In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2005. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 9 juli 2021 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling en de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, woont met [naam kind] en heeft aangegeven dat zij geen ondertoezichtstelling nodig acht, omdat er al een jeugdreclasseringsmaatregel loopt. De kinderrechter heeft de zaak op zitting behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader als informant, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door het opstandige gedrag en de opvoedsituatie. De moeder lijkt niet altijd adequaat te kunnen reageren op het gedrag van [naam kind], mede door de zorg voor een groot gezin. Ondanks de positieve stappen die [naam kind] en de moeder hebben gezet, is de kinderrechter van oordeel dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling voor een kortere duur van negen maanden te verlenen, in plaats van de door de Raad verzochte twaalf maanden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 10 september 2021.