In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De GI verzocht om gedeeltelijke gezagsuitoefening over de minderjarige [naam kind], geboren in 2009, met betrekking tot toestemming voor een medische behandeling. De minderjarige verblijft bij Pluryn te Oosterbeek en is onder toezicht gesteld tot 25 augustus 2021. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, de moeder, de vader en een vertegenwoordigster van de GI zijn gehoord.
De moeder heeft zich verzet tegen het verzoek van de GI, stellende dat de medicatie die de GI voorstelt, zwaar is en door haar huisarts is afgeraden. De moeder heeft aangegeven dat [naam kind] zonder medicatie goed functioneert en dat hij veel last heeft van de medicatie. De kinderrechter heeft overwogen dat de GI niet voldoende onderbouwd heeft waarom de medicatie noodzakelijk is, aangezien er geen medische verklaring van een arts is overgelegd. Dit gebrek aan onderbouwing heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de toepassing van artikel 1:265e BW terughoudend dient te gebeuren, vooral als het gaat om medische behandelingen. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen met inachtneming van de belangen van het kind en de rechten van de ouders. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 27 augustus 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.