ECLI:NL:RBROT:2021:9451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/619849 / JE RK 21-1543
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 juni 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] onder toezicht is gesteld bij beschikking van 10 juli 2019, en dat deze maatregel steeds is verlengd, met de laatste verlenging tot 10 juli 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 8 juni 2021 een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat het probleemgedrag van [naam kind] is verergerd. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over zijn gedragsproblematiek, die de afgelopen periode is toegenomen. De ouders hebben beiden aangegeven dat zij willen dat [naam kind] bij hen thuis komt wonen, maar de kinderrechter is van oordeel dat de thuissituatie momenteel onveilig is voor [naam kind]. De moeder heeft in het verleden veel hulpverlening ontvangen, maar blijkt niet in staat om de resultaten vast te houden. De vader kan momenteel geen zorg voor [naam kind] dragen vanwege het ontbreken van een eigen woning.

De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 10 juli 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg te verlengen tot 10 oktober 2021. De kinderrechter heeft de GI verzocht om tijdig rapportage te doen over de stand van zaken en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat er spoedig duidelijkheid moet komen over een geschikte vervolgplek voor [naam kind].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/619849 / JE RK 21-1543
Datum uitspraak: 23 juni 2021
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. W. van der Voet, te Rotterdam,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 8 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 8 juni 2021.
Op 23 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W. van der Voet;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders moederszijde (mz).
Bij beschikking van 10 juli 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 10 juli 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 april 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 10 juli 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar.
Ook verzoekt de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. De afgelopen periode is het probleemgedrag van [naam kind] verergerd. Hij is agressief, zelfbepalend en geeft aan dat hij alleen naar zijn vader zal luisteren. De grootouders hebben een mes op zijn kamer gevonden. De grootouders hebben aangegeven op lange termijn niet voor [naam kind] te kunnen zorgen. Het perspectief van [naam kind] is nog altijd onduidelijk. Het perspectief van [naam kind] ligt op dit moment niet bij de moeder. [naam kind] heeft in het verleden onveiligheid ervaren in de thuissituatie en de opvoedingsvraag van [naam kind] is te groot voor de moeder. In het verleden is er veel hulp geboden aan de moeder, maar het resultaat van de hulpverlening is niet blijvend gebleken. De GI is van mening dat het inzetten van verdere hulpverlening die gericht is op de thuisplaatsing, zoals ambulante spoedhulp (hierna: ASH) daarom geen zin heeft. Het perspectief van [naam kind] ligt op dit moment ook niet bij de vader, aangezien de vader aangeeft eerst over een passende woning te willen beschikken, voordat hij de zorg voor [naam kind] eventueel op zich kan nemen. Daarnaast is er nog altijd geen onderzoek naar het perspectief van [naam kind] gestart. [naam kind] is na de vorige zitting aangemeld bij Mentaal Beter. Mentaal Beter heeft na vijf maanden aangegeven dat zij geen dergelijk breed onderzoek kunnen uitvoeren. Het Kennis- en servicecentrum voor diagnostiek (hierna: KSCD) zou een onderzoek kunnen doen, maar heeft een lange wachtlijst. Nu duidelijk is geworden dat de grootouders de zorg voor [naam kind] niet veel langer kunnen dragen, is van belang dat er wordt onderzocht waar [naam kind] kan verblijven. De GI wenst een driesporenbeleid te volgen, waarbij als eerste wordt onderzocht of [naam kind] in het netwerk, te weten bij de zus van de vader kan verblijven. Ten tweede zal [naam kind] worden aangemeld voor een observatieplek in een residentiële setting. Ten derde zal worden gezocht naar een neutraal pleeggezin waar [naam kind] kan verblijven. Het is van belang om de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar te verlengen, aangezien het perspectief van [naam kind] waarschijnlijk niet binnen drie maanden duidelijk zal zijn.

De standpunten

De moeder verzet zich, mede bij monde van haar advocaat, tegen het verzoek van de GI inzake de uithuisplaatsing. De moeder wil dat [naam kind] thuis komt wonen met passende hulpverlening voor de moeder en voor [naam kind]. De GI heeft onvoldoende onderbouwd waarom de thuissituatie bij de moeder onveilig is voor [naam kind]. De moeder is medicijntrouw, ontvangt hulp van Pameijer en verzoekt al jaren om opvoedondersteuning in de thuissituatie en passende hulp voor [naam kind]. De GI heeft onvoldoende hulpverlening voor de moeder geregeld. Daarnaast zijn de gedragsproblemen van [naam kind] verergerd sinds hij bij de grootouders verblijft omdat hij ook daar geen hulp ontvangt en hij zijn moeder mist. Verder is [naam kind] uit zijn eigen omgeving weg en wil hij naar huis. Ook geven de grootouders aan dat zij de zorg voor [naam kind] niet langer kunnen dragen. De ouders willen voorkomen dat [naam kind] op veel verschillende plekken gaat verblijven in afwachting van de juiste hulp. Daarnaast is het onwaarschijnlijk dat het perspectief van [naam kind] bij de ouders bepaald zal worden als [naam kind] te lang uit huis verblijft. Dit is disproportioneel. De moeder wenst nog altijd dat [naam kind] met inzet van ASH thuisgeplaatst wordt. Primair verzoekt de moeder om afwijzing van het verzoek van de GI. Subsidiair verzoekt de moeder om toewijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een maand om zo de GI tijd te geven om ASH in te zetten.
De vader verzet zich niet tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verzet zich wel tegen het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegouders. [naam kind] behoort met hulpverlening bij de moeder geplaatst te worden. De moeder vraagt al jaren om hulpverlening en heeft dit ook nodig. Als het niet mogelijk is om [naam kind] bij de moeder te plaatsen, wenst de vader dat [naam kind] bij de zus van de vader wordt geplaatst.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [naam kind] wordt nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [naam kind] heeft een belast verleden waarin hij getuige is geweest van huiselijk geweld tussen de ouders, psychiatrische problematiek van de moeder en persoonlijke problematiek van de vader. [naam kind] heeft verschillende opvoedomgevingen gekend; er zijn zorgen over hechtingsproblematiek bij [naam kind]. De gedragsproblematiek van [naam kind] is de afgelopen periode verergerd; [naam kind] vertoont agressief en zelfbepalend gedrag bij zijn grootouders. Daarnaast zijn er zorgen over de mate waarin [naam kind] basale vaardigheden zoals tandenpoetsen en douchen beheerst. Ondanks dat de kinderrechter de GI meermaals de opdracht heeft gegeven inzicht te verkrijgen in de opvoedsituatie bij de moeder en onderzoek te doen naar de oorzaken van de gedragsproblematiek van [naam kind] door middel van een persoonlijkheidsonderzoek, is er nog altijd geen duidelijkheid en is er nog geen enkel onderzoek gestart. De kinderrechter is nog altijd van oordeel dat zonder duidelijkheid over de oorzaak van de gedragsproblemen, het inzetten van passende hulpverlening en bepalen van het perspectief van [naam kind] niet mogelijk is. Daarom zal de ondertoezichtstelling met een jaar worden verlengd (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Tot dusver is gebleken dat het de moeder onvoldoende lukt om [naam kind] op een passende wijze te begrenzen. Nu de gedragsproblemen van [naam kind] de afgelopen periode zijn toegenomen in ernst, is de kinderrechter van oordeel dat de moeder des temeer zal worden overvraagd in de opvoeding van [naam kind], als hij weer thuis zou worden geplaatst. De kinderrechter deelt het standpunt van de moeder dat de GI onvoldoende hulpverlening in de thuissituatie heeft aangeboden niet. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de moeder sinds de geboorte van [naam kind] veel hulpverlening heeft ontvangen, maar onvoldoende in staat is de behaalde resultaten vast te houden. De inzet van een nieuw hulpverleningstraject gericht op de thuisplaatsing bij de moeder, zonder duidelijkheid over de oorzaken van de gedragsproblemen van [naam kind], is op dit moment niet in het belang van [naam kind]. Daarnaast geeft de vader aan vanwege het ontbreken van een eigen woning niet in staat te zijn de volledige zorg voor [naam kind] te dragen. Voorts is tijdens de mondelinge behandeling duidelijk geworden dat de grootouders aangeven de zorg en opvoeding van [naam kind] niet veel langer aan te kunnen. Het is daarom nog altijd onduidelijk waar [naam kind] zowel op de korte- als op de lange termijn zal gaan verblijven. De kinderrechter betreurt dat de GI de afgelopen periode te weinig prioriteit heeft gegeven aan het bepalen van een voor [naam kind] geschikte woonvoorziening.
Gelet op de lange tijd die [naam kind] en zijn ouders al wachten op duidelijkheid over de problematiek van [naam kind] en zijn perspectief, acht de kinderrechter het van belang dat er spoedig duidelijkheid komt over een geschikte vervolgplek. De kinderrechter is van oordeel dat de GI alles in het werk dient te stellen om spoedig duidelijkheid te krijgen op dit punt en zich mede daartoe inzicht dient te verschaffen in de problematiek van [naam kind]. Als, zoals de GI stelt, er op korte termijn geen resultaat van een ambulant onderzoek van [naam kind] is te verwachten, komt wellicht een onderzoek van [naam kind] problematiek in een residentieel kader in beeld. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan Bergse Bos. Als [naam kind] verblijf bij grootouders mz daadwerkelijk onhoudbaar wordt, zou, zo nodig in afwachting van de residentiële plaatsing de door de vader voorgestelde plaatsing bij de zus van vader kunnen worden overwogen. Om enige druk op de besluitvorming in deze te leggen en zicht daarop te houden zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van drie maanden, met aanhouding van het verzoek voor het overige tot de hierna te noemen zittingsdatum. De GI wordt verzocht om tijdig voor die zittingsdatum de kinderrechter rapportage te doen toekomen over de stand van zaken van dat moment en daarbij te vermelden of het verzoek (voor het overige) al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 10 juli 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 10 oktober 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

en alvorens verder te beslissen

Bepaalt dat het verhoor van de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
29 september 2021 om 10:45 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, onder voorbehoud van onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. R.H. de Vries, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, mr. W. van der Voet en de belanghebbenden.
Verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter, de belanghebbenden en mr. W. van der Voet de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.