ECLI:NL:RBROT:2021:9241

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
FT EA 21-848 en FT EA 21- 849
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord en saneringskrediet in faillissementsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 72.472,92. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 4,42% aan de preferente schuldeisers en 2,21% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. Dertig van de vierendertig schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar de gemeente Rotterdam, de Kikkersprong, Vegro en Elbuco hebben geweigerd in te stemmen. De gemeente Rotterdam heeft aangevoerd dat zij niet kan meewerken aan de schuldregeling op grond van artikel 60c van de Participatiewet, omdat verzoekster haar inlichtingenplicht niet volledig is nagekomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de meerderheid van de schuldeisers zwaarder wegen dan de belangen van de schuldeisers die hebben geweigerd in te stemmen. De rechtbank heeft de gemeente Rotterdam en de andere schuldeisers bevolen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling, en hen veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de schuldeisers dan de toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 14 september 2021
in de zaak van:
[verzoekster] (voorheen [voormalige naam verzoekster] ),
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 2 juli 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een viertal schuldeisers, te weten:
  • de gemeente Rotterdam, Serviceorganisatie, afdeling Werk en Inkomen (hierna: de gemeente Rotterdam);
  • Zwemschool Kikkersprong (hierna: de Kikkersprong);
  • Vegro Verpleegartikelen, vertegenwoordigd door het Centraal Invorderings Bureau (hierna: Vegro);
  • Elbuco B.V. (hierna: Elbuco);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
De gemeente Rotterdam heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 7 september 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [naam persoon] , werkzaam bij [naam bank] (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw A. Rodriguez, werkzaam bij De Rots Bewindvoering (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Op 9 september 2021 heeft verzoekster ̶ naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken ̶ enkele stukken toegezonden aan de rechtbank.
De gemeente Rotterdam heeft in haar verweerschrift kenbaar gemaakt niet ter zitting te zullen verschijnen.
De Kikkersprong, Vegro en Elbuco zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vierendertig schuldeisers, waarvan twee preferente schuldeisers (met drie vorderingen) en tweeëndertig concurrente schuldeisers (met vierenveertig vorderingen). Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 72.472,92 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 11 mei 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,42% aan de preferente schuldeisers en 2,21% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Dertig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. De gemeente Rotterdam stemt hier voor één van haar twee preferente vorderingen niet mee in. Zij heeft een vordering van € 203,17 op verzoekster, welke 0,3% van de totale schuldenlast beloopt. Ook de Kikkersprong, Vegro en Elbuco stemmen hier niet mee in. Kikkersprong heeft een vordering van € 121,90 op verzoekster, welke 0,2% van de schuldenlast beloopt. Vegro heeft een vordering van € 2.597,78 op verzoekster, welke 3,6% van de totale schuldenlast beloopt. Elbuco heeft een vordering van € 4.941,82 op verzoekster, welke 6,8% van de totale schuldenlast beloopt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de uitkerende instantie van de gemeente Rotterdam verzoekster onder toezicht van de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling (hierna; de afdeling MO) heeft gesteld, omdat zij (gelet op haar medische beperkingen) meent dat er binnen nu en twee jaar geen uitstroom naar betaald werk te verwachten is. Om die reden zal de uitkerende instantie nakoming van de sollicitatieverplichting de komende twee jaar ook niet controleren. Uit het verhandelede ter zitting en een recent gespreksverslag van de afdeling MO, blijkt dat verzoekster de wens had om een opleiding te starten, maar de afdeling MO haar daartoe niet in staat acht (gelet op haar beperkingen) en zij in plaats daarvan mogelijk wordt aangemeld voor het programma ‘Reset Yourself’. Dit is een programma waarbij in meerdere dagdelen wordt bekeken waar verzoekster in de toekomst haar focus op kan leggen. Verzoekster geeft aan dat zij nog altijd veel last heeft van een hernia, migraine en een knieblessure en zij daarnaast lijdt aan een afwijking aan haar hart. Verzoekster heeft ter onderbouwing daarvan medische stukken aangeleverd.
Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat zij vrijwilligerswerk heeft verricht voor een gemeentelijke instelling als gastvrouw. Uit het gespreksverslag van de afdeling MO blijkt verder dat zij vrijwilligerswerk heeft gedaan voor de liefdadigheidsstichting van haar inmiddels overleden vader. Vanwege haar medische klachten (hernia, knieblessure en migraine aanvallen) doet zij nu geen vrijwilligerswerk meer, aldus verzoekster.
Voorts heeft verzoekster ter zitting verklaard dat dat de kinderopvangtoeslag schuld aan de Belastingdienst van € 151,= uit 2014 geen verband houdt met de kinderopvangtoeslag affaire. Ook heeft ze aangegeven niet de intentie te hebben om zichzelf aan te melden als gedupeerde bij de Belastingdienst.
Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat de schuld aan Vegro niet te kwader trouw is ontstaan. Haar ex-vriend heeft het borstkolfapparaat geretourneerd. Bij de registratie daarvan is er wellicht iets niet goed gegaan.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft de gemeente Rotterdam te kennen gegeven dat zij bij vorderingen die na 1 januari 2013 zijn ontstaan, niet meewerkt aan de schuldregeling tegen finale kwijting voor zover die vorderingen niet te goeder trouw zijn ontstaan. Op deze vorderingen is artikel 60c Participatiewet van toepassing omdat verzoekster haar inlichtingenplicht niet volledig is nagekomen. De gemeente Rotterdam voert aan dat zij, gelet op het dwingendrechtelijk karakter van artikel 60c Pw, niet kan meewerken aan een schuldregeling tegen finale kwijting.
Vegro heeft in haar contacten met schuldhulpverlening kenbaar gemaakt dat zij niet akkoord gaan met het aanbod zo lang Vegro het aan verzoekster geleverde ̶ maar nog niet door haar betaalde ̶ borstkolfapparaat niet terug heeft gekregen.
De Kikkersprong en Elbuco hebben niet gereageerd op het aanbod van verzoekster.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben de Kikkersprong, Vegro en Elbuco geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van de gemeente Rotterdam, de Kikkersprong, Vegro en Elbuco bij hun weigering vast.
Ten aanzien van hetgeen de gemeente Rotterdam heeft aangevoerd, namelijk dat zij op grond van artikel 60c Pw niet kan meewerken aan een minnelijke regeling tegen finale kwijting, stelt de rechtbank vast dat dit onverlet laat dat de rechtbank haar op grond van artikel 287a Fw kan bevelen om met het voorstel in te stemmen na een weging van de belangen van de gemeente Rotterdam enerzijds en de overige schuldeisers en verzoekster anderzijds. Immers, dit artikel kent geen bijzondere positie toe aan bepaalde schuldeisers.
De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor het beantwoorden van de vraag of de gemeente Rotterdam, de Kikkersprong, Vegro en Elbuco in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen van de gemeente Rotterdam, de Kikkersprong, Vegro en Elbuco een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van 10,9%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertig van de vierendertig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de [naam deskundige] . Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Voldoende aannemelijk is geworden – gelet op de persoonlijke omstandigheden en medische klachten van verzoekster – dat naar verwachting de komende drie jaar geen hoger inkomen en geen afdrachtsmogelijkheid zal ontstaan.
Gelet op de bevestigingen van verzoekster ten aanzien van de kinderopvangtoeslagschuld en nu er verder geen aanwijzingen zijn dat verzoekster gedupeerde is van de kinderopvangtoeslagaffaire (mede gelet op de (minimale) omvang van kinderopvangtoeslagschuld), ziet de rechtbank hierin ook geen aanleiding om het verzoek (waarbij gekozen is voor een saneringskrediet) af te wijzen.
Ten aanzien van het verweer van Vegro overweegt de rechtbank dat, mede gelet op de stellingen van verzoekster ter zitting, niet voldoende aannemelijk is geworden dat de schuld aan Vegro daadwerkelijk te kwader trouw is ontstaan. Voorts geldt dat de schuld reeds in 2010 is ontstaan, zodat deze schuld in ieder geval niet aan toelating van de wettelijke schuldsaneringsregeling (zoals subsidiair verzocht) in de weg zou hebben gestaan.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van de Gemeente Rotterdam, de Kikkersprong, Vegro en Elbuco, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om de gemeente Rotterdam, de Kikkersprong, Vegro en Elbuco te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
De gemeente Rotterdam, De Kikkersprong, Vegro en Elbuco zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt de gemeente Rotterdam, de Kikkersprong, Vegro en Elbuco om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt de gemeente Rotterdam, de Kikkersprong, Vegro en Elbuco in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.