ECLI:NL:RBROT:2021:9151

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
9395659 AZ VERZ 21-96
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet afgewezen wegens openstaande mogelijkheid tot verlaging van alimentatieverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet van [naam 1], die onder bewind is gesteld. Het verzoek werd ingediend door Bilancio Budget B.V., de bewindvoerder van [naam 1]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het inkomen van [naam 1] bestaat uit een AOW-uitkering en een aanvullend pensioen, en dat er beslag is gelegd op zijn AOW-uitkering door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) in verband met een alimentatieverplichting aan zijn ex-echtgenote. Bilancio verzocht de beslagvrije voet te verhogen van € 1.186,- naar € 1.569,16 per maand, omdat [naam 1] in een problematische financiële situatie verkeert en zijn vaste lasten hoger zijn dan zijn inkomen.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er op dit moment geen sprake is van een situatie die onder de hardheidsclausule van artikel 475fa Rv valt, omdat [naam 1] de mogelijkheid heeft om zijn alimentatieverplichting te verlagen. De rechter benadrukte dat de hardheidsclausule bedoeld is voor uitzonderlijke situaties waarin de schuldenaar onder het bestaansminimum komt door noodzakelijke extra kosten die niet op andere wijze vergoed kunnen worden. Aangezien [naam 1] nog steeds de mogelijkheid heeft om zijn alimentatie te wijzigen, werd het verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet afgewezen.

Bilancio werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van LBIO, vastgesteld op € 150,- aan salaris voor de gemachtigde. Deze beschikking is gegeven door mr. P. Joele en uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9395659 AZ VERZ 21-96
uitspraak: 12 oktober 2021
beschikking ex artikel 475fa Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
inzake
Bilancio Budget B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder in de zin van artikel 1:435 BW over de goederen van
[naam 1],
gevestigd in Voorthuizen,
verzoekster,
procederend bij R. Hengst,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
procederend bij [naam 2].
Partijen worden hierna “Bilancio” en “LBIO” genoemd.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het verzoekschrift met bijlagen dat op 23 juli 2021 door de griffie is ontvangen;
- de brief van LBIO van 20 augustus 2021 met productie;
- de brief van LBIO van 20 augustus 2021 met twee producties;
- de pleitaantekeningen van [naam 2];
- de twee door Bilancio ter zitting van 14 september 2021 overgelegde producties.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 14 september 2021 in aanwezigheid van de partijen.

2..De feiten

2.1.
Bij beschikking van 8 december 2020 heeft de kantonrechter te Dordrecht de goederen van [naam 1] (hierna: [naam 1]), geboren op [geboortedatum], onder bewind gesteld, met benoeming van Bilancio tot zijn bewindvoerder.
2.2.
Het inkomen van [naam 1] bestaat uit een AOW-uitkering van € 1.218,19 per maand netto, exclusief vakantiebijslag [ktr: per 1 juli 2021 bedraagt de AOW-uitkering
€ 1.226,60 netto per maand, exclusief vakantiebijslag] en een aanvullend pensioen van
€ 408,40 netto per maand.
2.3.
[naam 1] en zijn (thans ex-)echtgenote hebben een echtscheidingsconvenant gesloten, gedateerd 7 maart 2020, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

1.2.3 De man[ktr: [naam 1]]
verstrekt aan de vrouw een partneralimentatie van € 1.000,- bruto per maand […]
2.4.
Op 21 mei 2021 heeft LBIO, mede namens zijn ex-echtgenote, beslag gelegd op de AOW-uitkering van [naam 1]. Maandelijks valt € 462,65 onder het beslag. De beslagvrije voet is daarbij vastgesteld op € 1.186,-.

3..Het geschil

3.1.
Ter zitting bleken partijen het erover eens dat de beslagvrije voet in beginsel € 1.199,- had behoren te bedragen in plaats van € 1.186,-. Bilancio verzoekt de beslagvrije voet voor [naam 1] te verhogen met € 370,16 (per maand) naar € 1.569,16 voor de duur van minimaal zes maanden. Zij stelt dat sprake is van een onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de nieuwe beslagvrije voet. [naam 1] moet maandelijks een huurprijs van € 819,81 (€ 942,31 inclusief stookkosten) aan zijn verhuurder betalen en komt niet in aanmerking voor inkomensondersteunende regelingen omdat zijn inkomen ruim boven de bijstandsnorm ligt. De vaste lasten zijn hoger dan het inkomen, waardoor een huurachterstand is ontstaan en de huurovereenkomst mogelijk zal worden ontbonden.
3.2.
LBIO voert verweer, dat voor zover nodig bij de beoordeling aan de orde zal komen.

4..De beoordeling

4.1.
Artikel 475fa Rv bepaalt dat de kantonrechter de beslagvrije voet voor een door hem te bepalen termijn kan verhogen als de toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e Rv leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet. In de Memorie van Toelichting bij dit wetsartikel [1] staat onder meer het volgende:

De schuldenaar kan een beroep doen op een hardheidsclausule indien onverkorte toepassing van de regelgeving tot een kennelijk onevenredige hardheid leidt als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet. Gedacht kan worden aan uitzonderlijke noodzakelijke extra kosten, welke de schuldenaar niet op andere wijze vergoed kan krijgen. Het beroep op de hardheidsclausule zal vanuit deze optiek beperkt zijn tot zeer uitzonderlijke, individuele situaties. Een hardheidsclausule is niet bedoeld als standaardcompensatie voor groepen mensen die niet uitkomen met de voor hen geldende beslagvrije voet.[…]
en voorts [2] :
“In dit nieuwe artikel is een hardheidsclausule opgenomen. Nu de nieuwe systematiek grofmaziger is dan de oude systematiek, kan de op basis van artikel 475da en 475db vastgestelde beslagvrije voet van dien aard zijn dat een schuldenaar die te maken heeft met uitzonderlijk hoge noodzakelijke en niet (deels) via andere wegen te verlagen kosten onder het bestaansminimum komt. In dat geval getuigt het onverkort vasthouden aan de beslagvrije voet van een kennelijk onevenredige hardheid en kan de rechter besluiten de beslagvrije voet te verhogen voor een door hem te bepalen termijn. […]”
4.2.
Uit artikel 475fa Rv en de toelichting hierop volgt dus dat het moet gaan om uitzonderlijk hoge en noodzakelijke extra kosten, die [naam 1] niet op andere wijze vergoed kan krijgen en waardoor hij onder het bestaansminimum komt.
4.3.
Uit hetgeen Bilancio heeft aangevoerd, is af te leiden dat sprake is van een problematische financiële situatie. Door het beslag komt [naam 1] onder het sociaal minimum van € 1.239,10 (bruto) per maand. Toch is er in zijn geval geen sprake van een situatie waarvoor de hardheidsclausule is bedoeld, gelet op het volgende. De vordering waarvoor beslag is gelegd op het inkomen van [naam 1] heeft betrekking op de alimentatieverplichting die hij jegens zijn ex-echtgenote is aangegaan. Op grond van artikel 1:401 BW kan [naam 1] een verzoek doen tot wijziging van de overeenkomst met betrekking tot de alimentatie als sprake is van wijziging van omstandigheden waardoor de overeenkomst ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Niet valt dus uit te sluiten dat [naam 1] zijn uitgaven, in het bijzonder zijn alimentatieverplichting, nog kan verlagen. Om deze reden is er op dit moment (nog) geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 475fa Rv en kan het verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet niet worden ingewilligd.
4.4.
Het verzoek wordt gelet op het voorgaande afgewezen en Bilancio wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Bilancio in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van LBIO vastgesteld op: € 150,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Joele, kantonrechter en uitgesproken op de openbare terechtzitting.424

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2016-2017, 34628, nr. 3, p. 18.
2.Kamerstukken II 2016-2017, 34628, nr. 3, p. 71.