ECLI:NL:RBROT:2021:9046

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
C/10/623255 / KG ZA 21-674
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom van een auto na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, die op 15 september 2021 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee partijen, aangeduid als de man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad die in oktober 2020 is geëindigd. De man heeft op 12 juli 2019 een BMW 545i gekocht, maar de vrouw heeft de auto op 25 mei 2021 op haar naam gezet. De man heeft aangifte gedaan van verduistering van de autopapieren door de vrouw en vordert in dit kort geding dat de vrouw medewerking verleent aan het herstel van de tenaamstelling van de auto op zijn naam.

De vrouw voert verweer en stelt dat de man de auto aan haar heeft verkocht ter aflossing van een schuld van € 83.000,00. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man toegewezen, omdat hij als houder van de auto wordt vermoed rechthebbende te zijn. De vrouw is er niet in geslaagd om aan te tonen dat zij een beter recht op de auto heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man de auto nodig heeft voor zijn werk en het vervoer van zijn kinderen, terwijl de vrouw over een andere auto beschikt.

De voorzieningenrechter heeft de vrouw veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis alle benodigde medewerking te verlenen aan het herstel van de tenaamstelling van de auto op naam van de man en heeft een dwangsom van € 500,00 per dag opgelegd voor het geval zij hieraan niet voldoet, tot een maximum van € 10.000,00. De vorderingen in reconventie van de vrouw zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623255 / KG ZA 21-674
Vonnis in kort geding van 15 september 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J. van Riet te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.K. Ramdas te Rotterdam.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2021, met producties 1 tot en met 3,
  • het herstelexploot van 30 augustus 2021,
  • de eis in reconventie, met producties 1 en 2,
  • de aanvullende producties 4 tot en met 6 van de man,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 1 september 2021,
  • de pleitnota van mr. Van Riet.
1.2.
Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter partijen in overweging gegeven om in onderling overleg een oplossing voor hun geschil te vinden. Partijen hebben na de zitting laten weten geen oplossing te hebben gevonden en verzocht om vonnis te wijzen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die in oktober 2020 is geëindigd.
2.2.
Op 12 juli 2019 heeft de man een BMW 545i met kenteken [kentekennummer] (hierna: de auto) gekocht voor een prijs van € 11.900,00 inclusief btw.
2.3.
Omstreeks 25 mei 2021 is de auto op naam van de vrouw gezet.
2.4.
Op 6 juli 2021 heeft de vrouw bij deze rechtbank een bodemprocedure tegen de man aanhangig gemaakt. Daarin vordert zij (terug)betaling door de man van een lening van € 63.000,00 en van een afkoopsom voor inboedelgoederen van € 25.000,00. De zaak staat voor conclusie van antwoord op 22 september 2021.
2.5.
Op 5 augustus 2021 heeft de man bij de politie aangifte gedaan van verduistering van de papieren van de auto inclusief de tenaamstellingscode door de vrouw.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert – verkort weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. de vrouw veroordeelt om onmiddellijk:
  • alle benodigde medewerking te verlenen aan herstel van de tenaamstelling van de auto op naam van de man,
  • het kentekenbewijs en alle overige autopapieren van de auto aan de man terug te geven,
  • de sleutel van de auto aan de man terug te geven,
alles op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, ingaande op de tweede dag nadat het vonnis aan de vrouw is betekend,
2. de vrouw veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2.
De man legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
De man is eigenaar van de auto. Tijdens zijn relatie met de vrouw heeft hij toegestaan dat zij de auto gebruikte en de reservesleutel van de auto aan de vrouw gegeven. Na het eindigen van de relatie heeft de vrouw de autopapieren van de man verduisterd en de auto met behulp van de tenaamstellingscode op haar naam gezet. Nadat de man tot de ontdekking kwam dat de vrouw de tenaamstelling van de auto had gewijzigd, heeft hij de auto opgeslagen op een voor de vrouw geheime locatie. De man durft thans niet in de auto te rijden en de auto niet voor de deur te zetten, omdat hij bang is dat de vrouw de auto wegneemt en verkoopt.
3.3.
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de man in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
3.5.
De vrouw vordert – verkort weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de man veroordeelt tot vergoeding van de kosten die verband houden met het gebruik van de auto, waaronder in ieder geval eventuele naheffingen dan wel boetes voor de motorrijtuigenbelasting, boetes als gevolg van verkeersovertredingen dan wel misdrijven en kosten dan wel aanspraken van derden gedurende de periode dat de man de auto onder zich heeft terwijl deze op naam van de vrouw is gesteld,
de man veroordeelt om binnen twee dagen na het vonnis de auto met sleutels en verdere toebehoren aan de vrouw af te geven, althans die handelingen te verrichten waardoor de vrouw daadwerkelijk de feitelijke macht over de auto terugkrijgt, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat de man daarmee in gebreke blijft,
de man veroordeelt in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten.
3.6.
De vrouw legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
De man heeft een schuld aan de vrouw van in totaal € 83.000,00. Ter afbetaling van een gedeelte daarvan heeft de man de auto in het bijzijn van een getuige aan de vrouw verkocht voor € 6.500,00. Ook heeft de man het kentekenbewijs en de tenaamstellingscode in het bijzijn van de getuige aan de vrouw gegegeven. De vrouw heeft de auto vervolgens op haar naam gezet en is thans eigenaar van de auto. Op 29 juni 2021 heeft een neef van de man zonder toestemming van de vrouw een sleutel van de auto gepakt, waarna hij met de auto is weggereden. De vrouw beschikt op dit moment dus niet over de auto.
3.7.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie worden deze gezamenlijk behandeld.
4.2.
De vrouw betwist dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering in conventie. De voorzieningenrechter volgt haar daar niet in. Het spoedeisend belang volgt uit de stelling van de man dat hij niet in de auto durft te rijden, omdat hij vreest dat de vrouw de auto zal wegnemen en verkopen. De kosten van de auto lopen door, terwijl de man noch de vrouw gebruik kan maken van de auto. De man heeft de auto nodig voor zijn werk en het vervoer van zijn kinderen. Anders dan de vrouw heeft de man geen andere auto tot zijn beschikking. De uitkomst van een bodemprocedure kan daarmee niet worden afgewacht. Overigens heeft de vrouw in reconventie een soortgelijke vordering ingesteld en meent zij daarbij (wel) een spoedeisend belang te hebben.
4.3.
De vrouw voert verder aan dat deze zaak zich niet leent voor beslechting in kort geding. Volgens de vrouw bestaat er veel onduidelijkheid en moet het een en ander in een bodemprocedure worden uitgezocht. De voorzieningenrechter volgt de vrouw ook hier niet in. Van de in artikel 256 Rv opgenomen bevoegdheid om een voorziening te weigeren moet (zeer) terughoudend gebruik worden gemaakt. De in de jurisprudentie aangenomen gevallen waarin daarvoor aanleiding kan zijn – de feiten zijn niet helder of de gevolgen van de te nemen beslissing zijn niet te overzien – doen zich in deze zaak niet voor.
4.4.
Vast staat dat de man de auto in juli 2019 heeft gekocht. Partijen twisten over de vraag wie thans eigenaar van de auto is. Voor de beoordeling daarvan is van belang wie als bezitter van de auto kan worden aangemerkt. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Wie een goed houdt, wordt op grond van artikel 3:109 BW vermoed dit voor zichzelf te houden. Artikel 3:119 lid 1 BW bepaalt dat de bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn. De wettelijke vermoedens zijn weerlegbaar. Het is aan de wederpartij om zijn beter recht op het betreffende goed te bewijzen.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de man op dit moment houder van de auto is. Daarmee wordt op grond van de wet vermoed dat de man bezitter en rechthebbende is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vrouw er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij een beter recht op de auto heeft. Hoewel de vrouw stelt dat de man de eigendom van de auto ter aflossing van zijn schuld aan haar heeft overgedragen, heeft de vrouw deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Nergens blijkt uit dat partijen de overdracht van de auto zijn overeengekomen. Ook heeft de vrouw geen verklaring in het geding gebracht van de door haar genoemde getuige die de gestelde overeenkomst zou kunnen bevestigen. De omstandigheid dat de man zijn schuld aan de vrouw van € 83.000,00 in e-mails zou hebben erkend – los van de vraag of deze e-mails daadwerkelijk door de man zijn verzonden, hetgeen door hem onderbouwd wordt betwist – maakt dit niet anders. Uit de vermeende schuldbekentenis kan immers niet worden afgeleid dat de man de eigendom van de auto aan de vrouw heeft overgedragen. Het vorenstaande leidt tot het voorlopig oordeel dat de man eigenaar is van de auto en daarvan gebruik dient te kunnen maken.
4.6.
Een afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw over een andere auto beschikt, terwijl de man geen andere auto heeft. De vrouw heeft de auto op dit moment dus niet nodig. Voldoende aannemelijk is dat de man de auto wel nodig heeft in verband met zijn baan en het vervoer van zijn kinderen.
4.7.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vordering in conventie op de in de beslissing te vermelden wijze wordt toegewezen. Daarbij wordt aan de vrouw een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis geboden om haar medewerking te verlenen. De gevorderde dwangsom wordt gemaximeerd tot € 10.000,00.
4.8.
De toewijzing van de vordering in conventie leidt ertoe dat de vordering in reconventie wordt afgewezen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op geen aanleiding te zien voor een veroordeling van de man tot betaling van eventuele boetes, nu de vrouw niet heeft weersproken dat de man op dit moment niet in de auto rijdt. Verder is onduidelijk aan wie, na de wijziging van de tenaamstelling, eventuele naheffingen voor de motorrijtuigenbelasting zullen worden opgelegd. Ook heeft de vrouw niet nader toegelicht wat zij met kosten dan wel aanspraken van derden bedoelt.
4.9.
Gelet op de gewezen relatie tussen partijen worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt de vrouw om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis alle benodigde medewerking te verlenen aan herstel van de tenaamstelling van de auto op naam van de man en het kentekenbewijs van de auto, alle overige autopapieren en de sleutel van de auto aan de man terug te geven,
5.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2021.
[2971/1573]