Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam gedaagde],
[handelsnaam],
1..De procedure
- het vonnis in incident van 4 november 2020 waarbij aan Irado is toegestaan om [naam gedaagde] in vrijwaring op te roepen, en de daarin genoemde processtukken,
- de vaststelling door de rechtbank dat de zaak in vrijwaring niet is aangebracht (alsmede dat gedaagden zich voortaan door dezelfde advocaat laten bijstaan),
- de akte van Stedin met haar producties 23 tot en met 27,
- de akte van Stedin met haar producties 28 en 29,
- de akte van Stedin met haar productie 30,
- de akte van Stedin met haar productie 31,
- de zittingsagenda (brief van de griffier van 3 februari 2021 met aankondiging van onderwerpen die op de mondelinge behandeling aan de orde zullen komen),
- de akte vermeerdering van eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, van Stedin,
- de akte van gedaagden met hun producties 9 tot en met 16,
- het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken,
- het schriftelijke commentaar van Stedin op het proces-verbaal,
- het schriftelijke commentaar van gedaagden op het proces-verbaal,
- het schriftelijke commentaar van gedaagden op het schriftelijke commentaar van Stedin over het proces-verbaal.
2..De feiten
Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken(WIBON) gedaan (de zogeheten ‘klic-melding’) ter zake van het plaatsen van de onderhavige ORAC:
Eis Voorzorgsmaatregel’ naar Irado gestuurd. In dit bericht staat:
afbeelding plattegrond, in dit vonnis niet weergegeven]
3..De vordering en het verweer in conventie
4..De vordering en het verweer in reconventie
conform par. 10.1 a, b en c in het lichaam van deze conclusie.’ De desbetreffende tekst luidt:
5..De beoordeling
in conventie
Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten(de WION). Voorts is van belang hetgeen de Hoge Raad heeft geoordeeld in HR 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:772 (Liander/Paape). Dit arrest is gewezen onder toepasselijkheid van de WION, maar de relevante bepalingen van de WION zijn ongewijzigd overgenomen in de WIBON. Het oogmerk van zowel WION als WIBON is om leiding-/kabelschade door graafwerkzaamheden te voorkomen. Het arrest van de Hoge Raad blijft dus onverkort relevant onder toepasselijkheid van de WIBON.
grondroerderin de zin van de WIBON. De WIBON legt aan een grondroerder een aantal (zorgvuldigheids)verplichtingen op ter voorkoming van schade aan leidingen/kabels door graafwerk. Die verplichtingen zijn niet steeds hetzelfde. Er gelden strengere regels in het geval sprake is van een
net met gevaarlijke inhoud(zoals een gasleiding) of van een
net met een grote waarde(artikel 15 lid 1, respectievelijk lid 2, WIBON). In dat geval kan de beheerder (hier: Stedin) voorzorgsmaatregelen treffen voordat met graven mag worden begonnen (artikel 15 lid 3 WIBON). De netbeheerder en de grondroerder maken alsdan afspraken over een veilige werkwijze en die afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd (artikel 13b WIBON).
net met een grote waarde, waarbij Stedin stelt dat haar een grote discretionaire bevoegdheid toekomt om zelf te mogen bepalen welk net een net met een grote waarde is. Stedin acht [naam gedaagde] aansprakelijk omdat hij begonnen is met graven zonder eerst de gekwalificeerde procedure gevolgd hebben die geldt voor een net met een grote waarde.
schade voorkomen aan kabels en leidingen.' Deze richtlijn is de opvolger van de CROW 250, waarover de Hoge Raad in het hiervoor aangehaalde arrest heeft beslist dat bij de invulling van de zorgplicht ex artikel 6:162 BW in beginsel bij deze richtlijn moet worden aangesloten en, indien de rechter hiervan af wil wijken, dit gemotiveerd dient te gebeuren. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat de CROW richtlijn een weerslag betreft van de binnen de beroepsgroep geldende opvattingen omtrent zorgvuldig handelen, omdat deze is opgesteld door een breed samengesteld technisch geschoold gezelschap waarbij zowel opdrachtgevers, grondroerders als beheerders vertegenwoordigd waren.
- een graafmelding te doen (de zogeheten ‘klic-melding’),
- een onderzoek te verrichten naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie,
- uit de tekeningen (die [naam gedaagde] heeft verkregen naar aanleiding van zijn klic-melding) blijkt duidelijk dat er hoogspanningskabels lopen in het graafgebied, dus [naam gedaagde] had sowieso niet mogen graven ter plaatse;
- bovendien had de gemeente Schiedam bij het verstrekken van de opdracht de eis gesteld dat er eerst proefsleuven gegraven moesten worden, ter voorkoming van schade aan kabels en/of leidingen. Stedin wijst er daarbij op dat [naam gedaagde] erkent dat hij proefsleuven heeft gegraven die maar 1,5 meter diep waren, terwijl de mal en de te plaatsen ORAC veel dieper de grond ingaan, zodat deze proefsleuven ontoereikend waren.
- het graven van proefsleuven is een arbeidsintensief proces omdat het handmatig moet geschieden, met een schep, dan wel met een mini-graafmachine; het is in feite niet te doen om diepere proefsleuven te graven;
- de meeste leidingen zullen ook bij een sleuf van 1,5 m diep worden aangetroffen, omdat ze niet zo diep liggen;
- het graven van proefsleuven is onverplicht.
Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken(het BIBON), op de beheerder een informatieplicht om aan de grondroerder gegevens ter beschikking te stellen die betrekking hebben op nabij de graaflocatie gelegen netten. Deze metingen dienen ten minste een nauwkeurigheid te hebben van één meter (artikel 5 lid 2 BIBON). Een netbeheerder heeft dus ook een taak bij het voorkomen van graafschade. Een schending van deze verplichting kán eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW aan de zijde van de beheerder opleveren. Dat hangt af van de omstandigheden van het geval. De onderhavige omstandigheden zijn er niet naar om eigen schuld aan te nemen. Deze leidingen liggen er al enige tientallen jaren, mogelijk sinds de jaren ’70, zo heeft Stedin ter zitting onweersproken gesteld. Naarmate het tijdsverloop groter is, wordt de kans groter dat de feitelijke situatie afwijkt van de situatie op de tekening. Een grondroerder moet daar rekening mee houden. In onderhavig geval is geen sprake van een zojuist aangelegde leiding die door een fout van Stedin op onjuiste wijze op de tekeningen terecht is gekomen. Evenmin is gebleken van een eerdere melding aan Stedin dat de tekeningen niet klopten en dat Stedin die melding heeft veronachtzaamd. Een ander oordeel zou afbreuk doen aan het streven van de wetgever om met de invoering van WION en de WIBON het aantal schades aan leidingen door graafwerkzaamheden te verminderen.
degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht. Het verweer van Irado als zou zij geen grondroerder zou zijn, faalt dus.
een net met gevaarlijke inhoud en een net van grote waarde als bedoeld in art. 15 WIBON zijn begrippen die autonoom moeten worden uitgelegd. Het staat Stedin niet vrij om die termen zelf in te vullen en netten naar believen aan te duiden als EV-net.”)
indien reeds op voorhand blijkt dat de handelingen waarvan in dit geding wordt gevorderd deze verboden te verklaren, op zodanige wijze zijn omschreven dat zij niet alle of niet onder alle omstandigheden onrechtmatig zijn, en de vraag of zij al dan niet onrechtmatig zijn, anders dan in geval van in het verleden verrichte handelingen, ook niet aan de hand van de omstandigheden van het geval kan worden onderzocht, is de verklaring voor recht onvoldoende concreet omschreven(HR 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3693).
6..De beslissing
15 september 2021voor het nemen van een akte door beide partijen over de persoon van de door de rechtbank te benoemen deskundige en de aan hem/ haar te stellen vragen,