Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 21 september 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de oproepingsbrief van 13 januari 2021 voor de mondelinge behandeling door middel van
- het B3-formulier van DKN van 5 maart 2021, met aanvullende producties;
- de e-mail van DKN van 18 maart 2021, met comparitieaantekeningen;
- de e-mail van DKN van 22 maart 2021, met de wijziging van eis;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 22 maart 2021.
2..De feiten
3..Het geschil
- de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW over het bedrag van € 2.600.000,00, vanaf 8 mei 2020 tot 4 juni 2020 ten bedrage van € 15.344,26;
- een bedrag van € 108.498,15 wegens tijdverlet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020, althans een door de rechtbank te bepalen datum, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
- de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW over het bedrag van € 2.600.000,00, vanaf 8 mei 2020 tot 4 juni 2020 ten bedrage van € 15.344,26;
- een bedrag van € 40.770,29 wegens vertragingsschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020, althans een door de rechbank te bepalen datum, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.075,00;
- de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis, en de nakosten.
4..De beoordeling
Indien één van de partijen, na ingebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen tekortschiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen, is deze partij in verzuim en heeft de wederpartij het recht de overeenkomst door een schriftelijke verklaring voor ontbonden te verklaren en betaling van een onmiddellijk opeisbare boete te vorderen van 10 procent van de koopprijs”.
en(onderstreping rechtbank) betaling van een onmiddellijk opeisbare boete van 10% van de koopsom kan vorderen. Het gebruik van het onderstreepte woord ‘en’ wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat de wederpartij pas betaling van een contractuele boete kan vorderen nadat zij de koopovereenkomst heeft ontbonden. De verklaring van [naam] kan DKN niet baten, omdat daaruit niet blijkt dat Decoil ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst dezelfde bedoeling als DKN heeft voorgestaan bij artikel 4.7, terwijl niet gesteld of gebleken is dat de door DKN voorgestane uitleg voor Decoil kenbaar was of had moeten zijn. De door DKN naar voren gebrachte omstandigheden dat Decoil een professionele partij is die zich bewust is van de financiële gevolgen voor de verkoper van een schip bij niet (tijdige) nakoming en dat DKN door de vertraging problemen heeft gekregen met haar bank en de verkoper van het nieuwe (door DKN te kopen) schip, zijn in dit kader niet relevant. Daaruit blijkt immers niet dat Decoil bij het sluiten van de koopovereenkomst dezelfde uitleg van artikel 4.7 heeft voorgestaan als DKN. De rechtbank zal deze vordering afwijzen.
(…) Het [naam schip 1] heeft in de periode van 30 april tot 4 juni ca 4320eur p/dag kunnen verdienen. Wij hadden de lichter[het schip]
in deze periode volledig kunnen inzetten (…)”.