In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2021 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had op 15 juli 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om [naam kind] voor een periode van zes maanden in een gesloten accommodatie te plaatsen. Dit verzoek was gebaseerd op systeemproblematiek en kindeigen-problematiek, waarbij de GI stelde dat een kortdurende gesloten plaatsing noodzakelijk was voordat er naar een open setting kon worden toegewerkt.
Echter, de kinderrechter merkte op dat de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper vereist was voor een dergelijke maatregel, zoals bepaald in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet. De gedragswetenschapper had op 5 augustus 2021 een niet-instemmende verklaring afgegeven, waarin werd aangegeven dat een gesloten plaatsing op dat moment een te zware maatregel was en dat er nog mogelijkheden voor ambulante behandeling bestonden. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de GI als de moeder van [naam kind] en haar advocaat aanwezig waren. De tante moederszijde, die voor [naam kind] zorgt, was opgeroepen maar niet verschenen.
Na het horen van de betrokken partijen en het overwegen van de feiten, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat het verzoek van de GI niet kon worden toegewezen. De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen, omdat de noodzakelijke instemming van de gedragswetenschapper ontbrak. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.