In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 19 juli 2021 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden, wat werd ondersteund door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag uitoefent, is gehoord en heeft haar instemming met de ondertoezichtstelling betuigd, maar uitgedrukt dat de gevraagde periode te lang is.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, waaronder gedragsproblemen bij [voornaam minderjarige 1] en gezondheidsproblemen bij [voornaam minderjarige 2], die astma heeft. De kinderen hebben een leerachterstand opgelopen door schoolverzuim. De kinderrechter oordeelde dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld, zoals vastgelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Echter, gezien de positieve ontwikkelingen in het gezin, zoals de verhuizing naar een gezondere woning en de ondersteuning van de partner van de moeder, heeft de kinderrechter besloten de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot tien maanden.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 september 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.