ECLI:NL:RBROT:2021:8644

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
C/10/20/266F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van faillissement in schuldsaneringsregeling toegewezen

Op 10 maart 2021 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 16 juni 2020 uitgesproken faillissement, met gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank ontving op 9 juni 2021 een positief advies van de curator over de omzetting. Tijdens de zitting op 26 augustus 2021 zijn verzoeker, de curator en een ambulant begeleider gehoord. Verzoeker heeft het Informatieblad Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) ontvangen en ondertekend voor instemming.

De rechtbank heeft beoordeeld of verzoeker recht heeft op toepassing van artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (Fw). De wet vereist dat er geen verificatievergadering is gehouden en dat het faillissement niet op eigen aangifte is uitgesproken. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet verantwoordelijk is voor het niet indienen van een wsnp-verzoek binnen de gestelde termijn, aangezien hij niet op de faillissementszitting is verschenen en niet op de hoogte was van de oproep.

De rechtbank oordeelt dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek en dat er onvoldoende gronden zijn voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het faillissement. De rechtbank heeft het faillissement opgeheven en de schuldsaneringsregeling toegepast, met benoeming van een rechter-commissaris en bewindvoerder. Het salaris van de curator is vastgesteld op € 15,00, exclusief omzetbelasting. De uitspraak is gedaan door mr. B.A. Cnossen, rechter, en mr. M.H.M. Houben, griffier, op 2 september 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
insolventienummer: [Nummer]
uitspraakdatum: 2 september 2021
[naam 1],
wonende te [adres 1]
[postcode 1] [plaats 1] ,
verzoeker,
curator: mr. S.A. van Aalst.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 10 maart 2021 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 16 juni 2020 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 9 juni 2021 heeft de rechtbank een positief advies ten aanzien van de omzetting van de curator ontvangen.
Verzoeker, curator en mevrouw [naam 3] , faillissementsmedewerker van de curator, zijn gehoord ter terechtzitting van 26 augustus 2021. Tevens is mevrouw [naam 2] , ambulant begeleider bij CVD Ondersteuning Feijenoord, ter zitting verschenen ter ondersteuning van verzoeker. Verzoeker heeft het Informatieblad Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) ontvangen en voor instemming ondertekend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift over te gaan, dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (hierna: Fw) toekomt. De voorwaarde die de wet in artikel 15b, eerste lid, Fw stelt, is dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar. Daarnaast stelt de wet als voorwaarde dat geen verificatievergadering is gehouden noch dat de rechter-commissaris een beschikking als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, Fw heeft gegeven.
De rechtbank stelt vast dat het faillissement niet op eigen aangifte van verzoeker is uitgesproken. Voorts stelt de rechtbank vast dat geen verificatievergadering is gehouden noch dat de rechter-commissaris een beschikking als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, Fw heeft gegeven. Tot slot stelt de rechtbank vast dat verzoeker voordat hij failliet werd verklaard geen verzoekschrift zoals bedoeld in artikel 284 Fw (hierna: wsnp-verzoek) heeft ingediend.
De rechtbank concludeert dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat verzoeker wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen wsnp-verzoek heeft ingediend. Uit de stukken en hetgeen is verhandeld is ter zitting blijkt dat het verzoeker niet te verwijten valt dat hij niet tijdig een wsnp-verzoek heeft ingediend. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij de oproepbrief en de brief van de griffier destijds niet heeft gezien. Hij is ook niet verschenen op de faillissementszitting. Verder heeft verzoeker ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat het beëindigen van de onderneming, de financiële consequenties daarvan en de fysieke gezondheid destijds een forse negatieve neerslag op zijn mentale gezondheid hebben gehad en dat hij, zou hij de brief wel hebben gezien, niet in staat was geweest een wsnp-traject op te starten. Verder heeft de ambulant begeleidster ter zitting verklaard dat zij niet wist dat het faillissement van verzoeker was aangevraagd en dat zij daardoor het wsnp-traject niet kon starten namens verzoeker.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
De rechtbank oordeelt dat er geen, althans onvoldoende, grond is gebleken voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het op 16 juni 2020 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- heft het faillissement van verzoeker op;
- stelt het salaris en de verschotten van de curator vast op beschikbaar actief:
€ 15,00 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam 1] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats 2] ,
wonende te [adres 1] ,
[postcode 1] [plaats 1] ,
voorheen handelend onder de naam [naam 4] ,
gevestigd [adres 2] , [postcode 2] [plaats 3] ;
- benoemt in de schuldsaneringsregeling van schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. F. Damsteegt-Molier;
- en stelt aan tot bewindvoerder mr. W.P. Groenendijk,
postadres: Postbus 711,
3000 AS Rotterdam;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van mr. M.H.M. Houben, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 september 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.