7.2.Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan afgaan op een deskundigenadvies, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat een advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet concludent of anderszins onjuist is. Eiser heeft betreffende het onderzoeksrapport van Buro Blauw geen tegendeskundigenrapport overgelegd. De rechtbank overweegt ter zake van eisers voornoemde beroepsgronden als volgt.
7.2.1.De rechtbank stelt vast dat de opsteller van het onderzoeksrapport op 25 september 2018 aan de locatie een bezoek heeft gebracht. Daarnaast heeft een bezichtiging plaatsgevonden van de situatie bij de omliggende houtkachels. In het rapport wordt vervolgens een overzichtssituatie, een beschrijving van de houtkachels en een beschrijving van de ervaren overlast weergegeven. Ook de stookfrequentie komt daarbij aan de orde. Doordat de stookfrequentie van vakantiewoningen nagenoeg onbekend is, is in het onderzoeksrapport daarom voor deze stookplaatsen uitgegaan van een maximale stookduur. Uit de beroepsgronden van eiser volgt niet dat de opsteller van het rapport een onjuist beeld van de situatie ter plaatse heeft geschetst.
Vervolgens heeft de opsteller van het rapport met behulp van luchtkwaliteitsberekeningen getoetst of er door het stoken van de houtkachels in nabijgelegen woningen en buitenkachels op het aangrenzende vakantiepark sprake is van een verspreiding van rook of roet op een voor eiser hinderlijke of schadelijke wijze. Dat daarbij de emissie is bepaald op basis van de in de literatuur gepubliceerde emissie-kengetallen van houtstook / eerdere metingen en dat deze emissie is ingevoerd in het verspreidingsmodel om concentraties in de omgeving te bepalen, is niet ongebruikelijk. Het door Buro Blauw gebruikte verspreidingsmodel (Nieuw Nationaal Model) is het best beschikbare rekenmodel. Ook in het StAB Kennisdocument 2019 Gezondheids- en hindereffecten door houtkachels van particulieren wordt deze onderzoeksmethodiek aan de hand van berekeningen aanbevolen. Er zijn in dit geval berekeningen uitgevoerd op basis van metingen die in het verleden aan vergelijkbare emissiebronnen zijn uitgevoerd en waarbij een zo goed mogelijke vertaling van deze metingen naar de situatie van Ouddorp is gemaakt. Het effect van de schurveling en de verdiepte tuin is gedeeltelijk door de veronderstelde ruwheidslengte gesimuleerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet gesteld worden dat er in de onderzoeksopzet geen rekening is gehouden met de locatie specifieke kenmerken in Ouddorp, waaronder de schurvelingen.
7.2.2.De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder aan de hand van het onderzoeksrapport van Buro Blauw in het bestreden besluit afdoende kenbaar heeft gemaakt waarom er geen geurmetingen hebben kunnen plaatsvinden.
Het uitvoeren van metingen in de buitenlucht is namelijk vrijwel onmogelijk vanwege het zeer lokale karakter van de verspreiding van houtrook. De meetinstrumenten zullen zich een groot deel van de tijd buiten de actuele rookpluim bevinden en niets meten. Bovendien moet langdurig continu gemeten worden (minimaal 3 maanden), om een representatieve uitspraak over de belasting door een houtkachel te kunnen doen.
Wat betreft metingen in het licht van gezondheidsschade heeft verweerder duidelijk gemaakt dat bij de verspreiding van de rookgassen vanuit de schoorsteen, er - afhankelijk van de weersomstandigheden - een verdunning optreedt. Hierdoor is de bijdrage van een houtkachel aan de jaargemiddelde achtergrondconcentraties van fijnstof (pm10 en pm2.5, roet) en stikstofdioxide gering. Wel kan op enig moment sprake zijn van een grote bijdrage aan de achtergrondconcentraties van enkele tientallen gg/m3 (uurgemiddeld), in situaties van slecht stookgedrag, maar situaties van slecht stookgedrag worden niet met metingen geconstateerd maar juist door het uitvoeren van modelberekeningen. Dat de geur van de houtkachel desalniettemin op tientallen meters afstand van de kachel waarneembaar is, wil niet zeggen dat ook sprake is van (te) hoge concentraties aan giftige gassen. Eiser heeft niet aan de hand van metingen het tegendeel aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt.
7.2.3.Dat Buro Blauw (op meteorologisch gebied) over onvoldoende kennis zou beschikken heeft eiser onderbouwd noch aannemelijk gemaakt. Naast dat Buro Blauw meer dan 30 jaar ervaring heeft in het uitvoeren van geuronderzoeken, waarbij in tientallen situaties overlast door houtkachels is onderzocht, heeft verweerder onbetwist gesteld dat de medewerkers van Buro Blauw een universitaire opleiding hebben gehad, waarbij tevens meteorologie behoort tot het vakkenpakket. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden ontkend dat er ruim voldoende kennis en ervaring aanwezig is over meteorologische omstandigheden om de onderhavige situatie te kunnen beoordelen.
De rechtbank overweegt verder dat in het door Buro Blauw toegepaste rekenmodel wordt gerekend met uurgemiddelde meteorologische gegevens over een periode van 10 jaar. Hierbij wordt rekening gehouden met alle voorkomende meteorologische situaties. Welke meteorologische gegevens gebruikt moeten worden, wordt voorgeschreven in de norm voor geuronderzoek NTA 9065, waarvan Buro Blauw mede opsteller is. Het rekenmodel houdt rekening met de door eiser genoemde effecten, waaronder de ruwheid veroorzaakt door gebouwen en beplanting in het rekengebied (zoals schurvelingen), de dichtheid van het aantal emissiepunten op Ouddorp, de overheersende windrichting, maar ook met het temperatuurverschil van de rookgassen en de buitenlucht.
7.2.4.Daarnaast overweegt de rechtbank dat in het onderzoek van Buro Blauw twee houtkachels bij woningen [adres 2] en [adres 3] en de buitenkachel op het nabijgelegen vakantiepark zijn meegenomen. Deze kachels bevinden zich in een straal van circa 50 meter van de woning van eiser en dit zijn ook de kachels waarover door eiser geklaagd wordt. Dat gekozen is voor een straal van 60 meter ziet, aldus Buro Blauw, op het feit dat kachels op een grotere afstand dan 50 meter van het onderzoeksgebied een verwaarloosbare invloed op de luchtkwaliteit in het onderzochte gebied hebben (zie rapport: "Kennisdocument houtstook in Nederland” van Procédé Biomass en Buro Blauw van september 2018, hoofdstuk 7). Naast dat het vrijwel onmogelijk is om in een grotere cirkel rondom het gebied alle aanwezige houtkachels te inventariseren en het stookgedrag van deze kachels te analyseren, volgt voorts uit de door Buro Blauw gepresenteerde rekenresultaten dat het aanvaardbaar geurhinderniveau vanaf een afstand van circa 60 meter ten oosten van de buitenkachels niet wordt overschreden. Het meenemen van andere houtkachels op grotere afstanden van eiser zou dan ook geen wijziging in de door Buro Blauw vastgestelde conclusie teweeg brengen. De door eiser voorgestane afstandseis van 100 meter is gebaseerd op de brochure "Bedrijven en milieuzonering 2009" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze voorschriften hebben evenwel geen betrekking op de hinderlijkheid van de rookgassen van particulieren, dat in dit geval ter beoordeling voorligt.
Anders dan waar eiser in beroep vanuit gaat zijn door Buro Blauw alle drie de scenario’s doorgerekend. In het onderzoeksrapport worden echter alleen de resultaten van de scenario’s gepresenteerd voor zover deze relevant zijn. Indien bijvoorbeeld bij het scenario voor slechte verbranding geen overschrijding van normen wordt berekend, heeft Buro Blauw het niet nodig geacht aanvullend de overige scenario’s te tonen. Slechts in het samenvattingsrapport is enkel uitgegaan van de uitkomsten van het tussenscenario. In de enkele niet aan de hand van een deskundig tegenrapport onderbouwde stelling van eiser dat in dit geval alleen had moeten worden uitgegaan van het scenario van slechte verbranding en niet van een tussenscenario dan wel van een goede verbranding ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoeksrapport om die reden onvoldoende concludent is. Niet is gebleken van concrete aanknopingspunten om slechts uit te gaan van het scenario van slechte verbranding (in plaats van het tussenscenario).
7.2.5.Dat Buro Blauw niet heeft beoordeeld wat in de onderhavige situatie geurgevoelige objecten zijn maakt het onderzoeksrapport evenmin ondeugdelijk. Buro Blauw stelt terecht dat het aan verweerder is om hierin een afweging te maken. Overigens heeft Buro Blauw in het onderzoeksrapport wel informatie aangedragen op basis waarvan verweerder deze afweging heeft kunnen maken. Daarbij is ook aandacht besteed aan de door eiser ervaren stookoverlast in de schuur, tuinen en het terras.
Wat betreft de vraag of er sprake is van een geurgevoelig object doet de benoeming van het gebouw (schuur of garage) er op zich niet toe. Het gaat met name over het gebruik van het gebouw. De definitie van een geurgevoelig object is omschreven in het Activiteitenbesluit en is afkomstig uit de Wet geurhinder en veehouderij. Het is gedefinieerd als zijnde een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt (…). Dit kan dus een woonhuis of een arbeidsplaats zijn. De afweging van verweerder om de schuur als zodanig niet als geurgevoelig object aan te merken acht de rechtbank gerechtvaardigd. Naast dat een werkruimte als een minder geurgevoelig object wordt aangemerkt maakt de omstandigheid dat eiser een paar dagen in de week een aantal uren per dag in zijn schuur aanwezig dan wel aan het klussen is, indien juist, niet dat er sprake is van een geurgevoelig object.
Naast dat Buro Blauw terecht heeft getoetst aan de gevel van de betreffende objecten en niet in de tuin of aan de grenzen van de percelen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de tuin en het terras van eiser niet als geurgevoelig objecten heeft aangemerkt. Deze voldoen immers niet aan de voornoemde definitie van geurgevoelig object.
7.2.6.In het licht van het vorenstaande bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding voor het standpunt dat het onderhavige onderzoekrapport van Buro Blauw niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet concludent of anderszins onjuist is. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit (mede) op het meergenoemde onderzoeksrapport heeft mogen baseren.
8.1.1.Eiser stelt zich op het standpunt dat er ter hoogte van de woningen aan de [adres 4] en [adres 5] , maar ook van de overige geurgevoelige objecten (schuur en tuinen) sprake is van ontoelaatbare dan wel onrechtmatige hinder (aantasting gezondheid, woongenot) als gevolg van stank en giftige gassen. Volgens eiser wordt het bewijs van de stookoverlast, veroorzaakt door de in het handhavingsverzoek benoemde bewoners ( [adres 2] , [adres 3] en recreatiepark ‘ [naam vakantiepark] ’), in het onderzoeksrapport geleverd. Zie de onder meer pagina’s 5, 6 en 29.
Gelet hierop is de overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit een gegeven en is handhaving (onverkort) noodzakelijk. Verweerder heeft dan ook ten onrechte van handhaving afgezien. Alleen al het gegeven op basis van het onderzoeksrapport, dat gezondheidsschade kan optreden, zou aanleiding behoren te zijn voor handhaving. Overigens is het een feit van algemene bekendheid dat stookgassen (houtkachels etc.) stinken en (zeer) schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
Anders dan verweerder is eiser overigens van mening dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit niet de enige grond is waarop de gemeente ten aanzien van stookoverlast handhavend mag optreden. In dit verband wijst eiser onder andere naar artikel 1.1a Wet milieubeheer en artikel 1a van de Woningwet.
8.1.2.Eiser stelt verder dat verweerders standpunt dat eiser emissie van de houtkachel van de [adres 3] “zo nu en dan" zou kunnen waarnemen volstrekt onjuist is. In het bestreden besluit wordt opgemerkt dat in het rapport van Buro Blauw voor de houtkachel van de [adres 3] een gebruiksduur van 650 uur is aangehouden en een emissiepatroon is ingevoerd van oktober t/m maart van maandag t/m vrijdag gedurende 5 uur per dag. Volgens eiser is dit geen realistisch stookpatroon zijn.
Zoals ook tijdens de hoorzitting ten overstaan van de commissie aangegeven, stoken de bewoners van de [adres 3] niet: “af en toe ... voor de gezelligheid". Deze bewoners stoken van ’s-ochtends tot ’s-avonds (laat).
Dat in het bestreden besluit wordt opgemerkt dat de bewoners aan de [adres 3] “er alles aan doen om zich te houden aan de stooktips", is apert onjuist. Daarnaast acht eiser het wel of niet zichtbaar zijn van rook(ontwikkeling), geen betrouwbare indicator van (stank)overlast en/of de verspreiding van giftige gassen.
Wat betreft de situatie op 30 oktober 2019, wekt het bestreden besluit de indruk dat óf eiser zich zou hebben vergist in een datum, óf erger nog, een onjuiste melding zou hebben gedaan. Beide zijn echter niet het geval geweest. Eiser heeft namelijk niet op 31 oktober maar op 1 november telefonisch contact opgenomen met de toezichthouder.
Het gemak waarmee verweerder zich door de bewoners van de Oostenweg [adres 2] en de [adres 3] laat vertellen dat zij hun stookgedrag zullen beëindigen of wijzigen wekt bij eiser verbazing, maar mag evenmin reden zijn om van handhaving af te zien.
8.1.3.Wat betreft de hinder en (gezondheid)schade die wordt veroorzaakt door de buitenkachel op het adres [adres 6] , acht eiser het standpunt van verweerder in het bestreden besluit dat tegen deze buitenkachel niet handhavend kan worden opgetreden omdat de buitenkachel bij een recreatiewoning hoort die steeds aan nieuwe recreanten verhuurd wordt, niet houdbaar. Het zijn van een recreatiewoning, noch de (eventuele) wisselende bewoning (als gevolg van verhuur) kan volgens eiser een reden zijn om van handhaving af te zien.
Overigens miskent verweerder de zorgplicht die op hem rust. Door niet (expliciet) te wijzen op de hinder en gezondheidsproblemen / -risico’s, zijn de stooktips te beschouwen als een 'papieren tijger’.
8.1.4.Eiser stelt tot slot dat in het bestreden besluit ten onrechte aan hem geen vergoeding van proceskosten is toegekend. De commissie heeft immers geadviseerd het bezwaarschrift (deels) gegrond te verklaren.
8.2.1.De rechtbank overweegt dat indien er wordt geklaagd over (stank)overlast door (hout)kachels, dit op zich voor verweerder niet afdoende is om (meteen) tot handhaving over te gaan.
De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 12 november 2014 (ECLI:NL: RVS:2014:4032) heeft geoordeeld dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit een restbepaling is waaraan door het bevoegd gezag toepassing kan worden gegeven, indien naar zijn oordeel optreden tegen het gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein vanwege gevaarzetting, dreigende aantasting van de volksgezondheid of overmatige hinder noodzakelijk is en meer specifieke bepalingen geen soelaas bieden.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser dienaangaande heeft aangevoerd geen aanleiding het uitgangspunt van de Afdeling, dat er eerst dan een plicht tot handhaving bestaat indien is vastgesteld dat er sprake is van overmatige (geur)hinder, in dit geval niet te volgen.
Wat betreft het aspect van de volksgezondheid is tevens van belang dat de Afdeling in haar uitspraak van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3295, heeft overwogen dat geen algemeen aanvaarde inzichten bestaan over beantwoording van de vraag of, en zo ja, onder welke omstandigheden en bij welke frequentie, rook afkomstig van gebruik van een houtkachel schade aan de mens toebrengt. In welke gevallen gesproken kan worden van hinderlijke of schadelijke verspreiding van rook, roet, walm of stof is in het Bouwbesluit 2012 niet geconcretiseerd. Er bestaan geen concrete grens-, richt- en streefwaarden voor de luchtkwaliteit en voor geur die rechtstreeks van toepassing zijn op stookactiviteiten van particulieren. Voor het gebruik van houtkachels en haarden ontbreekt landelijke regelgeving. Tot op heden bestaan geen algemeen aanvaarde inzichten over de beantwoording van de vraag of, en zo ja, onder welke omstandigheden en bij welke frequentie, rook afkomstig van gebruik van een houtkachel schade aan de mens toebrengt.
Eisers standpunt dat ook artikel 1.1a van de Wet milieubeheer en artikel 1a van de Woningwet als grondslag kunnen dienen om ten aanzien van stookoverlast handhavend op te treden, faalt. Deze zorgplichtbepalingen bevatten evenmin grens-, richt- en streefwaarden voor de luchtkwaliteit en voor geur die rechtstreeks van toepassing zijn op stookactiviteiten van particulieren. Nu de zorgplicht zich niet uitstrekt tot degene die geen maatregelen neemt om de gevolgen van milieubedreigend gedrag (dat hem bij gebrek aan bestaande voorschriften niet kan worden toegerekend) zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken, bieden de artikelen 1.1a van de Wet milieubeheer en 1a van de Woningwet verweerder geen grondslag waarop hij in dit geval ten aanzien van (de gestelde) rookoverlast handhavend kan optreden.
In het licht van het vorenstaande heeft verweerder als bevoegd gezag beoordelingsruimte ten aanzien van de vraag of de schadelijkheid van rookgassen en de hinder van de verspreiding ervan van dien aard zijn dat niet meer aan artikel 7.22 van het Bouwbesluit wordt voldaan en of dit tot handhaving moet leiden. Bij de beoordeling of er in dit geval sprake is van onaanvaardbare overlast heeft verweerder controles uitgevoerd en gebruik gemaakt van het onderzoeksrapport van Buro Blauw.
8.2.2.Het standpunt van eiser dat het onderzoeksrapport bewijst dat er sprake is van stookoverlast, veroorzaakt door de in het handhavingsverzoek benoemde bewoners ( [adres 2] , [adres 3] en recreatiepark ‘ [naam vakantiepark] ’), onderschrijft de rechtbank niet.
De rechtbank merkt daarbij in de eerste plaats op dat eiser van de houtkachel van [adres 2] geen (stank)overlast meer kan ervaren omdat deze kachel nog voor de totstandkoming van het bestreden besluit is verwijderd. Dit heeft eiser ter zitting niet betwist. Wat betreft de houtkachel van [adres 3] wordt in de door eiser aangehaalde passage slechts aangegeven dat er soms papier wordt verbrand en dat door Buro Blaauw aangeraden wordt dit achterwege te laten. Daarmee is nog niet gegeven dat hiermee sprake is van overmatige stookoverlast op basis waarvan op grond van artikel 7.22 van het Bouwbesluit handhavend dient te worden opgetreden. Wat betreft de kachels op het recreatiepark wordt op de door eiser vermelde pagina uit het onderzoeksrapport vermeld dat deze (samen met de inmiddels verwijderde kachel van [adres 2] ) op een groot deel van eisers terrein ernstige hinder zouden kunnen veroorzaken. Naast dat de kachel van [adres 2] is verwijderd en er als gevolg van de cirkel van 60 meter sprake is van slechts één in plaats van drie buitenkachels op het recreatiepark, geldt tevens dat het betreffende plaatje op deze pagina enkel ziet op plekken op het terrein van eiser maar niet op de ter plaatse door verweerder aangewezen geurgevoelige objecten. Daaruit kan niet worden opgemaakt dat dit voor verweerder reeds aanleiding had moeten zijn om handhavend op te treden.
8.2.3.Nu onbetwist vast staat dat van de in het handhavingsverzoek benoemde bewoners de houtkachel van [adres 2] niet meer aanwezig is resteert de vraag of de houtkachel van [adres 3] en de buitenkachel op het recreatiepark aan eiser zodanige overmatige overlast bezorgen dat verweerder daartegen handhavend dient op te treden.
Buro Blauw heeft in het onderzoeksrapport vermeld dat voor [adres 3] geldt dat er sprake is van een patroon voor goede verbranding. Het vermogen van de houtkachel is niet te groot voor de ruimte. Hout wordt gedurende langere tijd gedroogd en de kachel wordt alleen gesloten gestookt, zodat een goede verbranding mogelijk moet zijn. Als gevolg van de houtkachel bij [adres 3] wordt (ook cumulatief met de buitenkachel) geen overschrijding van gezondheidskundige advieswaarden of onaanvaardbare hinder ter hoogte van de gebouwen op het terrein van eiser berekend.
Eisers stelling dat het door Buro Blauw aangehouden emissiepatroon geen realistisch
stookprofiel is wordt niet nader onderbouwd. Buro Blauw is daarbij uitgegaan van een stookpatroon waarbij gedurende 650 uur per jaar wordt gestookt, terwijl in het woononderzoek (2007) een gemiddelde stookduur van 525 uur per jaar is vastgesteld. In die zin is reeds met een bovenmatig stookgedrag rekening gehouden.
Buro Blauw heeft echter wel meegegeven dat daarbij papierverbranding achterwege gelaten dient te worden, aangezien anders in ieder geval geen sprake zal zijn van goede verbranding.
De rechtbank constateert dat de toezichthouder meerdere malen heeft geconstateerd dat de bewoners van [adres 3] zich houden aan de stooktips en dat er geen papierverbranding (meer) plaatsvindt. Anders dan eiser meent is deze vaststelling is niet zonder betekenis. Verweerder mag in beginsel afgaan op hetgeen de toezichthouder, die een ambtsbelofte heeft afgelegd, dienaangaande heeft verklaard en toegelicht. Wat er verder ook zij of het telefonische contact van eiser met de toezichthouder nu op 31 oktober dan wel op 1 november 2019 heeft plaatsgevonden, niet is vast komen te staan dat er als gevolg van het stookgedrag van [adres 3] sprake is geweest van overmatige (geur)hinder op grond waarvan verweerder handhavend diende op te treden.
8.2.4.Wat betreft de nog resterende buitenkachel binnen de cirkel van 60 meter vanaf eisers perceel overweegt de rechtbank dat uit het onderzoeksrapport volgt dat de rekenresultaten aangeven dat ter hoogte van de schuur het hinderniveau kan worden overschreden. Aangezien verweerder niet ten onrechte de schuur niet als geurgevoelig object heeft aangemerkt kan de rechtbank verweerder, op basis van zowel het onderzoeksrapport als de waarnemingen van de toezichthouder, volgen in zijn standpunt dat de buitenkachel ten aanzien van eiser niet dusdanige overmatige hinder veroorzaakt dat er voor verweerder aanleiding zou bestaan hiertegen handhavend op te treden. Overigens werd de hinder met name veroorzaakt door de houtkachel van [adres 2] , waarvan vast staat dat die niet meer wordt gebruikt.
Met hetgeen eiser heeft aangevoerd wordt naar het oordeel van de rechtbank evenmin inzichtelijk gemaakt dat zijn gezondheid door de aangegeven rookoverlast van de houtkachel(s) wordt aangetast.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het enkele feit een woning een recreatiewoning is en er dus sprake is van wisselende bewoners, voldoende reden kan vormen om van handhaving af te zien.
8.2.5.Dat verweerder ten aanzien van stookoverlast niet aan zijn zorgplicht zou voldoen heeft verweerder, wat er overigens ook van deze stelling zij, voldoende weersproken. Hierover wordt vanaf oktober 2019 permanent informatie op de gemeentelijke website gepubliceerd.
8.2.5.De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder bij het bestreden besluit niet ten onrechte aan eiser geen vergoeding van proceskosten heeft toegekend. Bij het bestreden besluit is het primaire besluit niet herroepen. Slechts de motivering van het primaire besluit is aangevuld dan wel verbeterd.
9. De rechtbank concludeert dat verweerder in het bestreden besluit in redelijkheid tot de conclusie is gekomen dat er geen sprake is van overmatige (geur)hinder als gevolg van de door de in het handhavingsverzoek benoemde bewoners gestookte houtkachels, er geen overtreding van artikel 7:22 van het Bouwbesluit is en verweerder derhalve niet bevoegd was handhavend op te treden. Het verzoek van eiser daartoe is terecht afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.