Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [naam persoon] , werkzaam bij [naam bank] (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 25 juni 2021 een verzoek ingediend om een schuldeiser, de Gemeente Rotterdam, te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Deze schuldregeling was bedoeld om haar schuldenlast van € 88.583,17 te verlichten, waarbij verzoekster een betaling van 3,58% aan de preferente schuldeisers en 1,79% aan de concurrente schuldeisers had aangeboden. De Gemeente Rotterdam weigerde echter mee te werken aan deze regeling, met het argument dat zij niet kon instemmen met een regeling tegen finale kwijting voor vorderingen die na 1 januari 2013 zijn ontstaan, omdat verzoekster haar inlichtingenplicht niet volledig zou hebben nagekomen.
Tijdens de zitting op 7 september 2021 werd de Gemeente Rotterdam niet vertegenwoordigd, maar had zij wel een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de belangen van de Gemeente Rotterdam afgewogen tegen die van verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente Rotterdam, met een vordering van slechts 8,9% van de totale schuldenlast, niet in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende waarborgen zijn voor de afwikkeling van de schuldregeling en dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van verzoekster toegewezen en de Gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is de Gemeente Rotterdam veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.