ECLI:NL:RBROT:2021:9179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
C/10/583202 / HA ZA 19-912
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekering en verzwijging van informatie bij schade-uitkering na brandschade aan discotheek

In deze zaak vordert IJssel Investments, als rechtsopvolgster van Monte Carlo Entertainment B.V., schadevergoeding van Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een brand in een discotheek op 13 juni 2016. De brand vond plaats terwijl de discotheek op last van de burgemeester voor zes maanden gesloten was vanwege ernstige ordeverstoringen. IJssel Investments stelt dat aan alle voorwaarden voor schadevergoeding is voldaan, maar Achmea weigert uit te keren op basis van verzwijging van relevante informatie door Monte Carlo bij het aangaan van de verzekering. De rechtbank oordeelt dat Monte Carlo haar mededelingsplicht heeft geschonden door niet te melden dat haar aansprakelijkheidsverzekering was beëindigd wegens wanbetaling en dat de discotheek dreigde te worden gesloten. De rechtbank concludeert dat Achmea zich terecht op verzwijging beroept en wijst de vorderingen van IJssel Investments af. De proceskosten worden toegewezen aan Achmea.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/583202 / HA ZA 19-912
Vonnis van 22 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IJSSEL INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Boxmeer,
eiseres,
advocaat mr. E.C.M.J. van Kempen te Boxmeer,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.
Partijen zullen hierna IJssel Investments en Achmea worden genoemd.

1..De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of de verzekeraar moet uitkeren in verband met de brand op 13 juni 2016 in een discotheek in Nijmegen, die door de burgemeester voor zes maanden was gesloten.
Volgens eiser is aan alle voorwaarden voor een uitbetaling van een schade-uitkering voldaan. De verzekeraar weigert een schade-uitkering omdat volgens hem bij het aangaan van de verzekering informatie is verzwegen die hij nodig had om de omvang van het risico te kunnen inschatten dat hij bij aangaan van de verzekering op zich nam.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verzekeraar zich terecht op verzwijging als bedoeld in artikel 7:930 van het Burgerlijk Wetboek (BW) beroept. De rechtbank wijst de vorderingen af.

2..De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 t/m 25;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 8;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. De rechtbank heeft de producties die zijn overlegd bij de conclusie van dupliek buiten beschouwing gelaten omdat IJssel Investments zich daarover niet meer heeft kunnen uitlaten.

3..De feiten

Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast.
3.1.
Achmea is een verzekeraar.
3.2.
Monte Carlo Entertainment B.V., hierna: Monte Carlo, exploiteerde in Nijmegen een discotheek onder de naam Monte Carlo, hierna: de discotheek.
3.3.
Op 29 september 2015 heeft KHN Verzekeringen per aangetekende brief aan Monte Carlo bericht dat de aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven van Monte Carlo is beëindigd wegens wanbetaling.
3.4.
Op 19 januari 2016 heeft de burgemeester van Nijmegen Monte Carlo schriftelijk een formele waarschuwing gegeven, omdat zich in en om de discotheek ordeverstoringen hadden voorgedaan waardoor zeer grote twijfels zijn gerezen over de openbare orde en over de veiligheid van de bezoekers. Daarbij is meegedeeld dat de burgemeester bij nieuwe ordeverstoringen of overlast de Drank- en Horecavergunning zal intrekken en/of de discotheek voor langere tijd zal sluiten.
3.5.
Op 18 april 2016 heeft de burgemeester aan Monte Carlo schriftelijk meegedeeld dat hij het voornemen heeft de discotheek voor zes maanden te sluiten omdat er opnieuw ordeverstoringen in en om de discotheek hebben plaatsgevonden.
3.6.
Op 22 april 2016 heeft Monte Carlo een vragenformulier ingevuld en ondertekend voor een aanvraag van een MKB Meerkeuzepolis van Achmea, onder meer voor verzekering van risico’s van brand. Dat formulier houdt voor zover hier van belang het volgende in, waarbij op de vragen het antwoord ‘nee’ is aangekruist en bij de vraag naar bijzonderheden ‘geen’ is geschreven:
“9 verklaring en ondertekening
Is u (…) ooit een verzekering door enige maatschappij opgezegd, geweigerd of op een bijzondere voorwaarde voortgezet/geaccepteerd?
[x] nee
(…)
Beschikt u (…) nog over informatie die voor de beoordeling van deze verzekeringsaanvraag voor de maatschappij van belang kan zijn, en die niet bij de beantwoording van een van de voorgaande vragen is verstrekt? Zo ja, welke informatie is dat?
[x] nee (…)
bijzonderheden: geen
Lees vóór de ondertekening van dit formulier de toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht .
(…)
Toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht
(…)
3. Feiten en omstandigheden die u bekend worden, nadat u deze aanvraag heeft ingezonden maar voordat de maatschappij u definitief heeft bericht het door u ter verzekering aangeboden risico te verzekeren, dient u alsnog aan de maatschappij mede te delen, als deze vallen onder de vraagstelling in dit aanvraagformulier.
4. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:928, lid 6, BW geldt dat de algemene slotvraag volledig dient te worden beantwoord.
De algemene slotvraag wordt geacht onvolledig te zijn beantwoord, als daarbij feiten en/of omstandigheden zijn verzwegen of verkeerd voorgesteld waarvan u bij voorbeeld op grond van de overige op dit formulier gestelde vragen en/of de aard van de aangevraagde verzekering in relatie tot wat niet is opgegeven of verkeerd is voorgesteld, in redelijkheid moest begrijpen dat deze voor de beoordeling van het ter verzekering aangeboden risico van belang konden zijn.”
3.7.
Op 28 april 2016 heeft Achmea aan Monte Carlo de ‘MKB Meerkeuzepolis’, ingaande op 22 april 2016 gezonden, onder meer bestaande uit een
Polisblad Brand Bedrijfsschademet daarop vermeld als reden voor afgifte ‘nieuwe verzekering [nummer 1]’. Deze verzekering zal hierna ‘polis -[nummer 1]’ worden genoemd.
3.8.
Bij besluit van de burgemeester van Nijmegen van 9 mei 2016 is de discotheek voor zes maanden, van 17 mei 2016 tot 17 november 2016, gesloten. Het bezwaar van Monte Carlo tegen deze maatregel is ongegrond verklaard.
3.9.
Op 31 mei 2016 heeft Achmea aan Monte Carlo een MKB Meerkeuzepolis gezonden. Daartoe behoort, naast de eerder al toegezonden polisbladen, onder meer een
Polisblad Brand Bedrijfsmiddelen Goederen Inventaris, met daarop de vermelding:
“Reden voor afgifte overzicht: Nieuwe verzekering [nummer 2] per 27 mei 2016
Nieuwe verzekering [nummer 3] per 27 mei 2016”
Deze verzekeringen zullen hierna ook worden aangeduid als ‘polis -[nummer 2]’ en ‘polis [nummer 3]’.
3.10.
Op 13 juni 2016 heeft brand gewoed in de discotheek. Daarbij is schade ontstaan.
3.11.
Achmea heeft per brief van 31 oktober 2016 aan de advocaat van Monte Carlo bericht dat zij niet tot vergoeding van de schade zal overgaan omdat Monte Carlo niet heeft voldaan aan haar mededelingsplicht als bedoeld in artikel 7:928 BW. Achmea heeft de verzekeringen met Monte Carlo met onmiddellijke ingang beëindigd.
3.12.
Op 28 maart 2017 is Monte Carlo in staat van faillissement verklaard.
3.13.
In april 2019 heeft de curator in het faillissement van Monte Carlo de vordering
van Monte Carlo op Achmea uit hoofde van de overeenkomst van schadeverzekering wegens de brandschade van 13 juni 2016 verkocht en in eigendom overgedragen aan IJssel Investments. Daarvan is mededeling gedaan aan Achmea.

4..De vordering

4.1.
IJssel Investments vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank:
I. voor recht zal verklaren dat Achmea op grond van polissen -[nummer 2], -[nummer 3] en [nummer 1] gehouden is tot uitkering van de schade voortvloeiend uit het schadeveroorzakende voorval van 13 juni 2016;
II.
primairAchmea zal veroordelen om uit hoofde van polissen -[nummer 2] en -[nummer 3] aan IJssel Investments te betalen € 2.440.000,--;
subsidiairAchmea zal veroordelen om onder de polissen met die nummers een voorschot van €1.000.000,-- op de schade-uitkering aan IJssel Investments te betalen, met veroordeling van Achmea om op straffe van een dwangsom de schaderegeling op een nader omschreven wijze af te ronden;
III. Achmea zal veroordelen om uit hoofde van de bedrijfsschadeverzekering met polis -[nummer 1] als voorschot op de schade-uitkering een bedrag van € 400.000,-- aan IJssel Investments te betalen, met veroordeling van Achmea om op straffe van een dwangsom de schaderegeling op een nader omschreven wijze af te ronden;
IV. Achmea zal veroordelen om aan IJssel Investments als vergoeding van buitengerechtelijke kosten € 6.775,-- te betalen,
een en ander vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
IJssel Investments heeft aan haar vordering, samengevat weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd.
4.3.
Met ingang van 27 mei 2016 geldt tussen Monte Carlo en Achmea een goederen/inventaris-verzekering neergelegd in polissen -[nummer 2] en -[nummer 3]. Een taxatierapport in de zin van artikel 7:960 BW dat in opdracht van Monte Carlo is opgemaakt, maakt deel uit van deze verzekeringsovereenkomst.
4.4.
Door de brand op 13 juni 2016 is aanzienlijke schade ontstaan aan het bedrijfsgebouw van Monte Carlo. De daarin aanwezige inventaris, goederen en bouwkundige voorzieningen die zijn vermeld in het taxatierapport zijn daarbij geheel verloren gegaan. Nu Monte Carlo schade heeft geleden als gevolg van een onder de polissen -[nummer 2] en -[nummer 3] gedekt evenement was Achmea verplicht tot uitkering ter hoogte van het getaxeerde bedrag.
4.5.
IJssel Investments heeft als rechtsopvolgster van Monte Carlo aanspraak op de schade-uitkering en wel op de voet van artikel 7:960 BW ter hoogte van het getaxeerde bedrag van in totaal € 2.440.000,--. Subsidiair vordert IJssel Investments medewerking aan de afronding van de schaderegeling op nader omschreven wijze en toewijzing van een voorschot van € 1.000.000,-- op de schade-uitkering.
4.6.
In verband met nog vast te stellen bedrijfsschade vordert IJssel Investments dat Achmea wordt veroordeeld de schaderegeling af te ronden op nader omschreven wijze en toewijzing van een voorschot van € 400.000,--.
4.7.
Omdat Achmea heeft geweigerd de schade te vergoeden, was Monte Carlo genoodzaakt een advocaat in te schakelen. De kosten die dat met zich brengt zijn vermogensschade die Achmea op grond van artikel 6:96 BW moet vergoeden aan IJssel Investments.
4.8.
Op de voet van artikel 6:119 BW heeft IJssel Investments aanspraak op vergoeding van vertragingsschade.

5..Het verweer

5.1.
Achmea voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van IJssel Investments in de kosten van deze procedure. Achmea heeft daarvoor, samengevat weergegeven, het volgende aangevoerd.
5.2.
Bij het aangaan van de verzekering in april 2016 zijn gestelde vragen door Monte Carlo niet correct beantwoord, en bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst voor de bedrijfsmiddelen, waarvoor de polissen -[nummer 2] en -[nummer 3] zijn afgegeven in mei 2016, is Monte Carlo haar spontane mededelingsplicht niet nagekomen. Zo heeft zij onder meer niet vermeld dat haar eerder een verzekering is opgezegd wegens wanbetaling en heeft zij de (dreigende) sluiting van haar onderneming door de burgemeester voor de duur van zes maanden en de redenen daarvoor onvermeld gelaten.
5.3.
Indien Achmea van die omstandigheden wel op de hoogte zou zijn geweest, zou zij, als redelijk handelend verzekeraar, de verzekering niet met Monte Carlo hebben gesloten.
5.4.
Monte Carlo heeft het opzet gehad Achmea te misleiden door onder meer te verzwijgen dat de aansprakelijkheidsverzekering was opgezegd en door de (dreigende) sluiting van de discotheek en de excessen die daarvoor de aanleiding vormden te verzwijgen.
5.5.
De omvang van de gestelde schade aan bedrijfsmiddelen, goederen en inventaris wordt betwist; het taxatierapport heeft bij gebreke van herstel of herinvestering zijn gelding verloren.
5.6.
De gestelde bedrijfsschade is niet onderbouwd. Achmea wijst er in dit verband op dat de discotheek voor zes maanden gesloten was ten tijde van de brand; in dat geval bestaat op basis van de polis slechts een beperkte verplichting tot vergoeding van bedrijfsschade van alleen vaste kosten met een maximale uitkeringstermijn van tien weken. Ook over de gegevens die nodig zijn om die vergoeding te bepalen heeft IJssel Investments niets gesteld.
5.7.
Er is geen grond voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten; die post is niet mee overgedragen door de curator van Monte Carlo aan IJssel Investments en IJssel Investments heeft zelf geen kosten gemaakt die onder die noemer voor vergoeding in aanmerking komen. Ook een vordering tot betaling van rente wegens niet-tijdige betaling van een schade-uitkering is niet aan IJssel Investments overgedragen.
5.8.
Achmea kan niet worden verplicht op de gevorderde manier mee te werken aan een schaderegeling.

6..De beoordeling

Algemeen

6.1.
De rechtbank moet in deze zaak de vraag beantwoorden of IJssel Investments, als rechtsopvolgster van Monte Carlo, kort gezegd vanwege een brand in de discotheek van Monte Carlo aanspraak heeft op schade-uitkeringen door Achmea onder drie verschillende polissen. IJssel Investments legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij die aanspraak heeft onder de polis
Brand Bedrijfsschade,polis -[nummer 1], en onder de polis
Brand Bedrijfsmiddelen Goederen Inventaris, waarop polissen -[nummer 2] en -[nummer 3] zien. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
6.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:928 lid 1 BW was Monte Carlo als verzekeringnemer verplicht telkens vóór het sluiten van de overeenkomst aan Achmea als verzekeraar alle feiten mede te delen die zij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar zij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van Achmea of, en zo ja, op welke voorwaarden, zij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. Opgemerkt wordt daarbij dat de verzekeringen waarop polissen -[nummer 2] en -[nummer 3] zien, anders dan de verzekering waarvoor polis [nummer 1] is afgegeven, niet zijn gesloten op de grondslag van een vragenlijst van Achmea.
6.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:930 lid 1 BW bestaat, ook indien aan de in artikel 7:928 BW omschreven mededelingsplicht niet is voldaan, onder omstandigheden hetzij onverkort recht op een uitkering, hetzij recht op een beperkte uitkering. Indien echter een redelijk handelend verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten, bestaat op grond van artikel 7:930 lid 4 BW geen enkel recht op uitkering (ECLI:NL:HR:2018:1841).
Mededelingsplicht, de (dreigende) sluiting van de discotheek
6.4.
Wat de (dreigende) sluiting van de discotheek betreft zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang voor de beoordeling van de vraag of Monte Carlo heeft voldaan aan de onder 6.2 bedoelde mededelingsplicht.
6.4.1.
De brief van 19 januari 2016 van de burgemeester aan Monte Carlo meldt onder meer onder de noemer ‘Incidenten en ordeverstoringen’ dat bij een feest tijdens de jaarwisseling door een grote toestroom van bezoekers een gevaarlijke situatie voor de ingang van de discotheek was ontstaan, waarbij mensen in de verdrukking kwamen en de openbare orde in het geding kwam, en sprake was van grootscheepse vechtpartijen in de discotheek; verder hebben tijdens de kerstdagen bij en in de discotheek flinke vechtpartijen plaatsgevonden, waarbij volgens sommigen met messen is gezwaaid; in het laatste kwartaal van 2015 hebben zich behoorlijk veel incidenten bij de discotheek afgespeeld, waaronder veel vechtpartijen en agressie tegen de politie. Uit het verloop van het feest tijdens de jaarwisseling en uit gesprekken die de politie heeft gevoerd met de bedrijfsleider en het beveiligingspersoneel concludeert de burgemeester dat onvoldoende op beveiliging was ingezet, mogelijk ingegeven door financiële problemen bij Monte Carlo. Genoteerd is dat de horecaondernemer onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor de veiligheidssituatie rondom de discotheek en dat de bedrijfsleider zelfs weigerachtig was om met de politie in gesprek te gaan over de situatie. Verder wordt melding gemaakt van herhaalde klachten van omwonenden over (geluids)overlast.
6.4.2.
De brief van de burgemeester van 18 april 2016 aan Monte Carlo noemt een vechtpartij op 13 februari 2016 bij de discotheek waarvoor verschillende politie-eenheden zijn uitgerukt. Op 12 maart 2016, zo vervolgt deze brief, vond een grote vechtpartij plaats tussen twee groepen bezoekers van de discotheek en er zijn toen politielinies gevormd om de mensen uit elkaar te drijven; daarbij zijn ook een politiehond en de wapenstok ingezet.
Op 26 maart 2016 was er een vechtpartij en rumoerig gedrag buiten de discotheek. Daarnaast is die avond geluidsoverlast vanuit de discotheek gemeten, en was er geluidsoverlast van auto’s en schreeuwende mensen bij de uitloop van de discotheek. Op 9 april 2016, zo gaat de brief verder, hebben in grote chaos en een grimmige sfeer meerdere vechtpartijen plaatsgevonden bij de discotheek, waarbij opnieuw een politielinie, tien politie- eenheden en de wapenstok zijn ingezet. Het bleef vervolgens nog lang onrustig, die nacht, in de omgeving van de discotheek. Opnieuw waren er klachten van omwonenden over auto’s, muziek, schreeuwende mensen en glas op de grond, iets wat zich bij de vorige exploitant van de discotheek niet voordeed, aldus dit relaas. Een en ander was voor de burgemeester aanleiding voor het in die brief meegedeelde voornemen de discotheek voor zes maanden te sluiten.
6.5.
Monte Carlo heeft die beide brieven ontvangen voorafgaand aan haar aanvragen van de verzekeringen met de polisnummers -[nummer 1], -[nummer 2] en -[nummer 3]. Zij was zodoende al voordat zij het initiatief nam tot deze verzekeringen op de hoogte van de dreigende sluiting en, voordat de verzekeringen waarop de polissen -[nummer 2] en -[nummer 3] zien daadwerkelijk tot stand kwamen, ook van de toen inmiddels ten uitvoer gelegde sluiting van de discotheek.
6.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is alleen al de formele waarschuwing door het bevoegd gezag voor de sluiting van de discotheek voor de duur van zes maanden zonder meer van een zo ingrijpende aard, dat Monte Carlo had moeten begrijpen dat dit een omstandigheid is waarvan de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. Het gaat immers om regelmatig terugkerende problemen van omvangrijk geweld en van overlast waarmee de bedrijfsvoering van Monte Carlo samenhing en om een eerst dreigende, en vervolgens ook daadwerkelijk opgelegde, sluiting voor een half jaar, hetgeen eveneens diep ingrijpt in de bedrijfsvoering van de verzekerde. De enkele omstandigheid dat Achmea wist dat het om een discotheek ging, brengt, anders dan IJssel Investments aanvoert, niet mee dat zij er in redelijkheid rekening mee moest houden dat het een discotheek betrof waarbij zich zoveel ongeregeldheden voordeden dat het bevoegd gezag dreigde met zo drastisch ingrijpen als hier aan de orde.
6.7.
In het vragenformulier dat Monte Carlo op 22 april 2016 heeft ingevuld en ondertekend voor een aanvraag van een MKB Meerkeuzepolis van Achmea, waarop de afgifte van polis -[nummer 1] is gevolgd, heeft Monte Carlo echter ontkennend geantwoord op de vraag of zij bij deze verzekering nog over informatie beschikt die voor de beoordeling van deze verzekeringsaanvraag voor de maatschappij van belang kan zijn, en die niet bij de beantwoording van een van de voorgaande vragen is verstrekt.
6.8.
Daarom, en mede gelet op de hiervoor onder 3.6 weergegeven toelichting op de reikwijdte van de slotvraag in dat vragenformulier is deze (dreigende) sluiting van de discotheek naar het oordeel van de rechtbank een feit dat valt onder de mededelingsplicht die op Monte Carlo rustte ten aanzien van polis -[nummer 1]. Door de slotvraag in dat formulier met ‘nee’ te beantwoorden en geen melding te maken van de dreigende sluiting van de discotheek en daarvan ook nadien geen melding te maken bij Achmea heeft Monte Carlo haar mededelingsplicht op dit punt geschonden.
6.9.
De rechtbank verwerpt de stelling van IJssel Investments dat Monte Carlo ervan mocht uitgaan dat Achmea voor de verzekering met de polisnummers -[nummer 2] en -[nummer 3] in het geheel niets van haar wilde weten, omdat haar, anders dan bij de kort daarvoor gesloten verzekering bij Achmea, geen vragenlijst werd voorgelegd. Uit artikel 7:928 lid 1 BW volgt dat die stelling onjuist is; op Monte Carlo als beoogd verzekeringnemer rustte een verplichting om Achmea ook ongevraagd op de hoogte te stellen van alle gegevens die zij, Monte Carlo, in redelijkheid relevant moest achten voor de beslissing van Achmea als verzekeraar om de gewenste verzekering te sluiten. In dit geval staat vast dat Monte Carlo op grond van de eerder ingevulde vragenlijst wist welke onderwerpen Achmea van belang achtte bij de beslissing of zij (opnieuw) een overeenkomst met Monte Carlo zou aangaan, mede gelet op de ruim geformuleerde slotvraag daarin. Die eerdere vragen waren immers kort daarvoor gesteld en zagen op een verzekering in verband met dezelfde discotheek. Door geen melding te maken van de (dreigende) sluiting van de discotheek heeft Monte Carlo ten aanzien van polissen [nummer 2] en -[nummer 3] haar spontane mededelingsplicht geschonden.
Mededelingsplicht, opzegging eerdere verzekering
6.10.
In het vragenformulier dat Monte Carlo op 22 april 2016 heeft ingevuld en ondertekend, heeft Monte Carlo ontkennend geantwoord op de vraag of haar ooit een verzekering door enige maatschappij was opgezegd. Vast staat dat Monte Carlo wist, of in ieder geval had kunnen weten, en ook behoorde te weten, dat op 29 september 2015 een door haar afgesloten verzekering door een andere verzekeraar was beëindigd wegens wanbetaling (zie hiervoor onder 3.3). IJssel Investments stelt dat Monte Carlo met deze verzekering en de opzegging daarvan niet bekend was omdat niet de directeur, maar een personeelslid aan wie de directeur zulke aangelegenheden overliet, een en ander namens Monte Carlo had geregeld. Dat kan haar niet baten. Niet alleen is het optreden van dit personeelslid aan Monte Carlo als rechtspersoon toe te rekenen, maar bovendien kan Monte Carlo zich jegens een derde, zoals Achmea, niet op gebrek aan wetenschap beroepen als zijzelf deze aangelegenheden aan een personeelslid delegeert.
6.11.
Het ligt zonder meer voor de hand dat de voornoemde opzegging van een verzekering wegens wanbetaling voor een nieuwe verzekeraar, zoals in dit geval Achmea, een gegeven is waarvan de beslissing van Achmea of, en zo ja, op welke voorwaarden, zij de verzekering zal willen sluiten, mede afhangt of kan afhangen. Monte Carlo behoorde dat ook te begrijpen. Immers, de verplichting tot premiebetaling is de hoofdverplichting van de verzekerde. Een door eerdere wanbetaling gegronde twijfel over de vraag of de verzekerde wel een partij is die bij een nieuwe overeenkomst haar verplichtingen zal nakomen is vanzelfsprekend van belang bij de afweging of met deze verzekerde een nieuwe verzekeringsovereenkomst zal worden aangegaan. Daarbij is, anders dan IJssel Investments heeft aangevoerd, niet van belang in welke bewoordingen in de algemene voorwaarden van Achmea de mogelijkheden tot beëindiging zijn verwoord, al was het maar omdat niet gesteld is dat Monte Carlo zich door die bewoordingen heeft laten leiden bij het onvermeld laten van de eerdere beëindiging van een verzekering wegens wanbetaling. Dat wanbetaling zich in de verhouding tot Achmea niet heeft voorgedaan en dat, wanneer dat wel zo zou zijn, Achmea in dat geval verschillende mogelijkheden heeft in te grijpen, voert, anders dan IJssel Investments meent, niet tot een andere conclusie. Door de vraag of haar ooit eerder een verzekering is opgezegd ontkennend te beantwoorden, heeft Monte Carlo ook op dit punt haar mededelingsplicht jegens Achmea geschonden.
6.12.
Op gelijke gronden als onder 6.9 is overwogen, komt de rechtbank ook ten aanzien van de polissen -[nummer 2] en -[nummer 3] tot het oordeel dat Monte Carlo haar spontane mededelingsplicht jegens Achmea heeft geschonden door geen melding te maken van de onder 3.3 bedoelde beëindiging van een verzekering wegens wanbetaling.
Redelijk handelend verzekeraar
6.13.
Vervolgens moet beoordeeld worden of Achmea zich op goede gronden erop beroept dat een redelijk handelend verzekeraar (en ook zij, Achmea) bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering met Monte Carlo zou hebben gesloten. Achmea heeft in dit verband aangevoerd dat als zij had geweten dat er in en rond het bedrijf van Monte Carlo - samengevat - tal van ernstige ongeregeldheden waren geweest die zelfs de gemeente tot ingrijpen noopten en waarbij de herhaalde inzet van de politie als disproportioneel werd gekenmerkt, zij de verzekering met Monte Carlo niet zou hebben gesloten. Het risico op een aanspraak onder de verzekeringsovereenkomst als gevolg van de wijze waarop de onderneming werd geëxploiteerd, was daarmee voor haar onaanvaardbaar groot. Dat geldt in het bijzonder voor een brandverzekering, nu deze wijze van exploitatie tot een verhoogd brandrisico kon leiden. Een redelijk handelend verzekeraar hoeft een dergelijk risico dan niet te verzekeren en zou dat ook niet hebben gedaan, aldus Achmea.
6.14.
Naar het oordeel van de rechtbank is wat Achmea heeft aangevoerd toereikend om aan te nemen dat een redelijk handelend verzekeraar de verzekering niet zou zijn aangegaan. IJssel Investment heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die steun bieden voor een ander oordeel.
6.15.
Daar komt nog bij dat het naar het oordeel van de rechtbank alleszins aannemelijk is dat de wetenschap dat eerder een verzekering van Monte Carlo door een andere verzekeraar is beëindigd wegens wanbetaling, een redelijk handelend verzekeraar eveneens tot weigering van de verzekering van Monte Carlo zou hebben gebracht.
6.16.
De slotsom is dat het beroep van Achmea op verzwijging bij het aangaan van de verzekeringen onder de polisnummers -[nummer 1], -[nummer 2] en -[nummer 3] reeds op deze twee zelfstandige gronden doel treft. Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd hoeft bij deze stand van zaken niet meer te worden besproken. Artikel 7:930 lid 4 BW brengt met zich dat Monte Carlo als verzekerde, en dus ook haar rechtsopvolgster IJssel Investments geen recht op een schade-uitkering heeft.
6.17.
Omdat het beroep van Achmea op het bepaalde in artikel 7:930 lid 4 BW op grond van verzwijging doel treft, en daarom het bepaalde in artikel 7:930 lid 2 BW toepassing mist, behoeft de stelling die IJssel Investments onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 7:930 lid 2 BW heeft ingenomen (dat causaal verband ontbreekt tussen de niet of onjuist meegedeelde feiten en het ontstaan van de brand) geen bespreking meer, nog daargelaten dat IJssel Investments niets heeft gesteld of onderbouwd over de wijze waarop de brand is ontstaan. Ook de vraag of Monte Carlo heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden kan bij deze stand van zaken onbeantwoord blijven.
Conclusie
6.18.
De vordering zal in al haar onderdelen worden afgewezen.
6.19.
IJssel Investments zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op:
  • griffierecht € 4.030,00
  • salaris advocaat
Totaal € 12.028,00
6.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

7..De beslissing

De rechtbank
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt IJssel Investments in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 12.028,00,
7.3.
veroordeelt IJssel Investments in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat IJssel Investments niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
7.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. A.J.P. van Essen en mr. J.E. Molenaar en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2021.
196/106/3152