ECLI:NL:RBROT:2021:8590

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
C/10/603656 / HA ZA 20-857
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na cessie van vordering door curator na faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap BOLD WAG B.V. (eiseres) en I.S.T. MARINE SERVICE GROUP B.V. (gedaagde). De procedure betreft een vordering die door de curator van de failliete Woest B.V. is gecedeerd aan BOLD WAG. De curator had I.S.T. aangeschreven voor een vordering van € 72.611,17, waarvan I.S.T. een bedrag van € 59.006,14 erkende en een betaling van € 20.348,84 aan de boedel heeft gedaan. BOLD WAG vorderde betaling van het resterende bedrag van € 52.262,33, dat door de curator aan haar was gecedeerd. I.S.T. voerde verweer en betwistte de hoogte van de vordering, en stelde dat de vordering niet meer dan € 59.006,14 bedroeg, wat zij volledig had voldaan.

De rechtbank oordeelde dat BOLD WAG onvoldoende had onderbouwd dat de oorspronkelijke vordering van Woest op I.S.T. € 72.611,17 bedroeg. De rechtbank concludeerde dat de betaling van I.S.T. van € 20.348,84 in mindering moest worden gebracht op het door I.S.T. erkende bedrag van € 59.006,14, waardoor de primaire vordering van BOLD WAG werd afgewezen. De subsidiaire vordering van BOLD WAG werd echter toegewezen, omdat I.S.T. de cessie niet had betwist. De rechtbank oordeelde dat I.S.T. onvoldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van tegenvorderingen die verrekening rechtvaardigden. De rechtbank veroordeelde I.S.T. tot betaling van € 38.657,30 aan BOLD WAG, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en stelde I.S.T. in de proceskosten aansprakelijk.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.B. Smits en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/603656 / HA ZA 20-857
Vonnis van 28 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOLD WAG B.V.,
gevestigd te Kerkwerve,
eiseres,
advocaat mr. L. Hennink te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I.S.T. MARINE SERVICE GROUP B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Steenpoorte te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Bold Wag en I.S.T. genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van 8 december 2020 van de rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de nadere producties 12 tot en met 15 van Bold Wag;
  • de nadere producties 4 en 5 van I.S.T.;
  • de spreekaantekeningen van Bold Wag;
  • de spreekaantekeningen van I.S.T.;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Woest B.V. (verder “Woest”) is een toeleverancier geweest van I.S.T.
2.2.
Bij vonnis van 7 september 2017 is Woest in staat van faillissement verklaard.
2.3.
Bij brief van 13 september 2017 heeft de curator van Woest (verder “de curator”) I.S.T. aangeschreven tot betaling van een vordering van Woest op I.S.T. van € 72.611,17.
2.4.
Bij brief van 29 september 2017 aan de curator heeft I.S.T. de vordering van Woest voor een bedrag van € 59.006,14 erkend, doch zich tevens beroepen op verrekening van verschillende bedragen, waarna, volgens I.S.T. een door haar betalen saldo resteerde van € 20.348,84.
2.5.
Op 8 november 2017 heeft I.S.T. € 20.348,84 aan de boedel van Woest betaald.
2.6.
De curator heeft bij akte van 11 februari 2020 diverse vorderingen van Woest gecedeerd aan Bold Wag. Deze vorderingen zijn in een bijlage bij de akte omschreven. In die bijlage staat onder meer een vordering van € 52.262,33 op IST.

3..Het geschil

3.1.
Bold Wag vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

primair:
a. gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 72.611, 17, verminderd met een bedrag van € 20.348,84, derhalve in hoofdsom een bedrag van € 52.262,33, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 72.611,17 vanaf 1 augustus 2017 tot 8 november 2017 en de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 52.262,33 vanaf 8 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
b. gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 59.006,14, verminderd met een bedrag van € 20.348,84, derhalve in hoofdsom een bedrag van € 38.657,30, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 59.006,14 vanaf 1 augustus 2017 tot 8 november 2017 en de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 38.657,30 vanaf 8 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
primair en subsidiair:
c. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.”
3.2.
Bold Wag voert daartoe aan dat Woest op I.S.T. een vordering had van € 72.611,17, waarvan I.S.T. een bedrag van € 59.006,14 heeft erkend. Op de vordering van Woest/de curator heeft I.S.T. € 20.348,48 betaald, waardoor een te betalen bedrag resteert van € 52.262,33. Dit laatste bedrag is door de curator aan Bold Wag gecedeerd.
3.3.
I.S.T. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Bold Wag in de proceskosten. I.S.T. betwist de hoogte van de vordering van Woest. Deze vordering bedroeg niet meer dan € 59.006,14. Dit bedrag heeft I.S.T. geheel voldaan; deels door de betaling aan de boedel (€ 20.348,84) en voor het overige middels verrekening met vorderingen van I.S.T. en aan haar gelieerde groepsmaatschappijen op Woest. I.S.T. heeft zich daarbij beroepen op een volgens I.S.T. tussen, onder meer, I.S.T. en Woest gesloten verrekeningsovereenkomst.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De rechtbank begrijpt de vorderingen van Bold Wag zo, dat Bold Wag primair betaling vordert van het aan haar gecedeerde bedrag van € 52.262,33. Dat is het bedrag dat resteert na aftrek van het door I.S.T. aan de curator betaalde bedrag (€ 20.348,48) van de oorspronkelijk door de curator gepretendeerde vordering (€ 72.611,17). Subsidiair vordert Bold Wag, zo begrijpt de rechtbank, betaling van € 38.657,30; het bedrag dat resteert na aftrek van het door I.S.T. aan de curator betaalde bedrag (€ 20.348,48) van de vordering van Woest tot het door I.S.T. erkende bedrag (€ 59.006,14).
4.2.
Ten aanzien van de gevorderde rente heeft Bold Wag bij de mondelinge behandeling erkend dat zij geen aanspraak kan maken op rente over een hoger bedrag dan dat haar, op basis van de cessie, toekomt.
4.3.
Dat de oorspronkelijke vordering van Woest op I.S.T. € 72.611,17 bedroeg en dus hoger was dan het door I.S.T. erkende bedrag van € 59.006,14, heeft Bold Wag naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De in het geding gebrachte debiteurenlijsten en de omstandigheid dat de curator dat bedrag vorderde, volstaan in het licht van het door I.S.T. gevoerde verweer niet.
4.4.
Het onder 4.3 overwogene leidt ertoe dat de door I.S.T. gedane betaling van € 20.348,48 in mindering moet worden gebracht op de door I.S.T. erkende vordering van € 59.006,14 en niet op het aanvankelijk door de curator gepretendeerde bedrag van € 72.611,17. De primaire vordering van Bold Wag moet daarom worden afgewezen.
4.5.
Nu I.S.T. de cessie door de curator aan Bold Wag niet heeft betwist, ligt de subsidiaire vordering van Bold Wag voor toewijzing gereed, behoudens voor zover het door I.S.T. gedane beroep op verrekening slaagt. Artikel 6:136 BW is in dit geval niet van toepassing, aangezien het om een na faillissement door de curator aan Bold Wag gecedeerde vordering gaat en I.S.T. jegens Bold Wag ter zake geen reconventionele vordering kan doen (HR 11-07-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF7535).
4.6.
Ter onderbouwing van haar beroep op verrekening heeft I.S.T. een verrekeningsovereenkomst in het geding gebracht. Bold Wag heeft het bestaan van deze overeenkomst gemotiveerd betwist. De getekende verrekeningsovereenkomst levert grond van artikel 157 lid 2 Rv, behoudens tegenbewijs, dwingend bewijs op. Dat dwingende bewijs betreft echter uitsluitend de door I.S.T. gestelde bevoegdheid tot verrekening. De akte levert geen bewijs van het daadwerkelijk bestaan van voor verrekening vatbare vorderingen.
4.7.
Ten aanzien van het bestaan van verrekenbare vorderingen heeft I.S.T. volstaan met het geven van een opsomming daarvan in de conclusie van antwoord. Stukken, zoals facturen e.d., waaruit het bestaan van de vorderingen blijkt, zijn door I.S.T. niet in het geding gebracht. In het licht van het, voornamelijk al op voorhand bij dagvaarding, door Bold Wag gevoerde verweer tegen verrekening door I.S.T., heeft I.S.T. het bestaan van voor verrekening vatbare tegenvorderingen op Woest naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Als gevolg daarvan kan in deze procedure het bestaan van voor verrekening vatbare tegenvorderingen op Woest niet worden vastgesteld.
4.8.
Nu niet kan worden vastgesteld dat I.S.T. en haar groepsmaatschappijen daadwerkelijk over te verrekenen tegenvorderingen op Woest beschikken, moet het beroep op verrekening al op grond daarvan worden verworpen. De geldigheid van de verrekeningsovereenkomst, kan daardoor verder onbesproken blijven, en daarmee ook de kwestie van eventueel door Bold Wag te leveren tegenbewijs.
4.9.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de subsidiaire vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente (waartegen geen verweer is gevoerd) over het toegewezen bedrag.
4.10.
I.S.T. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bold Wag worden begroot op:
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 3.571,99

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt I.S.T. om aan Bold Wag te betalen een bedrag van € 38.657,30 (achtendertigduizendzeshonderdzevenenvijftig euro en dertig cent), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 1 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt I.S.T. in de proceskosten, aan de zijde van Bold Wag tot op heden begroot op € 3.571,99,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.
[3195/1876]