Op 2 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, die kampt met schulden en psychische klachten, een verzoek heeft ingediend om de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Verzoekster had op 24 juni 2021 een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend, samen met een voorstel voor een schuldregeling aan haar schuldeisers. De gemeente Rotterdam weigerde echter in te stemmen met deze regeling, omdat zij op grond van artikel 60c van de Participatiewet niet mocht instemmen met een akkoord dat een boete- of fraudevordering betreft. Tijdens de zitting op 26 augustus 2021 was de gemeente Rotterdam niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De rechtbank heeft de belangen van de gemeente Rotterdam afgewogen tegen die van verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat de gemeente Rotterdam, met een vordering van 16,4% van de totale schuldenlast, niet in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de regeling, vooral omdat een ruime meerderheid van de schuldeisers (acht van de negen) akkoord ging met het voorstel. De rechtbank oordeelde dat het voorstel goed gedocumenteerd was en dat verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, niet in staat is om meer te betalen dan het aangeboden percentage.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster toegewezen en de gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling. De gemeente Rotterdam werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft tevens het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.