ECLI:NL:RBROT:2021:9182

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
C/10/586451 19/1100
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschillen over erfgrens en vordering verbeurde dwangsommen na arrest Hof

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om geschillen over de erfgrens tussen twee buren, [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s. In een eerdere procedure heeft het gerechtshof Den Haag op 14 mei 2019 een arrest gewezen waarin [persoon A] c.s. werd veroordeeld om een ondoorzichtige erfafscheiding te realiseren en onderhoud uit te voeren aan een strook grond. [persoon C] c.s. heeft vervolgens aanspraak gemaakt op betaling van verbeurde dwangsommen van in totaal € 30.000,-. De rechtbank heeft de vorderingen van [persoon A] c.s. in conventie afgewezen, terwijl de vorderingen in reconventie zijn toegewezen. De rechtbank oordeelt dat [persoon A] c.s. niet tijdig heeft voldaan aan de veroordelingen uit het arrest van het hof, waardoor zij dwangsommen hebben verbeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfafscheiding niet ondoorzichtig was en dat [persoon A] c.s. pas op 4 september 2019 aan de veroordeling heeft voldaan door tijdelijke beplating aan te brengen. De rechtbank heeft [persoon A] c.s. veroordeeld tot betaling van € 10.000,- aan dwangsommen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is [persoon A] c.s. toegelaten tot bewijslevering over de vraag of er instemming was van [persoon C] c.s. voor een verlenging van de termijn voor het onderhoud aan de betonplaten. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer: C/10/586451 19/1100
vonnis van 16 juni 2021
in de zaak van:

1..[persoon A] , wonende te [woonplaats A] ,

2.
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] (gemeente [gemeente B] ),
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. P.G.G. Oosterhof,
tegen:

1..[persoon C] ,

2.
[persoon D],
wonende te Schiedam,
3. de vereniging met volledige rechtspersoonlijkheid,
Vereniging van Eigenaars [naam VvE] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. P. Feenstra.
Eisers worden tezamen als [persoon A] c.s. en gedaagden tezamen als [persoon C] c.s. aangeduid.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met bijlagen;
de conclusie van antwoord in conventie / conclusie van eis in reconventie, met bijlagen;
de conclusie van repliek in conventie / conclusie van antwoord in reconventie, met bijlagen;
de conclusie van dupliek in conventie / conclusie van repliek in reconventie, met bijlagen;
de conclusie van dupliek in reconventie.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
In een eerdere procedure is tussen partijen een arrest gewezen op 14 mei 2019 door het gerechtshof Den Haag (hierna te noemen: “arrest”). De beslissing van het hof luidt - voor zover relevant - als volgt

18. (…)Zoals gevorderd zal [persoon A] c.s. worden veroordeeld om een ondoorzichtige scheidsmuur te realiseren met een hoogte van twee meter. Teneinde aan deze veroordeling te voldoen, kan voldoende zijn dat de openingen tussen de spijlen en pilaren van de scheidsmuur (inclusief de dichtgelaste toegangspoort) door [persoon A] c.s. tot een hoogte van twee meter ondoorzichtig worden gemaakt (bijvoorbeeld door beplating) (…).”
“23. (…) Blijkens de overgelegde foto's is op dit moment sprake van scheuren en barsten in het verharde wegdek/de betontegels (gelegen tussen de openbare weg en de overbouw), waardoor niet meer gesproken kan worden van een deugdelijk onderhouden strook. Tenminste dient het verharde wegdek fatsoenlijk geëgaliseerd te worden. Anders dan [persoon A] c.s. betoogt, kan onderhoud van de strook in dit geval ook betekenen het vervangen van het hierop gelegen verharde wegdek en/of de drempels als dat de meest doelmatige manier is om het wegdek/de betontegels te egaliseren. Dit betekent dat [persoon A] c.s., als onderdeel van het door hem te plegen onderhoud, gehouden is om dit deel van de strook te egaliseren en de verharde weggedeelten waar nodig te vervangen (…).”
Het hof
(…)
  • veroordeelt [persoon A] c.s. om binnen acht weken na betekening van dit arrest een ondoorzichtige erfafscheiding op de erfgrens van percelen [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] te realiseren met een hoogte van tenminste twee meter (zoals bedoeld in ro. 18), zulks op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat hij met het vorenstaande in gebreke mocht blijven, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 10.000,--;
  • veroordeelt [persoon A] c.s. om binnen acht weken na betekening van dit arrest het (achterstallig) onderhoud uit te voeren aan de strook, vanaf de openbare weg (zoals bedoeld in r.o. 23), zulks op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat hij met het vorenstaande in gebreke mocht blijven, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 20.000,--;”
2.2
Het arrest is op 27 mei 2019 aan [persoon A] c.s. betekend.
2.3
Bij email van 9 augustus 2019 heeft [persoon C] c.s. aanspraak gemaakt op betaling van verbeurde dwangsommen door [persoon A] c.s. van in totaal € 30.000,-.

3..De vordering in conventie

3.1
[persoon A] c.s. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [persoon A] c.s. tijdig heeft voldaan aan de veroordeling met betrekking tot de erfafscheiding en derhalve geen dwangsommen verschuldigd is aan [persoon C] c.s.;
II. voor recht te verklaren dat [persoon A] c.s. tijdig heeft voldaan aan de veroordeling met betrekking tot de strook en derhalve geen dwangsommen is verschuldigd aan [persoon C] c.s.;
III. subsidiair te bepalen dat de in het arrest opgelegde dwangsommen worden opgeheven dan wel worden gematigd tot nihil;
IV. voor zover de rechtbank van oordeel is dat [persoon A] c.s. niet heeft voldaan aan de veroordelingen te verklaren voor recht op welke wijze [persoon A] c.s. alsdan alsnog kan voldoen aan de verplichtingen voortvloeiende uit het arrest door aan te geven welke concrete werkzaamheden [persoon A] c.s. dient te laten uitvoeren;
V. te bevelen de executie met ingang van de datum waarop dit vonnis wordt gewezen, te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 25.000,-;
VI. [persoon C] c.s. hoofdelijk te veroordelen om binnen acht weken na betekening van het vonnis (achterstallig) onderhoud uit te voeren aan de overkapping, in het bijzonder aan de HWA en de put, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat zij met het vorenstaande in gebreke mocht blijven, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 20.000,-;
VII. [persoon C] c.s. te veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten, indien niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden.

4..Het verweer en de vordering in reconventie

4.1
[persoon C] c.s. betwist de vorderingen en concludeert tot niet ontvankelijkheid danwel afwijzing van de vorderingen. [persoon A] c.s. heeft in reconventie gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [persoon A] c.s. het arrest niet deugdelijk is nagekomen en dat [persoon A] c.s. aan [persoon C] c.s. hoofdelijk verschuldigd is een bedrag aan dwangsommen te betalen van € 30.000,-;
II. [persoon A] c.s. te veroordelen, hoofdelijk, tot betaling van genoemd bedrag van € 30.000,- aan [persoon C] c.s. te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [persoon A] c.s. te veroordelen, hoofdelijk, het arrest alsnog na te komen binnen acht weken na betekening van het vonnis, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat [persoon A] c.s. met het vorenstaande in gebreke mochten blijven;
IV. [persoon A] c.s. te veroordelen, hoofdelijk, in de kosten in reconventie, alsmede de kosten voor het opstellen van het proces-verbaal van constateringen van € 454,77.

5..De beoordeling

5.1
Het is in deze procedure aan [persoon A] c.s. om te stellen – en zo nodig bewijzen – dat zij aan de veroordelingen uit het arrest van het hof heeft voldaan. De veroordelingen die het hof heeft uitgesproken kunnen in deze procedure in beginsel niet meer ter discussie worden gesteld. Wel dient het arrest van het hof te worden uitgelegd. Het gaat er daarbij om wat het hof – mede gelet op de inhoud van de processtukken en hetgeen volgt uit de wet - redelijkerwijs moet hebben bedoeld.
Erfafscheiding
5.2
[persoon A] c.s. heeft op 17 en 18 juli 2019 door Hoveniersbedrijf Verweij heidematten laten aanbrengen op de erfgrens. Later is daarop ook klimop aangebracht. [persoon A] c.s. stelt dat hij hiermee voldaan heeft aan de veroordeling om een ondoorzichtige erfafscheiding te realiseren. Dit wordt door [persoon C] c.s. gemotiveerd betwist. [persoon C] c.s. heeft daartoe onder andere een rapport van de deurwaarder met foto’s overgelegd van 1 augustus 2019. Daarbij heeft de deurwaarder verklaard dat er op diverse plekken sprake is van open ruimtes waardoor zicht op het naast gelegen perceel mogelijk is. Dit kan ook worden afgeleid uit de bijbehorende foto’s nummer 14 t/m 17. Volgens [persoon A] c.s. is er op een normale gebruiksafstand geen doorkijk mogelijk naar het naastgelegen perceel. Alleen als men er met de neus bovenop staat, zijn volgens [persoon A] c.s. hier en daar wat kleine openingen zichtbaar. [persoon A] c.s. stelt verder dat deze kleine openingen binnenkort geheel dicht zullen zijn door de aangebrachte klimop.
5.3
Anders dan [persoon A] c.s. meent was de erfafscheiding niet ondoorzichtig. De open ruimtes tussen de beplanting was nog zodanig dat er doorheen gekeken kan worden, terwijl aangenomen moet worden dat de ondoorzichtige erfafscheiding ten doel heeft de privacy van [persoon C] c.s. te waarborgen. [persoon A] c.s. heeft niet gesteld op grond waarvan zij meent dat dergelijke kieren en openingen volgens het arrest van het hof niettemin waren toegestaan. Dat de erfafscheiding op termijn mogelijk wel volledig dichtgegroeid en bijgevolg ondoorzichtig zal zijn, is niet relevant. [persoon A] c.s. diende immers zorg te dragen voor een ondoorzichtige erfafscheiding per 23 juli 2019. Hieraan hebben zij niet voldaan.
5.4
Op 4 september 2019 heeft [persoon A] c.s. tegen de erfafscheiding alsnog een tijdelijke beplating aangebracht. Hierdoor is er geen sprake meer van kieren en/of openingen. Eerst vanaf dat moment is voldaan aan de veroordeling. [persoon C] c.s. voert aan dat dit een instabiele constructie betreft en verder geluidsoverlast en een armoedig aanzien oplevert. Het antwoord op de vraag of dit het geval is kan hier in het midden blijven. Het hof heeft slechts geoordeeld dat een ondoorzichtige erfafscheiding diende te worden gerealiseerd. De door [persoon C] c.s. aangevoerde punten waren geen onderdeel van de procedure bij het hof en voor de beoordeling van de vorderingen die partijen in deze procedure hebben ingesteld is het niet van belang.
5.5
Het maximum aan dwangsommen van € 10.000,- is op 4 september 2019 verbeurd. [persoon A] c.s. wordt veroordeeld dit bedrag aan [persoon C] c.s. te betalen. De wettelijke rente over dit bedrag wordt ook toegewezen omdat [persoon A] c.s. met betaling in verzuim is. De gevraagde verklaring van recht in conventie wordt afgewezen. De verklaring van recht in reconventie wordt toegewezen.
Onderhoud
5.6
[persoon A] c.s. heeft onderhoud aan de betonplaten laten verrichten. Hiervoor heeft zij Kriek Gevel Onderhoud (hierna: “KGO”) ingeschakeld. KGO zou de werkzaamheden in de week van 22 juli 2019 uitvoeren, maar vanwege de hoge temperaturen werd dit een week later. De werkzaamheden zijn volgens [persoon A] c.s. naar behoren afgerond op 2 augustus 2019. Zij heeft daartoe onder meer een rapport van de deurwaarder overgelegd van 19 september 2019 met foto’s. Hierin verklaart de deurwaarder dat de strook deugdelijk is geëgaliseerd en belegt dat -anders dan deurwaarder [naam deurwaarder] , met foto’s. Uit die foto’s kan worden afgeleid dat de betonplaten op 19 september 2019 waren geëgaliseerd en kennelijk gaf dat de situatie weer zoals die op 2 augustus 2019 door KGO was opgeleverd. Door [persoon C] c.s. is weliswaar betwist dat de strook deugdelijk is hersteld, maar de door hem overgelegde ongedateerde foto’s (productie 6 CvA) doen aan de constatering van de deurwaarder niet af. Het zal er daarom voor gehouden dat [persoon A] c.s. heeft voldaan aan de veroordeling uit het arrest.
5.7
[persoon A] c.s. heeft pas op 2 augustus 2019, dus negen dagen te laat, aan zijn verplichtingen voldaan. Hij heeft dusdoende in beginsel € 2.250,- aan dwangsommen verbeurd. [persoon A] c.s. beroept zich echter op instemming van [persoon C] c.s. met verlenging van de periode in verband met de hoge buitentemperatuur waardoor het beton te snel zou uitharden. Hij heeft ter onderbouwing daarvan een verklaring van [persoon E] overgelegd. Door [persoon C] c.s. is de juistheid van die verklaring betwist en met name dat mevrouw [persoon C] zou hebben ingestemd met een verlenging. Tegenover deze betwisting ligt het op de weg van [persoon A] c.s. zijn stelling dat [persoon C] c.s. heeft ingestemd met een verlenging te bewijzen. Tot dat bewijs, waarvan de inzet dus het al dan niet verbeuren van de dwangsom ad € 2.250,- is, zal hij worden toegelaten. Indien [persoon A] c.s. in dat bewijs slaagt moet het er voor gehouden worden dat tijdig is voldaan aan de veroordeling.
5.8
In geval van toewijzing van de dwangsom van € 2.250,- zal ook de wettelijke rente daarover worden toegewezen omdat [persoon A] c.s. met betaling in verzuim is. De door [persoon A] c.s. gevraagde verklaring van recht in conventie wordt alsdan afgewezen en de door [persoon C] c.s. gevraagde verklaring van recht in reconventie toegewezen. De vordering om het arrest ten aanzien van de veroordeling met betrekking tot de strook alsnog na te komen binnen acht weken na betekening van dit vonnis, zal worden afgewezen.
5.9
De dwangsommen zijn bedoeld om [persoon A] c.s. te bewegen tot tijdige nakoming van het arrest. [persoon A] c.s. had de dwangsommen eenvoudig kunnen voorkomen door direct een beplating aan te brengen zoals door het hof als voorbeeld aangedragen en het wegdek te egaliseren. Niet valt in te zien dat [persoon C] c.s. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar handelt door aanspraak te maken op de (volledig) verbeurde dwangsommen. Voor zover [persoon A] c.s. heeft bedoeld dat het voor hem niet mogelijk was om aan de veroordelingen te voldoen, heeft hij dat onvoldoende onderbouwd. Niet is gesteld of gebleken dat het opeisen van de dwangsommen misbruik van recht oplevert. De gevorderde matiging van dwangsommen wordt gelet op het voorgaande afgewezen.
5.1
Tot slot voert [persoon A] c.s. aan dat [persoon C] c.s. de overkapping niet deugdelijk heeft onderhouden als gevolg waarvan er lekkage zou zijn ontstaan. [persoon A] c.s. stelt dat de lekkage wordt veroorzaakt door het ondeugdelijk functioneren van de hemelwaterafvoer (regenpijp) en de put van [persoon C] c.s. Hij legt hiertoe een foto over van een situatie dat het gedeelte onder de overkapping onder water staat, althans dat er water ligt onder de overkapping. Uit deze foto kan echter niet worden afgeleid dat de hemelwaterafvoer (regenpijp) en de put (onder de regenpijp) niet deugdelijk functioneren. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [persoon C] c.s. is de vordering onvoldoende onderbouwd. De vordering wordt daarom afgewezen.
5.11
De beslissing met betrekking tot de proceskosten zal worden aangehouden tot na de eventuele bewijslevering. Reeds nu wordt overwogen dat het opmaken van een akte van constatering geen ambtshandeling is en daarom niet valt onder proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Deze kosten vallen wel onder artikel 6:96 lid 2 BW, omdat de kosten zijn gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.

6..De beslissing

De rechtbank
:
in conventie:
wijst de vordering sub I en VI af;
in conventie voorts en in reconventie:
verklaart voor recht dat [persoon A] c.s. het arrest niet deugdelijk is nagekomen en dat [persoon A] c.s. aan [persoon C] c.s. hoofdelijk verschuldigd is een bedrag aan dwangsom(men) te betalen, ten aanzien van de erfafscheiding bepaald op € 10.000,-;
veroordeelt [persoon A] c.s. hoofdelijk aan [persoon C] c.s. te betalen een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
laat [persoon A] c.s. toe te bewijzen dat [persoon C] c.s. heeft ingestemd met een verlenging van de termijn ten aanzien van het onderhoud aan de betonplaten;
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 juli 2021voor uitlating door [persoon A] c.s. of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
bepaalt dat [persoon A] c.s., indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
bepaalt dat [persoon A] c.s. indien hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de
maandendirect moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. R.R. Roukema in het gerechtsgebouw in Dordrecht aan de Steegoversloot 36;
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636