ECLI:NL:RBROT:2021:855

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
ROT 19/3918
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing briefadres aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiser had op 30 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een briefadres, welke aanvraag op 25 juni 2019 door verweerder ongegrond was verklaard. Eiser heeft vervolgens op 11 juli 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder en op 6 augustus 2019 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank had eerder, op 12 september 2019, het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard en op 7 juli 2020 was het verzet tegen deze uitspraak ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 26 januari 2021 is eiser niet verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft ambtshalve de vraag onderzocht of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. Eiser had verzocht om een briefadres voor de duur van drie maanden, maar deze termijn was inmiddels verstreken. Verweerder verklaarde ter zitting dat eiser in mei 2019 was verhuisd naar een ander adres en eiser heeft geen schade of ander belang naar voren gebracht. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/3918

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. A.T. Kasiemkhan.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een briefadres afgewezen.
Bij besluit van 25 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 11 juli 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder.
Eiser heeft op 6 augustus 2019 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 12 september 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:7204) heeft deze rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 7 juli 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:5909) is het tegen deze uitspraak gedane verzet ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2021. Eiser is zonder kennisgeving vooraf niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 29 januari 2019 heeft eiser verzocht hem per 15 januari 2019 in de basisregistratie personen en voor een duur van drie maanden in te schrijven op het briefadres [adres 1] .
2. Bij het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder het verzoek van eiser om een briefadres afgewezen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser heeft verklaard in afwachting van de oplevering van een nieuwe woning te verblijven op het adres [adres 2] en daar zijn privébezittingen deels te bewaren, zodat dit adres moet worden aangemerkt als woonadres in de zin van artikel 1.1, onder o, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (Brp). Indien de aanvrager reeds een woonadres heeft, is het op grond van artikel 5, onder a, van de Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2015 niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres.
3. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep tegen het bestreden besluit. Eiser heeft verzocht om hem in afwachting van de oplevering van zijn nieuwe woning per 15 januari 2019 voor de duur van drie maanden een briefadres toe te kennen. Deze drie maanden zijn inmiddels ruimschoots verstreken. Daarbij heeft verweerder ter zitting verklaard dat eiser in mei 2019 is verhuisd naar en woonachtig is op het adres [adres 2] . Eiser heeft in beroep niet naar voren gebracht dat hij schade heeft geleden of anderszins nog een belang heeft. Eiser is ook niet ter zitting verschenen om een toelichting te geven. Er moet daarom vanuit worden gegaan dat eiser niet langer een belang heeft bij een rechterlijk oordeel over verweerders beslissing op zijn verzoek om inschrijving op het briefadres. Een belang kan voor eiser ook niet zijn gelegen in de beoordeling van verweerders beslissing op zijn verzoek om een dwangsom, nu daarover reeds onherroepelijk is geoordeeld in de onder “Procesverloop” genoemde uitspraken.
4. Gelet op het vorenstaande is niet gebleken dat het resultaat dat eiser met zijn beroep nastreeft voor hem nog feitelijke betekenis kan hebben. Eiser heeft daarom geen procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit, zodat dit beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 5 februari 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.