In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 3 augustus 2021 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, vanwege ernstige ontwikkelingsbedreigingen die voortvloeien uit gedragsproblematiek en schoolverzuim. De ouders van [naam kind] zijn betrokken en staan open voor hulpverlening, maar hebben aangegeven dat zij zich geen raad meer weten met de situatie. Hulpverlening in het vrijwillige kader heeft tot nu toe onvoldoende effect gehad.
Tijdens de zitting op 7 september 2021, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders, [naam kind] en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de problematiek complex is en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] zelf weg te nemen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen en de benodigde hulpverlening voor [naam kind] te organiseren.
De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat er voldaan is aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling. De beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Persoon en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ondertoezichtstelling gaat in op 7 september 2021 en duurt tot 7 september 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.