Op 23 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een 65-jarige vrouw met een laag inkomen en beperkte werkervaring, een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. De gemeente Rotterdam, als een van de schuldeisers, weigerde in te stemmen met deze regeling, die voorzag in een betaling van 23,73% aan de preferente schuldeisers en 11,87% aan de concurrente schuldeisers. Verzoekster had een totaalbedrag van € 8.273,38 aan schulden, waarvan de gemeente Rotterdam verantwoordelijk was voor 62,8% van de totale schuldenlast.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Rotterdam niet is verschenen ter zitting en dat de aangeboden regeling is goedgekeurd door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek wilde oplossen, afgewogen tegen die van de gemeente Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling, gezien het feit dat een meerderheid van de schuldeisers akkoord was gegaan met het voorstel.
De rechtbank heeft vervolgens de gemeente Rotterdam bevolen om in te stemmen met de aangeboden schuldregeling en heeft de gemeente veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen. Dit vonnis vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoekster haar schulden kan blijven betalen zonder in betalingsproblemen te komen.