ECLI:NL:RBROT:2021:9135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
C/10/604473 / HA ZA 20-897
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van boete wegens niet-nakoming van koopovereenkomst en vrijwaringsprocedure

In deze zaak vorderde eiseres, [eiser 1], een boete van € 30.200,00 van de gedaagden wegens het niet voldoen aan de verplichtingen uit een koopovereenkomst voor een woning. De koopovereenkomst, gesloten op basis van het NVM-model, vereiste dat gedaagden een bankgarantie stelden of een waarborgsom stortten. Eiseres stelde gedaagden in gebreke en ontbond de overeenkomst na het uitblijven van de vereiste waarborg. Gedaagden hebben de boete niet betaald, wat leidde tot de vordering van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiseres gegrond was, aangezien gedaagden tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. De rechtbank heeft de vordering toegewezen en gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. In de vrijwaringsprocedure werd eiser 2 geconfronteerd met een gebrek in de dagvaardingstermijn, maar kreeg de gelegenheid om dit te herstellen. De rechtbank heeft de zaak in de vrijwaringsprocedure aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 1 september 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/604473 / HA ZA 20-897 van
[eiser 1],
wonende te [woonplaats eiser 1],
eiser,
advocaat mr. E.E. Nauta-Rijsdijk te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagde,
advocaat mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/612581 / HA ZA 21-108 van
[eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2],
eiser,
advocaat mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam,
tegen
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats gedaagde 1],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser 1], [gedaagden] (gedaagden in de hoofdzaak gezamenlijk), [eiser 2] en [gedaagde 1] genoemd worden.

1..De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 september 2020, met producties 1 tot en met 9;
  • de akte tot rectificatie van [eiser 1];
  • de conclusie van antwoord van [eiser 2] in de hoofdzaak, tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord in het incident;
  • het vonnis in incident van 6 januari 2021;
  • de brief van de advocaat van [eiser 2] van 4 juni 2021 en het B16-formulier, met brief, van de advocaat van [eiser 1] van 6 juni 2021 met het eenstemmig verzoek de zaak schriftelijk af te doen.
1.2.
Tegen [gedaagde 1] is verstek verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in vrijwaring met producties 1 tot en met 5.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3..De feiten in de hoofd- en vrijwaringszaak

3.1.
[eiser 1] heeft aan [gedaagden] het appartementsrecht verkocht, rechtgevende op een woning aan de [adres]. De overeengekomen koopsom bedraagt € 302.000,00. Tussen partijen is een koopovereenkomst gesloten volgens standaard NVM-model (model 2018) met de gebruikelijke financierings- en boetebedingen.
3.2.
Bij brief van 17 augustus 2020 heeft [eiser 1] [gedaagden] in gebreke gesteld en aangekondigd de koopovereenkomst te zullen ontbinden wanneer [gedaagden] niet binnen 8 dagen aan hun verplichtingen uit de koopovereenkomst voldoen.
3.3.
[gedaagden] hebben geen bankgarantie gesteld of waarborgsom gestort zoals bedoeld in artikel 5 van de koopovereenkomst.
3.4.
Bij e-mail van 27 augustus 2020 heeft [eiser 1] de koopovereenkomst ontbonden. Daarbij maakt [eiser 1] tevens aanspraak op betaling van een verbeurde boete van 10% van de koopsom (€ 30.200,00).
3.5.
[gedaagden] hebben de boete waar [eiser 1] aanspraak op maakt niet betaald.

4..Het geschil in de hoofdzaak

4.1.
[eiser 1] vordert - samengevat - dat [gedaagden] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad hoofdelijk worden veroordeeld:
tot betaling van een bedrag van € 30.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag van af de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
tot betaling van de proceskosten.
4.2.
[eiser 1] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [gedaagden] zijn jegens hem tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst door niet op uiterlijk 15 juli 2020 een bankgarantie te hebben gesteld dan wel een waarborgsom te hebben gestort en evenmin tijdig een goed gedocumenteerd beroep op ontbinding als gevolg van het ontbreken van een financiering hebben gedaan. [eiser 1] heeft daarop de koopovereenkomst ontbonden. Op grond van artikel 14.2 van de koopovereenkomst maakt hij aanspraak op betaling van een boete ter grootte van 10% van de koopsom, in dit geval een bedrag van € 30.200,00.
4.3.
[eiser 2] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser 1] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding, inclusief nakosten. [eiser 2] verzoekt matiging van de buitengerechtelijke en proceskosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader in gegaan.

5..Het geschil in de vrijwaringszaak

5.1.
[eiser 2] vordert - samengevat - dat [gedaagde 1] bij een voor [eiser 2] veroordelend vonnis in de hoofdzaak bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld:
tot betaling van de gehele vordering van € 30.200,00 inclusief wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.2.
[gedaagde 1] is niet in het geding verschenen.

6..De beoordeling

in de hoofdzaak
Ten aanzien van [gedaagde 1]
6.1.
is, hoewel correct opgeroepen, niet in het geding verschenen. Tegen hem is daarom verstek verleend.
6.2.
De vordering van [eiser 1] komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van [eiser 2]
6.3.
[eiser 2] heeft niet betwist dat zij tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst, noch dat zij daarom de boete is verschuldigd. Sterker, in onderdeel 16 van haar conclusie wordt de aansprakelijkheid jegens [eiser 1] erkend. Dat [eiser 2] meent dat in de onderlinge verhouding tussen haar en [gedaagde 1], [gedaagde 1] degene is die uiteindelijk de last moet dragen, doet daaraan niet af.
6.4.
De rechtbank zal daarom ook de vordering jegens [eiser 2] toewijzen.
Resumé, rente, kosten en uitvoerbaar bij voorraadverklaring
6.5.
Gelet op het voorgaande worden [gedaagden] hoofdelijk veroordeeld het bedrag van € 30.200,00 aan [eiser 1] te voldoen. De wettelijke rente daarover, gerekend vanaf de dag van de dagvaarding, wordt als onbetwist toegewezen.
6.6.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,50
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat
€ 721,00(1,0 punt × tarief € 721,00)
Totaal € 1.767,50
6.7.
Buitengerechtelijke incassokosten worden niet gevorderd, dus het verzoek die te matigen kan onbesproken blijven. Het verzoek de proceskosten te matigen wordt afgewezen, omdat daarvoor geen aanleiding bestaat.
6.8.
Dit vonnis wordt zoals [eiser 1] vordert uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de vordering daartoe is gegrond op de wet en zij niet is weersproken.
in de vrijwaringszaak
6.9.
[gedaagde 1] is conform het tussenvonnis van 6 januari 2021 gedagvaard tegen de rolzitting van 3 februari 2021. De dagvaarding in vrijwaring is op 1 februari 2021 aan [gedaagde 1] betekend. De rechtbank constateert dat daarbij de volgens artikel 114 van het Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv) geldende dagvaardingstermijn van een week niet in acht is genomen. Een dergelijk gebrek leidt in beginsel tot nietigheid van de dagvaarding.
6.10.
Aangezien [gedaagde 1] niet in het geding is verschenen, zal de rechtbank [eiser 2] op de voet van het tweede lid van artikel 121 Rv in de gelegenheid stellen het gebrek te herstellen. Herstel vindt plaats door een nieuwe roldatum bij exploot aan [gedaagde 1] aan te zeggen en daarbij alsnog de wettelijke dagvaardingstermijn in acht te nemen. De daarmee gemoeide kosten blijven voor rekening van [eiser 2].
6.11.
Aangenomen dat [eiser 2] het herstel zal uitvoeren als bevolen, komt de zaak daarna voor vonnis te staan op een termijn van vier weken overeenkomstig artikel 5.5, onderdeel a, van het landelijk procesreglement.

7..De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
7.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 30.200,00 (dertigduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 14 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
7.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de hoofdzaak, aan de zijde van [eiser 1] tot op heden begroot op € 1.767,50;
7.3.
verklaart dit vonnis in deze zaak uitvoerbaar bij voorraad;
in de vrijwaringszaak
7.4.
bepaalt dat de vrijwaringsprocedure weer op de rol komt van 29 september 2021;
7.5.
beveelt [eiser 2] deze roldatum tijdig bij exploot aan [gedaagde 1] aan te zeggen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. de Kraker en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021.