ECLI:NL:RBROT:2021:9021

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
8911932_KTN-17092021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en deugdelijke eindafrekening

In deze zaak vordert eiseres, een horecamedewerkster, betaling van achterstallig loon van haar voormalige werkgever, The People Company Zuid-Holland B.V. De arbeidsovereenkomst van eiseres werd beëindigd per 25 februari 2020, maar zij stelt dat er nog bedragen openstaan voor de maanden januari tot en met maart 2019 en februari 2020. Eiseres heeft herhaaldelijk om betaling verzocht, maar The People Company heeft niet tijdig voldaan aan haar betalingsverplichtingen. Eiseres vordert daarnaast een deugdelijke eindafrekening en wettelijke verhoging wegens niet-tijdige betaling. The People Company heeft de vordering betwist en stelt dat eiseres nog een bedrag aan hen verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat The People Company gehouden is tot betaling van het achterstallige loon en de wettelijke verhoging, en dat de vordering tot het verstrekken van een eindafrekening toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8911932 CVEXPL 20-6046
uitspraak: 8 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Hoogenboom,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
The People Company Zuid-Holland B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
procederend bij [naam 1], directrice.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘The People Company’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 25 november 2020, met producties;
het uitstelverzoek van The People Company van 10 december 2020;
de rolbeslissing van de kantonrechter van 4 februari 2021;
het e-mailbericht van de zijde van The People Company van 1 maart 2021;
de akte van de zijde van [eiseres] van 1 april 2021;
de brief van de griffier van 2 april 2021 waarin The People Company in de gelegenheid wordt gesteld om alsnog inhoudelijk op de vordering te reageren;
de conclusie van antwoord;
het tussenvonnis van 29 april 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juni 2021.
Op 4 juni 2021 is namens The People Company niemand bij de mondelinge behandeling verschenen. De griffier heeft daarop telefonisch contact opgenomen op het door bestuurder [naam 1] opgegeven telefoonnummer: [telefoonnummer]. De telefoon werd opgenomen door iemand van ‘de TPC Group’ (de kantonrechter begrijpt: The People Company Group). Zodra er werd gevraagd naar mevrouw [naam 1] werd gezegd dat we verkeerd verbonden waren. Hierop is de mondelinge behandeling zonder The People Company voortgezet.
Het vonnis is bepaald op heden.
2.
De vaststaande feiten
2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[eiseres] is op 1 januari 2018 in dienst getreden bij The People Company in de functie van horecamedewerkster op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsduur bedraagt 40 uur per week.
2.3
Het overeengekomen brutoloon bedraagt € 9,54 per uur.
2.4
Op 25 januari 2020 is tussen partijen een beëindigingsovereenkomst tot stand gekomen waarbij de arbeidsovereenkomst per 25 februari 2020 werd beëindigd. In de beëindigingsovereenkomst is onder andere het volgende opgenomen:

Art. 2 Afwikkeling dienstverband2.1 Werkgever zal de maandelijkse financiële verplichtingen van de arbeidsovereenkomst met werknemer tot de Einddatum op de gebruikelijke wijze nakomen. D.d. 25 januari 2020 hebben werkgever en werknemer mondeling besproken/afgesproken dat de laatste werkdag 25 februari 2020 zal zijn. Na beëindiging zal werkgever de eindafrekening voldoen. De eindafrekening zal worden voldaan uiterlijk binnen 30 dagen na de Einddatum.
Art. 5 Slotbepalingen[…]5.3 De onderhavige overeenkomst strekt bij volledige en correcte uitvoering en nakoming tot finale kwijting van al hetgeen partijen over en weer ter zake van de arbeidsovereenkomst, het beëindigen daarvan, de pensioenregeling of anderszins van elkaar te vorderen hebben.”
2.5
Bij e-mailbericht van 16 maart 2020 heeft [eiseres] The People Company laten weten aanspraak te maken op het achterstallig loon over de maanden januari tot en met maart 2019 en januari en februari 2020.
2.6
Op 31 maart 2020 heeft [eiseres] haar salaris over de maand januari 2020 ontvangen ten bedrage van € 1.638,43 netto.
2.7
Bij e-mailbericht van 8 april 2020 heeft [eiseres] aan The People Company gevraagd wanneer zij het salaris van februari 2020 kan verwachten en de rest van de achterstand.
2.8
The People Company heeft bij e-mailbericht van 9 april 2020 als volgt gereageerd:
“Dat snap ik helemaal, wil en kan geen beloftes doen welke ik niet waar kan maken, daar ken je mij goed genoeg voor. […]Wat betreft het restant, daar zal ik je zodra er meer zekerheid is direct een voorstel voor doen. […]Je hoort z.s.m. van mij in deze en ik laat het je natuurlijk direct weten als [naam 2] februari gaat uitbetalen.”
2.9
Bij e-mailbericht van 11 mei 2020 schrijft [eiseres] aan The People Company het volgende:
“Is er inmiddels al iets bekend wanneer ik het salaris van februari kan verwachten? En wanneer we kunnen overgaan tot een betalingsregeling van het achterstallige salaris van 2019 wat ik nog tegoed hebt?”
2.1
Nadat betaling uitbleef heeft [eiseres] bij e-mailbericht van 29 juni 2020 aan The People Company laten weten dat haar geduld op raakt en dat zij, als The People Company niet voor 7 juli 2020 een bedrag van € 4.054,52 heeft overgemaakt, overgaat tot het aanvragen van het faillissement.
2.11
The People Company heeft nog dezelfde dag gereageerd op het e-mailbericht van [eiseres]. In haar reactie schrijft The People Company verder:
“Dank voor je geduld, dat wordt gewaardeerd. […]Je weet ook dat als ik het zou hebben ik geld zou overmaken.Het bedrag wat je noemt is trouwens niet juist, in februari is er een eindafrekening gemaakt, dus het salaris van februari is anders dan je gewend was.
Als jij je tot zulke stappen wilt verlagen na alles wat we met elkaar hebben meegemaakt en wat ik voor jou heb gedaan om te zorgen dat jij niet failliet bent gegaan, dan neem ik je dat persoonlijk erg kwalijk. Snap dat je je geld wil, daar doe ik ook alles aan, maar kan helaas nog niet toveren. […]Na de zomervakantie zijn er dus weer inkomsten en kan ik iedereen gaan betalen/afbetalen.”
2.12
Bij e-mailbericht van 12 oktober 2020 heeft The People Company de eindafrekening aan [eiseres] doen toekomen waarin staat dat [eiseres] nog een bedrag van € 2.034,76 aan The People Company verschuldigd is. In dit e-mailbericht schrijft The People Company verder:
“Zoals u bekend heeft u altijd voor 40 uur uitbetaald gekregen volgens uw contract, maar echter in alle jaren nog nooit 40 uur per week gewerkt. […]Wij hebben u destijds van dit contract voorzien op uw verjaardag, zodat u geen problemen meer zou ondervinden met uw bewindvoerder voor uw WSNP. […]Wel is u toen ook, door zowel de afdeling HR, alsmede uw manager aangegeven dat u de 40 uur niet draaide en deze als min uren geregistreerd zouden worden. […]
In februari 2020 heeft u een vaststellingsovereenkomst getekend en hebben wij u dan ook eind maart bijgevoegde eindafrekening per post toegezonden. Gezien het feit dat u jaren meerdere uren per week te kort bent gekomen, welke wel zijn uitbetaald, is dit in mindering gebracht op uw eindafrekening. U heeft daarnaast vrije dagen opgenomen en u bent meermaals op vakantie geweest, terwijl de vrije dagen, op uw eigen verzoek ook maandelijks uitbetaald werden, deze zijn ook verrekend in de bijgevoegde eindafrekening.”

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert dat The People Company bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot:
betaling aan [eiseres] van het achterstallige loon ten bedrage van € 4.055,06 netto over de maanden januari tot en met maart 2019 en februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de opeisbaarheid van het loon tot aan de dag der algehele voldoening;
betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 2.027,53 aan wettelijke verhoging (50%) wegens niet tijdige betaling van het aan [eiseres] toekomende loon over de maanden januari tot en met maart 2019 en januari en februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
betaling van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
het overleggen van een deugdelijke eindafrekening aan [eiseres] op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat The People Company gehouden is tot nakoming van haar (betalings)verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. Omdat het verschuldigde loon over de maanden januari tot en met maart 2019 en februari 2020 van in totaal € 4.055,06 niet is voldaan heeft [eiseres] recht op de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW. Daarnaast vordert [eiseres] nakoming van de tussen partijen overeengekomen beëindigingsovereenkomst voor het overleggen van een deugdelijke eindafrekening.
3.3
The People Company heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd. Zij meent niks meer aan [eiseres] verschuldigd te zijn. Zij heeft [eiseres] juist geholpen om uit de WSNP te komen. Daarnaast blijkt uit de eindafrekening dat [eiseres] nog een bedrag van € 7.614,40 aan The People Company verschuldigd is. Tot slot voert The People Company aan dat zij, de B.V., is opgeheven.

4..De beoordeling

4.1
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een procedure tegen een rechtspersoon die is aangevangen vóór ontbinding en vereffening, worden voortgezet ook als de vereffening inmiddels is geëindigd. De rechtspersoon kan in een dergelijk geval in rechte optreden.
4.2
In dit geval is de dagvaarding uitgebracht op 25 november 2020. Uit het e-mailbericht van [naam 1] van 1 maart 2021 volgt dat zij de B.V. pas nadien heeft ontbonden en opgeheven (eerst in hoedanigheid van eigenaar, daarna in hoedanigheid van bestuurster). Gelet hierop is het niet nodig dat heropening van de vereffening wordt verzocht, zoals bedoeld in artikel 2:23c BW, maar kan gewoon vonnis worden gewezen tegen The People Company.
4.3
The People Company heeft niet weersproken dat over de maanden januari tot en met maart 2019 en februari 2020 nog een bedrag openstaat ter grootte van (het bruto equivalent van) € 4.055,06 netto. De kantonrechter constateert dat de betaling van het salaris over de maand januari 2020 geen deel uitmaakt van de onderhavige vordering en dat voorts bij de berekening van het gevorderde bedrag al rekening is gehouden met een betaling van € 1.500,- op 10 februari 2020. Gelet hierop is The People Company gehouden het bruto-equivalent van € 4.055,06 aan [eiseres] te betalen. Dit bedrag is dan ook in beginsel toewijsbaar.
4.4
Vast staat dat de desbetreffende salarisbedragen niet tijdig zijn betaald, zodat [eiseres] aanspraak heeft op de wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW over de te laat betaalde bedragen. Het gevorderde bedrag van € 2.027,53 komt overeen met 50% van het hierboven genoemde achterstallige nettosalaris. In de regel wordt de wettelijke verhoging gerekend over het brutobedrag en dat zou eventueel tot een andere uitkomst kunnen leiden. Daar staat tegenover dat [eiseres] er in de dagvaarding ook op heeft gewezen dat de maand januari 2020 pas twee maanden later (op 31 maart 2020) is betaald. Zekerheidshalve zal de kantonrechter de wettelijke verhoging toewijzen tot het lagere bedrag van € 1.900,- netto.
4.5
Voor zover The People Company stelt dat zij een tegenvordering van ruim € 7.614,40 heeft op [eiseres] geldt het volgende. The People Company voert aan dat zij [eiseres] op 5 december 2017 een contract voor 40 uur per week heeft aangeboden, maar dat [eiseres] die uren niet heeft gewerkt en dat om die reden in een addendum is vastgelegd dat de niet gewerkte uren c.q. de te veel uitbetaalde uren verrekend zouden worden. Hetzelfde zou gelden voor de opgenomen vrije dagen en vakantiedagen. [eiseres] heeft betwist dat zij al die jaren minder dan 40 uur in de week zou hebben gewerkt. The People Company heeft nagelaten om het door haar genoemde addendum over te leggen. In feite heeft The People Company in het geheel niets overgelegd wat het bestaan van haar beweerde tegenvordering zou kunnen onderbouwen. Dat er sprake zou zijn van een forse tegenvordering is ook niet aannemelijk gelet op de door [eiseres] als productie 6 en 7 overgelegde WhatsApp- en e-mailcorrespondentie waarin nooit over enige tegenvordering is gesproken. Integendeel: in die berichten werd juist aangegeven dat het salaris van [eiseres] gewoon betaald zou worden. Ten slotte stuit het beroep op de vermeende tegenvordering af op het feit dat deze tegenvordering verband houdt met (het beëindigen van) de arbeidsovereenkomst en dat partijen op 25 januari 2020 een beëindigingsovereenkomst hebben gesloten waarin zij elkaar ter zake van de arbeidsovereenkomst en het beëindigen daarvan finale kwijting hebben verleend. Niet gebleken is dat er toen over enige tegenvordering is gesproken.
4.6
[eiseres] vordert ten slotte dat The People Company een deugdelijke eindafrekening verstrekt op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag. Dit gedeelte van de vordering is door The People Company onweersproken gelaten en zal dan ook worden toegewezen met dien verstande dat de dwangsom wordt gemaximeerd op € 5.000,-.
4.7
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd. De wettelijke rente over het achterstallige salaris zal worden toegewezen vanaf de verschillende data van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige voldoening. De wettelijke rente over de verhoging zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening.
4.8
The People Company zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt The People Company aan [eiseres] te betalen een bedrag ter grootte van het bruto equivalent van € 4.055,06 netto aan achterstallig loon over de maanden januari tot en met maart 2019 en februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW gerekend vanaf de verschillende data van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt The People Company aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.900,- (netto) aan wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW van 25 november 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt The People Company om aan [eiseres] te verstrekken een deugdelijke eindafrekening, op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag, met een maximum van € 5.000,-, voor iedere dag dat zij nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
veroordeelt The People Company in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 83,- aan griffierecht, € 100,89 aan dagvaardingskosten en € 777,50 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en indien The People Company niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
35789