ECLI:NL:RBROT:2021:9244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
10/046100-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting, verduistering, valsheid in geschrift en witwassen; niet-ontvankelijkheid van het OM

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder oplichting, verduistering, valsheid in geschrift en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak begon met een Europees aanhoudingsbevel dat was afgegeven voor andere strafbare feiten, maar de rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging voor de oplichting, omdat de verdachte niet was overgeleverd voor dat feit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden vervolgd voor de oplichting van een slachtoffer, omdat het EAB alleen betrekking had op andere feiten.

De rechtbank heeft ook de vrijspraak van de verdachte voor de andere feiten onderbouwd. Voor de oplichting van een tweede slachtoffer kon niet worden bewezen dat de verdachte niet bevoegd was om de auto te verkopen, en het enkele feit dat hij civielrechtelijk tekort was geschoten, was onvoldoende voor een veroordeling. Evenzo werd de verdachte vrijgesproken van de verduistering, omdat hij het geldbedrag had terugbetaald. Voor de valsheid in geschrift werd geoordeeld dat het niet nakomen van een overeenkomst niet automatisch betekent dat deze vals is. Tot slot werd de verdachte ook vrijgesproken van het witwassen, omdat niet was komen vast te staan dat de betrokken geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de voorwaarden voor vervolging in strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/046100-21
Datum uitspraak: 8 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
feitelijk verblijvende op het adres: [verblijfadres verdachte] te [verblijfplaats verdachte] (België),
raadslieden mr. S.L.J. Janssen, advocaat te Rotterdam, en mr. T. Deschepper, advocaat te Gent (België).

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

Feit 1, oplichting [naam slachtoffer 1]

4.1.
Standpunt verdediging
Het openbaar ministerie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de onder 1 ten laste gelegde oplichting. Het Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) van 1 september 2020 is uitsluitend afgegeven voor de verdenking van de strafbare feiten zoals die onder 2 en 3 ten laste zijn gelegd en niet voor de onder 1 ten laste gelegde oplichting.
4.2.
Standpunt officier van justitie
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging voor de oplichting van de heer [naam slachtoffer 1] , zoals ten laste gelegd onder 1. Ten tijde van het uitvaardigen van het EAB was het onderzoek naar de verdachte nog in volle gang en het strafbare feit zoals onder 1 ten laste is gelegd is pas later aan het licht gekomen, waarna de verdachte mede voor dat feit is gedagvaard.
4.3.
Beoordeling
Het verweer van de verdediging vindt zijn grondslag in artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JBZ), hierna te noemen: Kaderbesluit. Dit artikel bepaalt dat een overgeleverd persoon niet wordt vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid wordt beroofd voor enig ander
vóórde overlevering begaan feit, dan het feit dat de reden tot de overlevering is geweest (het specialiteitsbeginsel). De uitzonderingen op deze hoofdregel zijn bepaald in lid 1 en 3 van artikel 27 Kaderbesluit.
Uit de stukken blijkt dat het openbaar ministerie op 1 september 2020 in het EAB om aanhouding en overlevering van de verdachte heeft verzocht voor strafbare feiten die de verdachte zou hebben gepleegd met betrekking tot de verkoop van een Range Rover. Deze feiten zijn onder 2, 3 en 4 ten laste gelegd en hebben een pleegperiode van 13 december 2019 tot en met 10 maart 2020. De door het openbaar ministerie vermelde toelichting in het EAB beperkt zich tot deze feiten.
Feit 1 heeft betrekking op de oplichting van [naam slachtoffer 1] , waarbij er sprake zou zijn van oplichting met betrekking tot de verkoop van twee Mini Coopers in de periode van 27 juli 2020 tot en met 5 oktober 2020. De overlevering van de verdachte vanuit België naar Nederland heeft op 16 februari 2021 plaatsgevonden en aldus na het moment dat het volgens het openbaar ministerie onder 1 ten laste gelegde feit zou zijn gepleegd.
De verdachte is niet overgeleverd voor feit 1. De uitvoering van het EAB heeft plaatsgevonden onder handhaving van het specialiteitsbeginsel en ten aanzien van dat feit is door de Belgische autoriteiten ook geen aanvullende toestemming verleend. Evenmin is een andere uitzondering – zoals onder lid 1 en 3 van artikel 27 Kaderbesluit bepaald – aan de orde. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van de verdachte ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde oplichting.
4.4.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van feit 1.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraken
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten kunnen bewezen worden verklaard op basis van de verklaringen van aangevers [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , de chatberichten die tussen de verdachte en de aangevers zijn verstuurd en de uit Zwitserland verkregen informatie aangaande de Range Rover.
Feit 4 kan worden bewezen, nu de verdachte, gelet op de verklaring van aangever [naam slachtoffer 3] , de betreffende koopovereenkomst heeft opgesteld en daar gebruik van heeft gemaakt. Om die reden kan het geschrift als valselijk worden bestempeld.
Ten aanzien van feit 5 kan het primair ten laste gelegde bewezen worden verklaard, nu de verdachte de geldbedragen heeft verworven via de oplichtingen en deze vervolgens voorhanden heeft gehad, er gebruik van heeft gemaakt of deze heeft omgezet (door bedragen door te storten naar andere rekeningen, luxe goederen van te betalen, uit te geven of contant op te nemen).
5.1.2.
Beoordeling
Feit 2, oplichting [naam slachtoffer 2]
De kern van het verwijt dat aan de verdachte wordt gemaakt is dat hij een door hem geleasede auto, te weten een Range Rover (chassisnummer [chassisnummer 1] ), heeft verkocht aan [naam slachtoffer 2] terwijl hij daartoe niet gerechtigd was. De verdachte zou geen bonafide verkoper zijn. Uit het procesdossier blijkt echter niet dat de verdachte niet bevoegd zou zijn geweest om het voertuig te verkopen. Niet is komen vast te staan of de verdachte op het moment van aanbieden van het voertuig aan [naam slachtoffer 2] het voertuig onder zich had op grond van een huurovereenkomst, financial of operational leaseovereenkomst, zoals door de verdachte ter zitting aangevoerd, dan wel een andere of geen titel. Uit het Zwitserse kentekenbewijs blijkt dat het voertuig op naam stond van de verdachte en hij als eigenaar werd aangemerkt. Los van de vaststelling dat de contractuele relatie tussen de verdachte en de leasemaatschappij voor de rechtbank onbekend is gebleven, maakt het enkele overtreden van eventuele verbintenisrechtelijke verbodsbepalingen nog niet dat sprake is van oplichting.
Ook tegen de achtergrond van, en in onderlinge samenhang bezien met, de overige handelingen van de verdachte in het kader van de verkoop van de Range Rover aan [naam slachtoffer 2] , kan het handelen van de verdachte niet als oplichting worden aangemerkt. Zo blijkt uit het dossier dat de verkoopadvertentie op naam was gesteld van [valse naam 1 verdachte] . Echter heeft de verdachte in de contacten met aangever die naar aanleiding van die verkoopadvertentie hebben plaatsgevonden van meet af aan gebruik gemaakt van zijn eigen naam en ook op die naam een kopie van zijn paspoort aan aangever overhandigd. Tevens heeft de aangever de aanbetaling van het voertuig op de naam van de verdachte verricht. Niet kan worden bewezen dat de verdachte zich tegenover aangever heeft voorgedaan als een ander.
De rechtbank stelt vast dat de levering van het betreffende voertuig aan [naam slachtoffer 2] nimmer heeft plaatsgevonden. Dat de verdachte in civielrechtelijk opzicht tekort is geschoten in zijn verplichtingen, levert echter op zichzelf genomen geen bewijs op van oplichting in de zin van artikel 326 Wetboek van Strafrecht.
De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 2 primair ten laste is gelegd.
Subsidiair is onder feit 2 de verduistering ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank dient de verdachte ook hiervan te worden vrijgesproken.
Voor wederrechtelijke toe-eigening dient sprake te zijn van een blijvende weigering van de verdachte om het geldbedrag terug te betalen. Het geruime tijd onder zich houden van het geldbedrag levert niet zonder meer toe-eigening op. Nu de verdachte de aanbetaling van het voertuig aan aangever [naam slachtoffer 2] heeft terugbetaald en daaraan voorafgaand steeds heeft verklaard daartoe bereid te zijn, is van wederrechtelijke toe-eigening geen sprake. De verdachte wordt dan ook van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit vrijgesproken.
Feit 3, oplichting [naam slachtoffer 3]
Aan de verdachte is onder feit 3 primair ten laste gelegd dat hij [naam slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Uit het dossier blijkt echter dat niet [naam slachtoffer 3] , maar [naam bedrijf 1] de overeenkomst met de verdachte heeft gesloten en het bedrag voor de auto via bankoverschrijving aan de verdachte heeft betaald. Nu niet bewezen kan worden dat [naam slachtoffer 3] tot afgifte van een geldbedrag is bewogen dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken. Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte zich een geldbedrag van [naam slachtoffer 3] heeft toegeëigend, nog daargelaten dat ook dit bedrag door de verdachte aan de rechthebbende is terugbetaald. De verdachte wordt dus ook van het subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken.
Feit 4, valsheid in geschriften
Aan de verdachte wordt onder feit 4 ten laste gelegd dat hij gebruik heeft gemaakt van een vals/vervalst geschrift. Zowel de aangever als de verdachte heeft verklaard dat er met betrekking tot de verkoop van het voertuig een verkoopovereenkomst is opgesteld en dat deze door hen is ondertekend. Niet is gebleken van valsheid van dit geschrift. Dat de overeenkomst niet is nagekomen, maakt niet dat die vals is. Ook van vervalsing (inhoudende een verandering van een bestaand geschrift, zodat het daarna vals is) is niet gebleken.
De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Feit 5, witwassen
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde onder de feiten 2, 3 en 4 en evenmin ten aanzien van de door [naam slachtoffer 1] betaalde bedragen (derde en vierde gedachtestreepje) is komen vast te staan dat deze bedragen door middel van misdrijf zijn verkregen, kan niet worden bewezen dat de onder feit 5 genoemde geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De verdachte dient derhalve eveneens te worden vrijgesproken van hetgeen onder 5 ten laste is gelegd.
5.1.3.
Conclusie
Het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

6..Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] (gemachtigde mr. M. de Jong) ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 32.237,50 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 aan proceskosten.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.500,00 aan materiële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 3] (namens [naam bedrijf 1] ) ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 35.000,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.957,88 aan proceskosten.
6.1.
Beoordeling
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu
de officier van justitie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten en er aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, begroot op nihil.
6.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

7..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover het betreft feit 1;
verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2020 tot en met 5 oktober 2020 te Zwolle
althans in Nederland en/of in België en/of in Zwitserland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ of een valse hoedanigheid en/ of door
listige kunstgrepen en/ of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het
ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/ of het teniet
doen van een inschuld, te weten geldbedragen van
€29.000 en/of€3.237,50, althans enig goed, door
- zich op de internetsite Marktplaats.nl voor te doen als bonafide verkoper van een
of meerdere voertuigen, te weten een Mini John Cooper Works (chassisnummer
[chassisnummer 2] ) en/of een Mini Cooper (chassisnummer
[chassisnummer 3] ) en/of
- zich voor te doen als [valse naam 2 verdachte] en/of als eigenaar van [naam bedrijf 2] , in elk
geval als een ander dan zichzelf en/ of
- ( om het vertrouwen te wekken bij voornoemde [naam slachtoffer 1] ) gebruik te maken van
bedrijfsnaam [naam bedrijf 2] en/of
- de indruk te wekken dat hij bovengenoemde voertuigen in eigendom had, althans
heeft verzwegen dat de Mini John Cooper Works (chassisnummer
[chassisnummer 2] ) was geleased, waardoor voornoemde [naam slachtoffer 1] dat voertuig
niet op zijn naam kon zetten en/ of
- met voornoemde [naam slachtoffer 1] af te spreken dat hij, [naam slachtoffer 1] , de aanbetaling moest overmaken
naar een door hem, verdachte, opgegeven en aan hem, verdachte, en/of aan een
van zijn zakenpartners, toebehorend rekeningnummer, waarna hij, verdachte,
voornoemde voertuigen zou afleveren en/of hij, [naam slachtoffer 1] , voornoemde voertuigen kon
(laten) ophalen,
waardoor die [naam slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
terwijl hij, verdachte,
- de Mini Cooper (chassisnummer [chassisnummer 3] ) na ontvangst van de
aanbetaling door voornoemde [naam slachtoffer 1] , wederom (voor een hoger bedrag) op
Marktplaats.nl heeft aangeboden;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij
in of omstreeks de periode van 13 december 2019 tot en met 10 maart 2020
te Rotterdam althans in Nederland en/of in België en/of in Zwitserland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ of een valse hoedanigheid en/ of door
listige kunstgrepen en/ of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/ of
het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van€ 10.500,-, althans
enig goed, door
- zich op de internetsite Marktplaats.nl voor te doen als bonafide verkoper van een
voertuig, te weten een Range Rover ( chassisnummer [chassisnummer 1] ) en/ of
- zich voor te doen als [valse naam 1 verdachte] uit Den Haag, in elk geval als een ander dan zichzelf
en/of
- ( om het vertrouwen te wekken bij voornoemde [naam slachtoffer 2] ) met voornoemde
[naam slachtoffer 2] af te spreken en/of daarbij te vertellen dat hij, verdachte, een
complex in Zwitserland aan het bouwen was, een auto in België ging kopen, zijn
vriendin advocaat was en in België woonde en/ of
- de indruk te wekken dat hij bovengenoemd voertuig in eigendom had door deze
aan voornoemde [naam slachtoffer 2] te laten zien, althans te verzwijgen dat hij,
verdachte, voornoemde Range Rover had geleased/ gehuurd en/ of al eerder op
Marktplaats.nl had aangeboden en/of een koopprijs had ontvangen en/of
- met voornoemde [naam slachtoffer 2] af te spreken dat hij, [naam slachtoffer 2] , een
aanbetaling moest overmaken naar een door hem, verdachte, opgegeven en aan
hem, verdachte, toebehorend rekeningnummer,
waardoor die [naam slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2019 tot en met 10 maart 2020 te
Rotterdam, althans in Nederland en/of in België en/of in Zwitserland
opzettelijk
een geldbedrag van € 10.500,- , in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder
zich had, te weten als ontvanger van een aanbetaling wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 9 januari 2020 te
Kerkdriel althans in Nederland en/ of in België en/ of in Zwitserland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ of een valse hoedanigheid en/ of door
listige kunstgrepen en/ of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/ of
het teniet doen van een inschuld, te weten
een geldbedrag van € 35.000,-, althans enig goed, door
- zich op de internetsite Marktplaats.nl voor te doen als bonafide verkoper van een
voertuig, te weten een Range Rover (chassisnummer [chassisnummer 1] ) en/of
- ( om het vertrouwen te wekken bij voornoemde [naam slachtoffer 3] ) op Marktplaats.nl
gebruik te maken van bedrijfsnaam [naam bedrijf 2] uit Rotterdam en/of
- de indruk te wekken dat hij bovengenoemd voertuig in eigendom had door deze
aan voornoemde [naam slachtoffer 3] te laten zien en/ofte vertellen dat hij, verdachte, ten
behoeve van de overschrijving met de auto naar Zwitserland moest omdat de auto
daar met de eigenaar getoond moet worden en/of een koopcontract te (laten)
ondertekenen, althans te verzwijgen dat hij voornoemde Range Rover had
geleased/ gehuurd en/ of
- met voornoemde [naam slachtoffer 3] af te spreken dat hij, [naam slachtoffer 3] , voornoemd
geldbedrag moest overmaken naar een door hem, verdachte, opgegeven en aan
hem, verdachte, toebehorend rekeningnummer, waardoor die [naam slachtoffer 3] werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte
terwijl hij, verdachte,
- de Range Rover na ontvangst van het geldbedrag van voornoemde [naam slachtoffer 3] ,
wederom op Marktplaats.nl heeft aangeboden;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 9 januari 2020 te
Kerkdriel, althans in Nederland en/of in België en/of in Zwitserland
opzettelijk
een geldbedrag van € 35.000,- , in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als ontvanger van een aanbetaling en/of koopsom
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 2 december 2019 te Almkerk, althans in Nederland, opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van een vals en/ of vervalst geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen, te weten een akte van verkoop van een personenauto,
waarin is opgenomen dat hij, verdachte, in de hoedanigheid van
verkoper/privépersoon een Range Rover Sport (met chassisnummer
[chassisnummer 1] ) verkoopt aan koper [naam slachtoffer 3] als ware het echt en
onvervalst, door die [naam slachtoffer 3] voornoemde akte te laten ondertekenen;
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot
en met 5 oktober 2020 te Kerkdriel en/of Zwolle en/of Rotterdam, althans in
Nederland en/ of in België en/ of in Zwitserland,
zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hebbende hij, verdachte, van:
- een geldbedrag van€ 35.000,-, althans enig geldbedrag (zijnde een of meer
overboekingen van e.c. [naam slachtoffer 3] , bankrekeningnummer [rekeningnummer 1]
naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam van [naam verdachte] ) en/of
- een geldbedrag van €10.500,-, althans enig geldbedrag (zijnde een of meer
overboekingen van [naam slachtoffer 2] , bankrekeningnummer [rekeningnummer 3]
naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] op naam van [naam verdachte] ) en/of
- een geldbedrag van€ 29.000,-, althans enig geldbedrag (zijnde een of meer
overboekingen van [naam slachtoffer 1] , bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] , naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [naam persoon] ) en/of
- een geldbedrag van€ 3.237,50, althans enig geldbedrag (zijnde een of meer
overboekingen van [naam slachtoffer 1] , bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] , naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [naam persoon] )
de werkelijke aard en/ of herkomst van dat/ die voorwerp ( en) verborgen en/ of
verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat
voorwerp(en) was/waren en/of wie die/dat voorwerp(en) voorhanden had(den),
en/of
verworven en/ of voorhanden gehad en/ of overgedragen en/ of omgezet en/ of van
dat/die voorwerp(en) gebruik gemaakt,
door
- voornoemde geldbedragen op één van zijn, verdachtes, bankrekeningnummers
over (te laten) boeken en/of (te laten) storten en/of
- ( vervolgens) (girale) betalingen te (doen) (laten) verrichten, door middel van
overschrijving/ overboeking, voor aangekochte zaken (waaronder een Rolex en/ of
kunst) en/ of diensten ten behoeve van zichzelf en/ of een of meer anderen en/ of
- ( vervolgens) een of meer girale geldbedragen om te zetten in een of meer chartale
geldbedragen door deze contant op te (doen) (laten) nemen bij
geld- /pinautomaten,
terwijl hij, verdachte wist dat dit/ deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven);
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en
met 5 oktober 2020 te Kerkdriel en/ of Zwolle en/ of Rotterdam, althans in Nederland
en/of in België en/of in Zwitserland,
een of meerdere voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van€ 35.000,-, althans enig geldbedrag (zijnde een of meer
overboekingen van e.c. [naam slachtoffer 3] , bankrekeningnummer [rekeningnummer 1]
naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam van [naam verdachte] ) en/of
- een geldbedrag van €10.500,-, althans enig geldbedrag (zijnde een of meer
overboekingen van [naam slachtoffer 2] , bankrekeningnummer [rekeningnummer 3]
naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] op naam van [naam verdachte] ) en/of
- een geldbedrag van€ 29.000,-, althans enig geldbedrag (zijnde een of meer
overboekingen van [naam slachtoffer 1] , bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] , naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [naam persoon] ) en/ of
- een geldbedrag van€ 3.237,50, althans enig geldbedrag (zijnde een of meer
overboekingen van [naam slachtoffer 1] , bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] , naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [naam persoon] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte wist dat
dit/deze geldbedragen onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
(art 420bis.l Wetboek van Strafrecht)