geen schade of ander belang naar voren gebracht. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.