ECLI:NL:RBROT:2021:9348

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
8609220 CV EXPL 20-21245
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde wegens ernstige en structurele overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en ROBES Schuldondersteuning B.V. over ernstige en structurele overlast veroorzaakt door mevrouw [persoon A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlast door [persoon A] en haar vriend [persoon B] sinds het voorjaar van 2019 aanhoudend is en dat deze overlast de bewoners van het appartementencomplex ernstig heeft benadeeld. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij meerdere getuigen zijn gehoord, en heeft geconcludeerd dat de overlast niet alleen vermoedens zijn, maar dat er voldoende bewijs is van de ernstige hinder die de bewoners ervaren. Ondanks pogingen van Havensteder om de situatie op te lossen, zoals het sturen van brieven en het houden van gesprekken, heeft dit niet geleid tot verbetering. De kantonrechter heeft daarom besloten de huurovereenkomst tussen Havensteder en [persoon A] te ontbinden en ROBES te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen vier weken na de uitspraak. Tevens is ROBES veroordeeld in de proceskosten van Havensteder, die zijn begroot op € 1.074,04. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8609220 CV EXPL 20-21245
uitspraak: 24 september 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Boellaard-Roeters van Lennep
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROBES Schuldondersteuning B.V.,als bewindvoerder over de goederen van mevrouw [persoon A]
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Shaaban
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’ en ‘ROBES’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 24 december 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
de akte uitlaten bewijs aan de zijde van Havensteder;
het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 24 maart 2021;
het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 26 april 2021;
akte overleggen verklaringen aan de zijde van Havensteder, met producties;
productie 35 overgelegd door Havensteder ten behoeve van de zitting van 17 mei 2021;
producties overgelegd door ROBES ten behoeve van de zitting van 17 mei 2021;
het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 17 mei 2021;
conclusie na getuigenverhoor aan de zijde van Havensteder, met producties;
conclusie na getuigenverhoor aan de zijde van ROBES, met producties.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 24 december 2020 is Havensteder in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat sprake is van het veroorzaken van ernstige en structurele overlast door mevrouw [persoon A] (hierna: [persoon A] ).
2.2.
Havensteder heeft in totaal twaalf getuigen laten horen, waarvan acht getuigen in hetzelfde appartementencomplex wonen als [persoon A] , te weten de bewoners van de appartementen met de huisnummers: 515, 519, 525, 527, 555 en 579. Daarnaast heeft Havensteder schriftelijke verklaringen overgelegd van bewoners van de appartementen met huisnummers 509, 565 en 523 (hierna gezamenlijk: de bewoners). Havensteder heeft daarnaast familieleden en vrienden van de bewoners als getuigen gehoord en een politieagent.
2.3.
ROBES heeft vervolgens [persoon A] , de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ), en mevrouw [persoon C] als getuigen gehoord. ROBES heeft daarnaast een schriftelijke verklaring overgelegd van de bewoners van het appartement met huisnummer 537. ROBES heeft bij conclusie na getuigenverhoor (onder meer) nog een videofragment overgelegd.
2.4.
De getuigen hebben verklaringen afgelegd over de situatie aan de [straatnaam] in Rotterdam. Ten aanzien van een deel van de overlast die de bewoners ervaren blijft onduidelijk of deze te herleiden is tot [persoon A] , omdat geen van de getuigen uit eigen waarneming hierover heeft kunnen verklaren. Het gaat dan om het navolgende:
  • etensresten gooien tegen de deuren en ramen;
  • stenen gooien door het slaapkamer raam van de familie [naam familie 1] ;
  • het weghalen van het Feyenoordbord;
  • het slot van de deur van de familie [naam familie 2] insmeren met lijm;
  • de auto van [persoon D] (hierna: [persoon D] ) onderspuiten met verf;
  • de brievenbus van [persoon D] onder de ketchup smeren;
  • de bloempot van [persoon E] (hierna: [persoon E] ) tegen de pui kapot gooien;
  • het bekrassen van de scooters van [persoon E] en [persoon F] (hierna: [persoon F] );
  • het bekrassen van de bergingsdeuren van de appartementen met huisnummers 509,527 en 555.
2.5.
De bewoners verdenken [persoon B] ervan verantwoordelijk te zijn voor de hierboven opgesomde overlast. Daar hebben zij reden toe gelet op hetgeen zij wél uit eigen waarneming kunnen verklaren over de overlast door [persoon B] . Nagenoeg alle bewoners verklaren dat de overlast is begonnen toen [persoon A] in het appartementencomplex kwam wonen. De overlast is begonnen met geluidsoverlast vanuit het appartement van [persoon A] in het voorjaar/de zomer van 2019. Vanaf het moment dat enkele bewoners [persoon A] en [persoon B] hebben aangesproken op de geluidsoverlast is de overlast toegenomen.
2.6.
Over het aantreffen van spuug op de ramen hebben meerdere getuigen verklaard. Getuigen [persoon G] en [persoon H] hebben verklaard dat zij [persoon B] ook daadwerkelijk hebben zien spugen op de ramen van de appartementen van bewoners. Meerdere getuigen hebben verklaard dat de geluidsoverlast bleef aanhouden. Overlast in de vorm van bonkende geluiden in de nacht uit de flat van [persoon A] zijn onderbouwd door de verklaringen van [persoon D] , [persoon I] en de bewoners van het appartement met huisnummer 565. Meerdere getuigen hebben verklaard over eieren tegen de deur, waarbij [persoon F] opmerkt dat het eierengooien weer begon nadat [persoon B] was vrijgelaten na te zijn gearresteerd voor belediging. Een dieptepunt is dat er stenen bij bewoners naar binnen zijn gegooid. In het geval van de steen door het keukenraam van [persoon E] heeft [persoon E] verklaard dat zij gezien heeft dat het [persoon B] was die de steen gooide. Ten aanzien van de steen door de autoruit van [persoon J] heeft [persoon I] verklaard dat zij heeft vernomen dat ook hier de heer [persoon B] de dader was. De kantonrechter houdt er rekening mee dat de verklaring van [persoon I] hieromtrent van horen zeggen is, maar acht deze verklaring desalniettemin van belang gelet op het geheel van overlast gevende omstandigheden. Tot slot blijkt uit de verklaringen van alle bewoners (en hun vrienden/familie) dat [persoon B] zich provocerend en intimiderend gedroeg. Zo verklaart [persoon K] (hierna: [persoon K] ) over de keer dat [persoon B] spottend [persoon F] nadeed; verklaart [persoon I] dat [persoon B] eerst vroeg of zij en haar man sliepen en dat vervolgens de muziek hard werd aangezet; verklaren zowel [persoon D] als [persoon L] dat [persoon B] in de richting van één van de bewoners een snijdende beweging maakte met zijn hand langs zijn keel en verklaren zowel [persoon M] als [persoon I] dat zij [persoon B] hebben horen zeggen dat hij “net zo lang door zal gaan, totdat zij weg zijn.” Naast deze verklaringen omschrijft ook [persoon N] (hierna: [persoon N] ), die als politieagent objectief staat in deze zaak, [persoon B] als “recalcitrant” en “hinderlijk”.
2.7.
ROBES voert aan dat er sprake is van een actie-reactie-situatie. [persoon A] en [persoon B] hebben hierover in hun getuigenverhoren verklaard, maar uit hun verklaringen volgt dat ook zij niet zelf hebben waargenomen dat één van de bewoners betrokken was bij de gestelde overlast. Zoals het briefje onder de ruitenwisser van de auto van [persoon B] ; de kras op de auto van [persoon B] ; de fraudemelding bij de gemeente; de scootmobiel van [persoon A] waarvan meermaals de stekker uit de oplader is gehaald; etensresten en afval voor de deur van [persoon A] en het intrappen van de voordeur van [persoon A] . De kantonrechter zal dan ook met deze door [persoon A] gestelde overlast evenmin rekening houden, omdat niet vaststaat dat deze overlast door één van de bewoners is veroorzaakt.
2.8.
Uit de verklaringen van [persoon A] en [persoon B] volgt daarnaast dat zij menen dat de bewoners [persoon B] discrimineren vanwege zijn huidskleur. De bewoners ontkennen dat zij [persoon B] discrimineren. De verklaringen van [persoon B] en [persoon A] over discriminerende uitlatingen van de bewoners jegens [persoon B] bieden volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwing om te kunnen aannemen dat de bewoners [persoon B] hebben gediscrimineerd. Hierin wordt meegewogen dat [persoon A] discriminatie aanhaalt als start van alle onrust, terwijl [persoon B] daar zelf niet over rept. Dat doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [persoon A] voor zover die ziet op discriminerende uitlatingen door de bewoners. Verder heeft [persoon A] verklaard dat er nooit discriminerende opmerkingen door de bewoners rechtstreeks tegen haar werden gemaakt of wanneer zij samen met [persoon B] was. Zij heeft verklaard dat zij de discriminerende uitlatingen van de bewoners heeft gehoord als zij toevallig langs kwam lopen en omdat zij weleens in de deuropening heeft gestaan om te horen
“wie er begint met opmerkingen maken: de heer [persoon B] of de buren, en zodat de andere bewoners mij niet konden zien.”Omdat [persoon A] zich naar eigen zeggen verscholen hield in de deuropening is deze verklaring niet te verifiëren bij de bewoners. Omdat ook [persoon B] niet heeft verklaard over [persoon A] als (in de deuropening verscholen) getuige van de discriminatie door de bewoners acht de kantonrechter deze verklaring van [persoon A] niet betrouwbaar. Ten aanzien van de discriminatie hebben zowel [persoon F] als [persoon N] verklaard dat zij (ieder individueel) in het eerste contact met [persoon B] , na hem te hebben aangesproken op zijn gedrag, van [persoon B] kregen tegengeworpen dat zij hem zouden discrimineren. [persoon F] en [persoon N] hebben allebei verklaard dat zij [persoon B] niet discrimineerden en dat het niet de bedoeling was [persoon B] te discrimineren. De kantonrechter vindt het opmerkelijk dat een soortgelijke situatie zich twee keer heeft voorgedaan. Waarbij ten aanzien van de verklaring van [persoon N] , als onpartijdig en professioneel betrokken, veel waarde wordt toegekend.
2.9.
Enige vorm van actie-reactie is er wel geweest. [persoon F] heeft in juni 2020 een woordenwisseling gehad met [persoon A] , daar heeft [persoon F] zelf ook over verklaard. [persoon I] heeft verklaard dat zij [persoon A] een “rotwijf” heeft genoemd. Uit het overgelegde filmpje van 6 juni 2021 blijkt dat die dag er een onaangename woordenwisseling was tussen [persoon A] en [persoon F] . De reacties van de bewoners in de richting van [persoon A] zijn verbaal. Alhoewel ook verbale reacties achterwege gelaten dienen te worden acht de kantonrechter het niet vreemd dat na een periode van één tot twee jaar overlast, de bewoners hun emoties niet altijd de baas zijn en verbaal reageren op de overlast door [persoon B] .
2.10.
De getuigenverklaringen van de bewoners zijn onderling consistent en worden gesteund door verklaringen van kennissen en familieleden en door de verklaring van politieagent [persoon N] . De kantonrechter hecht daarom veel waarde aan de verklaringen van de bewoners voor zover die betrekking hebben op wat zij zelf hebben waargenomen. Gelet op de ervaringen van de bewoners met [persoon B] , is het begrijpelijk dat zij ook de overige overlast gevende omstandigheden aan hem toedichten, maar meer dan vermoedens zijn dit niet. Daarom gaat de kantonrechter er niet vanuit dat de in rechtsoverweging 2.4 opgesomde overlast door [persoon A] / [persoon B] is veroorzaakt. De kantonrechter is desalniettemin van oordeel dat, ook wanneer alleen wordt uitgegaan van de overlast waarover de bewoners uit eigen waarneming hebben verklaard (r.o. 2.5 en 2.6), er sprake is van ernstige en structurele overlast. De overlast vindt plaats vanaf het voorjaar/de zomer van 2019. Uit de getuigenverklaringen van [persoon K] , [persoon G] , [persoon M] , [persoon E] en [persoon F] volgt dat de overlast waaronder de provocerende en intimiderende houding van [persoon B] nog immer voortduurt.
2.11.
Havensteder heeft geprobeerd om op andere manieren tot een oplossing van het probleem te komen. Zij heeft meermaals brieven gestuurd en ook met [persoon A] gesproken over de overlast; op 5 november 2019 heeft er een groepsgesprek plaatsgevonden en heeft Havensteder een gedragsaanwijzing aan [persoon A] verzonden, die zij niet heeft willen tekenen. Duidelijk geworden is dat deze maatregelen niet voor een oplossing hebben gezorgd. Andere, verdere maatregelen kunnen volgens de kantonrechter niet van Havensteder worden gevergd, waarbij de kantonrechter meeweegt dat de gevolgen van de overlast voor de bewoners zeer ernstig zijn. [persoon I] barricadeert haar deur met paraplu’s en zet een winkelwagentje tegen de gordijnen, zodat [persoon B] niet binnen kan komen. [persoon E] kan na het incident met de steen door haar keukenraam niet slapen zonder slaapmedicatie en heeft sindsdien hulp van maatschappelijk werk. [persoon F] heeft al twee jaar lang haar kleindochters niet meer voor bezoek durven uitnodigen. [persoon M] en [persoon E] hebben hun telefoon paraat wanneer zij buiten zijn als bescherming tegen mogelijk wangedrag van [persoon B] . De angst voor (het onberekenbare gedrag van) [persoon B] is door meerdere getuigen besproken.
2.12.
De kantonrechter realiseert zich dat de gevolgen voor [persoon A] groot zijn en weegt mee dat niet zij maar met name haar vriend verantwoordelijk is voor de overlast. Maar de belangen van de bewoners wegen gelet op de ernst van de overlast, de duur van de overlast, en de gevolgen voor de bewoners zwaarder dan het belang van [persoon A] om haar woning te behouden. [persoon A] heeft verklaard dat zij haar contact met [persoon B] wenst te behouden. Zij is er meermaals op gewezen, ook tijdens de mondelinge behandeling, dat zij er goed aan zou doen het contact met [persoon B] te verbreken. Het bezoek van [persoon B] zorgt voor overlast en [persoon A] is niet in staat dat te voorkomen. Zoals in het tussenvonnis reeds overwogen worden de gedragingen van [persoon B] aan [persoon A] toegerekend. Dat [persoon B] voornemens is zijn gedrag te wijzigen is niet aannemelijk. [persoon N] heeft daarover verklaard:
“Er was vanuit de heer [persoon B] geen enkel begrip dat anderen last van hem zouden kunnen hebben.”En zelf verklaart [persoon B] tijdens zijn getuigenverhoor:
“Op uw vraag waarom ik niet ben weggebleven aan de [straatnaam] nadat [persoon O] mij had geïnformeerd over de overlast en beschuldigingen van de buren, antwoord ik dat ik niet wegblijf omdat de buren dat graag willen. Ik kan mij ook niet vinden in de beschuldigingen. Ik blijf weg als de rechter dat zegt of wanneer [persoon O] dat zegt.”
2.13.
De vorderingen van Havensteder worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op vier weken wordt gesteld.
2.14.
ROBES zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Havensteder worden begroot op:
- betekeningskosten € 108,54
- griffierecht € 124,-
- salaris advocaat € 841,50 (4,5 punten × tarief € 187,-)
Totaal € 1.074,04

3. De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst tussen Havensteder en [persoon A] ;
veroordeelt ROBES binnen vier weken na de uitspraak van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [persoon A] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt ROBES binnen vier weken na de uitspraak van dit vonnis de gehuurde scootmobielplaats gelegen aan de [kenmerk scootmobielplaats] te ( [postcode] ) Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [persoon A] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels waarmee het oplaadpunt geopend kan worden ter vrije beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt ROBES in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 232,54 aan verschotten en € 841,50 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen en uitgesproken door mr. S. H. Poiesz ter openbare terechtzitting.
48295