In deze zaak, die diende als kort geding, heeft eiseres, een werknemer, een loonvordering ingediend tegen haar werkgever, gedaagde, na een periode van ziekte en het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst. Eiseres is op 14 juli 2020 in dienst getreden bij gedaagde als Allround medewerker backoffice, met een salaris van € 2.600,00 bruto per maand. In mei 2021 heeft eiseres zich ziek gemeld, maar ontving zij geen salaris meer over de maanden mei en juni, noch het vakantiegeld over 2020. Gedaagde heeft het dienstverband van eiseres opgezegd per 15 juli 2021, maar heeft ook het salaris over de eerste helft van juli en de transitievergoeding niet uitbetaald.
Eiseres vorderde in kort geding betaling van het achterstallige salaris, vakantiegeld en de transitievergoeding, alsook de afgifte van de eindafrekening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde correct was opgeroepen voor de zitting, maar niet is verschenen. De rechter oordeelde dat eiseres een spoedeisend belang had bij haar vorderingen, gezien haar financiële situatie door het uitblijven van salaris. De vorderingen van eiseres werden grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente, met uitzondering van een deel van de loonvordering dat niet meer relevant was omdat eiseres de loonstroken had ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de transitievergoeding toewijsbaar is, maar dat de wettelijke verhoging over deze vergoeding niet van toepassing is. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken op 24 augustus 2021 door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten.