ECLI:NL:RBROT:2021:9338

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
C/10/610983 / HA ZA 21-7
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbiedingsplicht van aandelen bij beëindiging managementovereenkomst en bad leaver situatie

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2021, is de vraag aan de orde of [holding A] haar aandelen in de besloten vennootschap Verhoeven Milieu Groep B.V. (VMG) moet aanbieden aan de vennootschap na de beëindiging van de managementovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een bad leaver situatie, omdat er onvoldoende draagvlak was bij het personeel voor het functioneren van [persoon A], de manager van [holding A]. Dit gebrek aan draagvlak is door VMG onderbouwd met schriftelijke verklaringen van personeelsleden, die de verstoorde werkrelatie en het gebrek aan vertrouwen bevestigen. De rechtbank concludeert dat [holding A] haar aandelen moet aanbieden voor de nominale waarde van € 2.205,-. Daarnaast wordt bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vereiste medewerking van [holding A] voor de levering van de aandelen, indien zij niet aan de veroordeling voldoet. In reconventie vordert [holding A] onder andere een prijsbepaling op basis van een good leaver situatie, maar deze vorderingen worden afgewezen omdat de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat sprake is van een bad leaver situatie. De proceskosten worden toegewezen aan VMG, die als winnaar uit de strijd komt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/610983 / HA ZA 21-7
Vonnis van 1 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERHOEVE MILIEU GROEP B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.Y. Elshof te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[holding A],
gevestigd te [vestigingsplaats A] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E. de Jonge te Goes.
Partijen zullen hierna VMG en [holding A] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 december 2020 van de kantonrechter (waarbij de onderhavige zaak is verwezen naar de handelskamer) en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het tussenvonnis (in de vorm van een brief) van 31 maart 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 juli 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
VMG is de moedermaatschappij van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Buro Antares B.V. (hierna: Buro Antares). Middellijk bestuurder van VMG is [persoon B] (hierna: [persoon B] ). [holding A] is medeaandeelhouder van VMG en houdt 2.205 aandelen in het aandelenkapitaal van VMG met een totale nominale waarde van € 2.205,00. De overige aandelen worden gehouden door Lobs Beheer B.V. , G.J. de Vogel Holding B.V., [persoon D] , Braber Beheer B.V., Krijnen Beheer B.V. en Schoovers Investment B.V.
2.2.
[persoon A] (hierna [persoon A] ) is de enig bestuurder en aandeelhouder van [holding A] .
2.3.
Op 13 mei 2013 zijn [holding A] en Buro Antares een managementovereenkomst aangegaan, volgens welke [holding A] managementdiensten zou verrichten voor Buro Antares. De managementwerkzaamheden zijn feitelijk uitgevoerd door [persoon A] , in de functie van projectmanager.
2.4.
Op 15 mei 2013 hebben de gezamenlijke aandeelhouders van VMG een aandeelhoudersovereenkomst ter zake VMG gesloten. In de aandeelhoudersovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

8. BAD LEAVER, GOOD LEAVER
8.1.
Algemeen
Partijen onderkennen het belang van de gecontinueerde betrokkenheid van [persoon B] , [persoon C] , [persoon D] , [persoon E] , [persoon F] , [persoon A] en [persoon G] (individueel aangeduid als "
Betrokkene” of gezamenlijk als "Betrokkenen”) bij de Vennootschap en/of de Groep. Indien een situatie zich voordoet zoals bedoeld in dit Artikel 8, dan wordt de betreffende Betrokkene geacht de door zijn of haar holding gehouden aandelen in de Vennootschap binnen dertig (30) dagen vrij en onbezwaard aan te bieden aan de overige Aandeelhouders, dan wel een door de Aandeelhouders aan te wijzen derde, tegen een prijs die zal worden bepaald overeenkomstig het bepaalde in Artikel 8.2 indien het een Bad Leaver (hierna gedefinieerd) betreft en Artikel 8.3 indien het een Good Leaver (hierna gedefinieerd) betreft.
8.2.
Bad Leaver en Prijs Bad Leaver
Indien de betrokkenheid van de Betrokkene bij de Groep en de Vennootschap eindigt:
(…)
d. op grond van een dringende aantoonbare bedrijfseconomische reden dan wel het feit dat omwille van duidelijk ontbreken van draagvlak bij medewerkers en personeel de (arbeids-)overeenkomst ontbonden moet worden;
(…)
f. door een materiële schending van de arbeidsovereenkomst dan wel de managementovereenkomst en/of deze Overeenkomst;
(…)
is er sprake van een bad leaver-situatie voor de Betrokkene (“
Bad Leaver") en is de prijs van de door zijn of haar holding gehouden aandelen van de Vennootschap gelijk aan het lagere van:
( i) de nominale waarde van de aan te bieden Aandelen; en
(ii) de Marktwaarde (zoals hierna gedefinieerd) van de Aandelen vermenigvuldigd met het procentuele aandelenbelang van de betreffende Betrokkene in het kapitaal van de Vennootschap.”
2.5.
In artikel 10.1.1 onder a van de aandeelhoudersovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen. Dat beding verbiedt dat een aandeelhouder, zolang hij aandelen van VMG houdt en gedurende een periode van twee jaar nadien, direct of indirect in welke vorm of hoedanigheid dan ook betrokken is en/of belang heeft bij activiteiten die vergelijkbaar of concurrerend zijn met de activiteiten van onder meer VMG.
2.6.
Bij brief van 6 december 2019 heeft Buro Antares de managementovereenkomst met [holding A] opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Als grond voor de opzegging vermeldde Buro Antares “(…)
het structureel en langdurig ontbreken van draagvlak bij uw directe medewerkers en overig personeel.” [holding A] heeft in de opzegging berust.
2.7.
De overige aandeelhouders van VMG hebben VMG aangewezen als de derde aan wie de aandelen van [holding A] conform artikel 8.1 van de aandeelhoudersovereenkomst moeten worden aangeboden.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
VMG vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [holding A] te veroordelen tot vrije en onbezwaarde levering van de Aandelen aan eiseres binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, tegen gelijktijdige betaling door eiseres van EUR 2.205;
2. te bepalen dat [holding A] in geval van niet-nakoming van het gevorderde onder 1. een dwangsom verbeurt van EUR 5.000, vermeerderd met EUR 500 voor iedere dag dat de niet-nakoming langer duurt;
3. voor zover [holding A] niet voldoet aan het gevorderde onder 1., te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte notariële akte van koop, verkoop en levering van de Aandelen, althans dat het vonnis in de plaats treedt van de vereiste/benodigde medewerking van [holding A] voor de levering van de aandelen aan eiseres; en
4. [holding A] te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en de nakosten van eiseres, beide te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de uitspraak.”
3.2.
VMG legt aan haar vorderingen – kort samengevat – het volgende ten grondslag. De managementovereenkomst is beëindigd wegens het ontbreken van draagvlak bij het personeel, zodat sprake is van een
bad leaversituatie als bedoeld in artikel 8.2 onder d van de aandeelhoudersovereenkomst. Daarnaast is ook sprake van een
bad leaversituatie als bedoeld in artikel 8.2 onder f van de aandeelhoudersovereenkomst in verband met ernstige onzorgvuldigheden in projecten die onder directe verantwoordelijkheid van [holding A] stonden. Dit betekent dat [holding A] is gehouden tot het leveren van haar aandelen in VMG aan VMG voor een prijs van € 2.205,- (de nominale waarde van de aandelen).
3.3.
De conclusie van [holding A] strekt tot afwijzing van de vorderingen van VMG, met veroordeling van VMG in de proceskosten. [holding A] betwist dat sprake is van een
bad leaversituatie. De onvrede op de werkvloer ontstond als gevolg van organisatorische wijzigingen, met name op het gebied van automatisering. De implementatie van de software AFAS zorgde voor problemen. Daarnaast ervoeren projectleiders een steeds hogere werkdruk. Op initiatief van [persoon A] is een verbetertraject gestart, maar dit traject is door toedoen van [persoon B] (vroegtijdig) geëindigd zonder resultaat. Dit traject zag niet zozeer op het functioneren van [persoon A] . [persoon A] is om onduidelijke redenen ontslagen. [persoon A] is in de jaren voorafgaand aan het beëindigen van de managementovereenkomst nimmer aangesproken op zijn functioneren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[holding A] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
VMG te veroordelen mee te werken aan een prijsbepaling van de aan [holding A] toebehorende aandelen op basis van de zogenaamde “Good leaver”-situatie;
Te bepalen dat [holding A] vanaf 1 april 2020 door VMG niet langer aan het non-concurrentiebeding kan worden gehouden en dat [holding A] door VMG dient te worden gevrijwaard voor mogelijke vorderingen dienaangaande in te stellen door Elion Ecological Restoration Co. Ltd.;
VMG te veroordelen het [persoon A] toekomende dividend over 2019 uit te keren;
VMG te veroordelen te veroordelen in de proceskosten.
3.6.
De conclusie van VMG strekt tot afwijzing van de vorderingen van [holding A] , met veroordeling van [holding A] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat met de beëindiging van de managementovereenkomst tussen Buro Antares en [holding A] , voor [holding A] de plicht is ontstaan tot het aanbieden van de door haar gehouden aandelen in het kapitaal van VMG. Wel in geschil is of sprake is van een zogenoemde
bad leaversituatie als bedoeld in artikel 8.2 van de aandeelhoudersovereenkomst.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. VMG heeft ter onderbouwing van haar stellingen schriftelijke verklaringen van vijf personeelsleden van Buro Antares in het geding gebracht. In die verklaringen is onder meer geschreven dat draagvlak ontbreekt voor het functioneren van [persoon A] als manager, dat sprake was van een verstoorde werkrelatie en dat het vertrouwen weg was. [holding A] heeft de inhoud van die verklaringen weliswaar betwist, maar zij heeft deze betwisting niet onderbouwd (met andere stukken of verklaringen). Het standpunt van [holding A] dat VMG niets heeft overgelegd waaruit het slechte functioneren van [holding A] en het gebrek aan draagkracht blijken, is derhalve onjuist. [holding A] heeft daarnaast als verweer gevoerd dat de onderbouwing voor de beëindiging van de managementovereenkomst achteraf is geschied. De rechtbank begrijpt dit verweer in die zin, dat volgens [holding A] pas na de daadwerkelijke beëindiging van de managementovereenkomst door Buro Antares, daar ter rechtvaardiging gronden bij zijn gezocht. De enkele omstandigheid dat de door VMG in het geding gebrachte schriftelijke verklaringen na de formele mededeling van de beëindiging van de managementovereenkomst zijn opgesteld, rechtvaardigt zonder nadere onderbouwing, die [holding A] niet heeft gegeven, echter niet de conclusie dat de in die verklaringen vermelde feiten en omstandigheden niet al voor de beëindiging bestonden en de grondslag voor die beëindiging vormden.
4.3.
[holding A] heeft daarnaast ter zitting verklaard dat [persoon A] destijds in gesprek met [persoon B] heeft erkend dat het draagvlak voor verbetering vatbaar was. Dat het draagvlak een probleem was, staat derhalve vast. Het verweer van [holding A] dat het ontbreken van draagvlak te wijten was aan de wijziging in de organisatie en de implementatie van de software AFAS, maar niet aan het functioneren van [persoon A] , is in het licht van de gemotiveerde weerlegging daarvan door VMG (onder meer middels de door VMG in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van [persoon C] , algemeen leider van het softwareproject AFAS) onvoldoende gemotiveerd, zodat dit faalt.
4.4.
In het licht van het voorgaande heeft [holding A] onvoldoende gemotiveerd betwist dat er gebrek was aan draagvlak bij het personeel van Buro Antares met betrekking tot het functioneren van [persoon A] c.q. [holding A] en dat dit de grond voor de beëindiging van de managementovereenkomst was. Daarmee staat in deze procedure vast dat sprake is van een
bad leaversituatie zoals geformuleerd in artikel 8.2 onder d van de aandeelhoudersovereenkomst. De overige gronden waarop VMG haar vordering heeft gebaseerd, behoeven daarom geen bespreking.
4.5.
VMG heeft gesteld dat [holding A] in dit geval de aandelen aan VMG dient te leveren voor een bedrag van € 2.205,00, zijnde de nominale waarde van de aandelen. [holding A] heeft ter zake de prijs van de aandelen in geval wel sprake is van een
bad leaversituatie geen (afzonderlijk) verweer gevoerd. Ook met betrekking tot de termijn waarbinnen de aandelen moeten worden geleverd heeft [holding A] geen verweer gevoerd. De vordering onder 1 is derhalve toewijsbaar.
4.6.
Onder 3 heeft VMG gevorderd dat, indien [holding A] niet voldoet aan het gevorderde onder 1, het vonnis in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte notariële akte van koop, verkoop en levering van de aandelen althans dat het vonnis in de plaats treedt van de vereiste/benodigde medewerking van [holding A] voor de levering van de aandelen aan VMG. [holding A] heeft ter zake geen verweer gevoerd. De rechtbank zal daarom bepalen dat indien [holding A] niet aan de veroordeling tot levering voldoet, het vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de vereiste medewerking van [holding A] voor de levering van de aandelen.
4.7.
VMG heeft onder 2 gevorderd een dwangsom te verbinden aan het onder 1 gevorderde. Nu de vordering onder 3 zal worden toegewezen, heeft VMG geen belang bij toewijzing van een dwangsom, zodat deze zal worden afgewezen.
4.8.
[holding A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VMG worden begroot op:
- dagvaarding € 87,89
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.689,00(3,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 2.443,89
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.10.
Nu reeds in conventie is geoordeeld dat sprake is van een
bad leaversituatie, bestaat geen grond voor toewijzing van de vordering van [holding A] om VMG te veroordelen mee te werken aan een prijsbepaling op basis van de
good leaversituatie.
4.11.
Ten aanzien van de vordering van [holding A] om te bepalen dat zij vanaf 1 april 2020 niet langer aan het non-concurrentiebeding kan worden gehouden en dat [holding A] door VMG dient te worden gevrijwaard voor mogelijke vorderingen in te stellen door Elion Ecological Restoration Co. Ltd., is de rechtbank van oordeel dat [holding A] niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Dit geldt eveneens ten aanzien van de vordering tot veroordeling van VMG om aan [holding A] dividend over 2019 uit te keren.
4.12.
De conclusie is dat de vorderingen van [holding A] zullen worden afgewezen.
4.13.
[holding A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VMG worden begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (1,0 punt × tarief € 563,00).
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [holding A] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de door [holding A] gehouden aandelen in het aandelenkapitaal van VMG vrij en onbezwaarde aan VMG te leveren tegen de gelijktijdige betaling door VMG van een koopprijs van € 2.205,-;
5.2.
bepaalt dat, indien [holding A] niet voldoet aan de veroordeling onder 5.1, van dit vonnis, dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste medewerking van [holding A] voor de levering van de aandelen aan VMG;
5.3.
veroordeelt [holding A] in de proceskosten, aan de zijde van VMG tot op heden begroot op € 2.443,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af;
5.7.
veroordeelt [holding A] in de proceskosten, aan de zijde van VMG tot op heden begroot op € 563,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie
5.9.
veroordeelt [holding A] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [holding A] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening
5.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling in de nakosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits. Het is ondertekend door de rolrechter en op 1 september 2021 in het openbaar uitgesproken.
[3085/3195]