In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 5 juni 1992 te Rotterdam zijn gehuwd. De vrouw verzocht om een partnerbijdrage van € 4.035,- bruto per maand, terwijl de man verweer voerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft de behoefte van de vrouw berekend op basis van de hofnorm, waarbij rekening is gehouden met het netto besteedbaar gezinsinkomen van beide partijen en de kosten voor hun meerderjarige dochter. De rechtbank heeft de draagkracht van de man berekend en vastgesteld dat hij € 2.618,- bruto per maand aan de vrouw moet betalen als uitkering tot levensonderhoud, met ingang van de inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Tevens is de wettelijke indexering van de partnerbijdrage voor 2022 en 2023 uitgesloten. De rechtbank heeft ook de tussen partijen getroffen regelingen in het echtscheidingsconvenant opgenomen in de beschikking. Elke partij draagt zijn eigen proceskosten.