Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam gedaagde 1],
1..De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie, met producties;
- de brief van 14 januari 2021 van de rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte inhoudende overlegging producties van Merrem c.s.;
- de spreekaantekeningen van Merrem c.s.;
- de spreeknotities van [gedaagden];
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 19 mei 2021.
2..De feiten
- op 15 april 2015 € 225.000,00;
- op 6 juni 2018 € 70.000,00;
3..Het geschil
in conventie
4..De beoordeling
in conventie
op afroep[onderstreping, rechtbank] afwisselend door [naam 2] verstrekt via diverse aan hem toebehorende en gecontroleerde vennootschappen, te weten Merrem Group B.V., Merrem & La Porte B.V. én Zalstate B.V.”
en de door hem, [naam 1], aangewezen[onderstreping, rechtbank] leveranciers zoals aannemers. De door Merrem c.s. verschuldigde honoraria werden
op afroep[onderstreping, rechtbank] afwisselend verstrekt door vennootschappen die behoren tot de Merrem Group.”
ipso facto” een “
(rechts)-relatie” tussen [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 1] enerzijds en Merrem c.s. anderzijds is ontstaan, louter als gevolg van de ontvangst van de betalingen. Dit standpunt impliceert dat ter zake geen overeenkomsten direct tussen Merrem c.s. enerzijds en [naam gedaagde 2] en/of [naam gedaagde 1] anderzijds zijn gesloten.
binnengekomen”. Dit is onvoldoende voor de vaststelling dat dan ook met [naam gedaagde 2] gecontracteerd is. Dit geldt temeer nu, zoals in dit geval, veelvuldig aan anderen is betaald, dan aan degene met wie de afspraken werden gemaakt. Die anderen hebben [naam 1] weliswaar vertegenwoordigd door namens hem te ontvangen, maar zijn daarmee nog geen partij bij de rechtsverhouding tussen [naam 1] en Merrem c.s. geworden.
7.998,00(2,0 punten × tarief € 3.999,00)
281,50(1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 563,00)