ECLI:NL:RBROT:2021:9467

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/622038 / JE RK 21-1920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een jeugdzorgzaak met betrekking tot [naam kind]

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van [naam kind], geboren in 2008. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de GI) om de eerder vastgestelde zorgregeling te wijzigen. De GI heeft zorgen geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam kind] en de beschikbaarheid van de moeder voor haar kind. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI en heeft zelfstandige verzoeken ingediend, waaronder een verzoek tot wijziging van de GI en een verzoek om een vakantieregeling vast te stellen.

De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren, waarbij [naam kind] apart is gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI bij het indienen van het verzoek onvolledige gegevens heeft overgelegd, wat heeft geleid tot de afwijzing van het spoedverzoek van de GI. De kinderrechter heeft de eerder vastgestelde zorgregeling hersteld, waarbij [naam kind] in de zomervakantie 2021 van 6 tot en met 17 augustus 2021 bij de moeder zal verblijven. De verzoeken van de moeder tot wijziging van de GI zijn afgewezen, omdat de kinderrechter van oordeel is dat een wijziging van de GI niet in het belang van [naam kind] is.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de moeder zich open moet stellen voor de hulpverlening en dat de GI de nodige stappen moet ondernemen om de hulpverlening op gang te krijgen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/622038 / JE RK 21-1920
Datum uitspraak: 21 juli 2021

Beschikking verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

in de zaak van
de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de GI,
en

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.J.C. Nuijten.
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.C. Heijmann.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de (spoed)beschikking van de rechtbank van 14 juli 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief namens de moeder van mr. A.J.C. Nuijten van 15 juli 2021;
- het verweerschrift met bijlagen namens de vader van mr. J.C. Heijmann van 19 juli 2021;
- het verweerschrift houdende zelfstandig verzoek met bijlagen namens de moeder van
mr. A.J.C. Nuijten van 19 juli 2021;
- de fax met bijlage namens de vader van mr. J.C. Heijmann van 19 juli 2021.
Op 21 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. A.J.C. Nuijten;
- [naam] namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 8 mei 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 8 november 2021.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij beschikking van 22 april 2021 (zaaknummer C/02/380501 / FA RK 20-6777) - onder meer - bepaald dat [naam kind] voortaan haar hoofdverblijf bij de vader zal hebben en heeft, onder wijziging van eerder afgegeven beschikkingen, bepaald dat [naam kind] en de moeder gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
  • eens in de veertien dagen van vrijdagavond tot zaterdagavond, waarbij er op zaterdag gedurende twee uur begeleiding van Agathos of een soortgelijke organisatie in de thuissituatie van de moeder aanwezig zal zijn;
  • iedere dinsdag en donderdag na het avondeten gedurende maximaal 20 minuten via de telefoon en op initiatief van [naam kind] en op zaterdag (als [naam kind] op zaterdag niet bij de moeder is) rond 16:00 uur/16:30 uur via de telefoon en op initiatief van de moeder.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij beschikking van 22 april 2021 (zaaknummer C/02/382769 / JE RK 21-397) - onder meer - bepaald dat [naam kind] in de zomervakantie 2021 twee losse weken bij de moeder zal zijn van vrijdagochtend tot de volgende vrijdagmiddag.
De ouders zijn overeengekomen dat [naam kind] in de zomervakantie 2021 van donderdagavond 15 juli 2021 tot en met donderdagavond 22 juli 2021 en van vrijdagavond 6 augustus 2021 tot en met vrijdagavond 13 augustus 2021 bij de moeder zou verblijven.
Bij spoedbeschikking van 14 juli 2021 van de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam is de zorgregeling op verzoek van de GI vooralsnog gewijzigd tot 14 augustus 2021, namelijk zo dat:
  • de omgang tussen [naam kind] en de moeder in het weekend (van vrijdag en zaterdag) om de week en de vakantieweken vervallen en in plaats daarvan zal een begeleid contact van anderhalf uur per week plaats vinden;
  • de belcontacten vervallen en zullen in plaats daarvan eenmaal per week plaats vinden begeleid door de hulpverlening vanuit Agathos voor de duur van maximaal vijftien minuten, op een dag in overleg met de moeder, de vader, [naam kind] en de hulpverlening te bepalen.
De beslissing is voor het overige aangehouden.

Het standpunt en het verzoek van de GI

De GI verzoekt de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2021 vastgestelde regeling verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De GI verzet zich tegen de zelfstandige verzoeken van de moeder.
Ter zitting heeft de GI, in aanvulling op het verzoekschrift, de volgende toelichting gegeven.
Er is niet overwogen om een verzoek in te dienen bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Er loopt daar weliswaar nog een procedure, maar [naam kind] heeft sinds de beschikking van
22 april 2021 haar hoofdverblijf in de regio Rotterdam. De rechtbank Rotterdam is dus bevoegd en om die reden is het verzoek ingediend bij de rechtbank Rotterdam. Er vindt op 24 augustus 2021 een overdracht plaats aan het Leger des Heils regio Rotterdam.
[naam kind] zou in de zomervakantie vanaf donderdagavond 15 juli 2021 een week bij de moeder zijn. De GI vond dit niet verantwoord. De GI heeft gebeld met de administratie van de rechtbank Rotterdam omdat zij in eerste instantie een regulier verzoek tot wijziging van de regeling verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wilde indienen. Aangezien het niet mogelijk was om het verzoek vóór 15 juli 2021 te behandelen, heeft de GI besloten een spoedverzoek in te dienen. De GI kan geen standpunt innemen over de vraag of de rechtbank Zeeland-West-Brabant wellicht beter kan oordelen over deze zaak.
Er waren ten tijde van de beschikking van 22 april 2021 ook al de nodige zorgen over [naam kind]. Die zorgen nemen toe. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam kind]. Zij heeft moeite met het uiten van haar emoties en heeft last van driftbuien. Ze zit klem tussen haar ouders; er is sprake van een loyaliteitsconflict. [naam kind] vertoont zorgelijk gedrag als zij bij de moeder is. Er zijn zorgen over een gedesorganiseerde hechting. Onduidelijk is of de moeder voldoende beschikbaar is voor [naam kind] en of zij [naam kind] voldoende kan stimuleren om zichzelf te ontwikkelen. Volgens de moeder ligt de oorzaak van de problematiek bij [naam kind]. Er is al sinds 2016 hulpverlening bij het gezin betrokken maar dit komt niet van de grond, ondanks de toezegging van de moeder op de mondelinge behandeling in april 2021 dat zij hulpverlening zou accepteren. De moeder wil geen persoonlijkheidsonderzoek laten afnemen, werkt niet mee aan een onderzoek naar haar opvoedvaardigheden en werkt onvoldoende mee aan hulpverlening gericht op de zorgen over de psychische problematiek bij de moeder. Daarnaast werkt de moeder ook niet mee met de behandeling van [naam kind]. De moeder heeft veel weerstand tegen de hulpverlening. De GI is voornemens een schriftelijke aanwijzing aan de moeder te geven om haar te bewegen mee te werken aan de hulpverlening. Totdat de moeder meewerkt aan de hulpverlening, is het van belang dat er uitsluitend begeleide contacten zijn tussen [naam kind] en de moeder. De GI verzet zich om die reden ook tegen het zelfstandig verzoek van de moeder om de door haar voorgestelde vakantieregeling vast te stellen.
De GI verzet zich daarnaast tegen het zelfstandig verzoek van de moeder tot wijziging van de GI. Er is geen sprake van een verstoorde relatie tussen de jeugdbeschermer [naam] en de moeder. Daarnaast levert een wijziging van GI vertraging op in de hulpverlening voor [naam kind]. Dat is niet in haar belang.

Het standpunt en de zelfstandige verzoeken van de moeder

De moeder verzoekt de GI in haar verzoek tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken niet-ontvankelijk te verklaren danwel dit verzoek af te wijzen.
De moeder heeft voorts de volgende zelfstandige verzoeken gedaan:
een andere GI aan te wijzen, die belast zal worden met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [naam kind];
te bepalen dat [naam kind] van vrijdagochtend 23 juli 2021 9:00 uur tot en met vrijdagavond 30 juli 2021 18:00 uur, alsmede van vrijdagavond 6 augustus 2021 9:00 uur tot en met de vrijdagavond 13 augustus 2021 18:00 uur, dan wel een omgangsregeling met een aaneengesloten periode tijdens de vakantie vast te stellen zoals uw rechtbank in goede justitie en in het belang van de minderjarigen juist acht.
De moeder verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat en in aanvulling op het verweerschrift, ter zitting de volgende toelichting gegeven.
De wijze waarop de GI heeft getracht de zorgregeling te wijzigen, voldoet niet aan het procesrecht. De GI beroept zich op stukken die niet zijn ingediend zoals de beschikking van 22 april 2021 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (met zaaknummer C/02/380501 / FA RK 20-6777) waarin de zorgregeling is vastgelegd. Ook heeft de GI oneigenlijk gebruik gemaakt van de spoedprocedure door de rechtbank Rotterdam niet volledig in te lichten over de bestaande zorgregeling. Het verzoek om de zorgregeling te wijzingen is nog aanhangig bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Er zal daar een mondelinge behandeling plaatsvinden op 21 oktober 2021 bij mr. Van Triest. Het is voor de continuïteit van belang dat deze omvangrijke zaak wordt beoordeeld door de rechtbank Zeeland-West-Brabant die al langere tijd betrokken is. Wanneer alle betrokkenen het hierover eens zijn, kan hiervoor worden gekozen en hoeft de zaak niet te worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam.
Er is sprake van een verstoorde verstandhouding tussen de moeder en de GI. De GI communiceert niet behoorlijk met de moeder en geeft informatie over de beschikbare hulpverlening niet (tijdig) door. Daarnaast komt de jeugdbeschermer beloften niet na over het toevoegen van een tweede jeugdbeschermer en het overdragen van de zaak. Verder houdt de jeugdbeschermer de moeder niet voldoende op de hoogte van de mogelijkheden en beschuldigt zij de moeder ten onrechte van allerlei zaken. De jeugdbeschermer gunt de moeder onvoldoende tijd om dingen te verwerken, zoals de beschikking van 22 april 2021. De moeder wenst wijziging van de GI, nu de betrokken jeugdbeschermer van de GI ([naam]) haar denkbeelden over de moeder aan haar collega in Rotterdam zal overdragen. Het vertrouwen van de moeder in [naam] en de GI is onherstelbaar beschadigd.
De moeder was er niet van op de hoogte dat de door haar in het zelfstandig verzoek verzochte omgang in de vakantie een door de vader geboekte vakantie doorkruist. De moeder wenst om die reden de verzochte omgang te wijzigen in die zin dat de moeder deze zomervakantie - conform de beschikking van 22 april 2021 - alsnog twee losse weken met [naam kind] kan doorbrengen of, als dit niet mogelijk is, een aaneengesloten periode van tien dagen.
De moeder staat open voor hulpverlening. Zij betwist dat zij hier niet (voldoende) aan meewerkt. Zij heeft ter zitting wel aangegeven dat zij veel moeite had en heeft met de beschikking van 22 april 2021 waarin is bepaald dat [naam kind] haar hoofdverblijf bij de vader heeft. Dit heeft voor de moeder een deur dichtgedaan. De begeleide contactmomenten zag zij om die reden niet zitten. Het is van belang dat de moeder onbelast contact met [naam kind] kan hebben, zonder dat er iemand meekijkt.

Het standpunt van de vader

Namens de vader is schriftelijk verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder.
De vader begrijpt de zorgen van de GI ten aanzien van het verloop van de zorgregeling. De vader ziet dat [naam kind] de telefoongesprekken met de moeder probeert te vermijden, ziet [naam kind] slechter eten als er een contactmoment aankomt en verneemt van zijn zoon zorgelijke verhalen over het verloop van de omgang. De vader gunt [naam kind] echter ook goed contact met haar moeder en gunt de moeder datzelfde met haar dochter. De vader begrijpt dat het verzoek van de GI desastreus voor de moeder is. De vader verweert zich niet ten aanzien van het verzoek van de GI betreffende de wijziging van de zorgregeling. Hij ziet dat de GI veel stappen heeft geprobeerd te zetten met de moeder, maar helaas niet verder komt.
De vader verzet zich tegen het zelfstandig verzoek van de moeder om de GI te wijzigen. De vader is van mening dat de GI haar taak adequaat vervult. De belangen van [naam kind] staan steeds voorop. Moeder lijkt vooral problemen te ervaren met de huidige jeugdbeschermer, [naam]. Nu [naam kind] haar hoofdverblijf in Rotterdam heeft, zal zij per
24 augustus 2021 een nieuwe jeugdbeschermer van het Leger des Heils regio Rotterdam toegewezen krijgen.
De vader verzet zich tegen de vakantieregeling die de moeder heeft verzocht. De vader is zelf van 23 juli tot en met 30 juli 2021 met [naam kind] op vakantie. Indien en voor zover er toch een vakantieregeling zou worden vastgesteld, heeft de vader aangegeven dat een vakantie van [naam kind] bij de moeder van 6 tot 17 augustus 2021 voor hem geen problemen oplevert.

De mening van [naam kind]

vindt het jammer dat zij op 15 juli 2021 niet naar de moeder mocht en mist haar moeder. [naam kind] begrijpt niet waarom ze niet naar de moeder mag. [naam kind] heeft aangegeven dat zij het liefst terug wil naar de regeling die op 22 april 2021 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant is bepaald.

De beoordeling

Ten aanzien van het spoedverzoek van de GI tot het wijzigen van de zorgregeling
Bij spoedbeschikking van deze rechtbank van 14 juli 2021 is een op 22 april 2021 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant vastgestelde zorgregeling op verzoek van de GI gewijzigd. De kinderrechter constateert dat de GI bij het indienen van het verzoek slechts één beschikking van 22 april 2021 heeft overgelegd. Uit de door de advocaat van de moeder overgelegde stukken blijkt evenwel dat er op die datum door de rechtbank Zeeland-West-Brabant twee beschikkingen zijn gewezen die voor het onderhavige verzoek van de GI relevant zijn. Daarmee is de (spoed)beschikking van 14 juli 2021 dus afgegeven op basis van onvolledige gegevens. De kinderrechter heeft thans acht geslagen op beide beschikkingen.
De kinderrechter constateert dat bij beschikking van 22 april 2021 (met zaaknummer C/02/380501 / FA RK 20-6777, welke beschikking de GI niet bij het spoedverzoek heeft overgelegd) ook al is besloten op een verzoek van de GI tot wijziging van de zorgregeling. Aan dit verzoek lagen grotendeels dezelfde zorgen ten grondslag als de zorgen die de GI thans heeft aangevoerd. Deze zorgen zijn in de beschikking van 22 april 2021 zorgvuldig afgewogen en er is door de rechtbank Zeeland-West-Brabant een (voorlopige) passende zorgregeling vastgesteld, waarbij tevens is bepaald dat een deel van de omgang tussen de moeder en [naam kind] begeleid zou worden door Agathos (of een soortgelijke instelling).
De definitieve beslissing op het verzoek tot wijziging van de zorgregeling is door de rechtbank Zeeland-West-Brabant - mede in afwachting van de resultaten van de begeleide contactmomenten - aangehouden. Ter zitting heeft de kinderrechter begrepen dat er door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2021 een nieuwe zittingsdatum is gepland.
De kinderrechter ziet zich gesteld voor de vraag of er thans sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat de (voorlopige) zorgregeling reeds nu door haar gewijzigd dient te worden. De kinderrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is.
Uit hetgeen de GI heeft aangevoerd blijkt dat de zorgen rondom [naam kind] onveranderd zijn sinds de mondelinge behandeling in april 2021. De gewijzigde omstandigheden zijn volgens de GI voornamelijk gelegen in het feit dat de moeder de afgelopen twee maanden niet althans onvoldoende zou hebben meegewerkt aan de hulpverlening en dat de hulpverlening niet op gang is gekomen. Deze stellingen maken naar het oordeel van de kinderrechter evenwel op dit moment nog niet dat er sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat de reeds geplande zittingsdatum bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant niet kan worden afgewacht en dat met een spoedbeschikking de contacten tussen de moeder en [naam kind] tot een minimum moeten worden beperkt (zoals thans verzocht door de GI). Van een acuut gevaar voor [naam kind] is de kinderrechter niet gebleken. Dit betekent dat de kinderrechter het spoedverzoek van de GI daarom alsnog zal afwijzen, waardoor de beschikkingen van 22 april 2022 en de daarin opgenomen zorgregeling zullen herleven.
De kinderrechter begrijpt dat de moeder moeite heeft met het verwerken van de beschikking van 22 april 2021 waarin het hoofdverblijf van [naam kind] bij de vader is bepaald. De kinderrechter wenst de moeder echter wel mee te geven dat zij zich, gelet op de zorgen die er zijn over [naam kind], dient open te stellen voor de door de GI passend geachte hulpverlening. Daartoe behoren ook de begeleide contactmomenten met [naam kind].
De hulpverlening loopt kennelijk op dit moment niet zoals dat zou moeten. Mocht de moeder hieraan onvoldoende medewerking verlenen, dan ligt het op de weg van de GI om de moeder een schriftelijke aanwijzing te geven alvorens daar verdere consequenties aan te verbinden.
Ten aanzien van het zelfstandig verzoek van de moeder tot vaststelling van een vakantieregeling
Gelet op de hiervoor genomen beslissing van de kinderrechter, komt ook de beschikking te herleven waarin is bepaald dat [naam kind] in de zomervakantie 2021 twee losse weken bij de moeder zal zijn. De ouders waren oorspronkelijk overeengekomen dat [naam kind] van 15 tot en met 22 juli 2021 en van 6 tot en met 13 augustus 2021 bij de moeder zou verblijven. Het verblijf van 15 tot en met 22 juli 2021 is evenwel door de spoedbeschikking van 14 juli 2021 komen te vervallen. De kinderrechter zal daarom een nieuwe vakantieregeling vaststellen. Gelet op de standpunten van de ouders en hetgeen zij op zitting hebben toegelicht, zal de kinderrechter het zelfstandig verzoek van de moeder tot vaststelling van een vakantieregeling toewijzen, in die zin dat [naam kind] in de zomervakantie 2021 - in plaats van twee losse weken - van 6 tot 17 augustus 2021 bij de moeder zal verblijven.
Ten aanzien van het zelfstandig verzoek van de moeder tot wijziging van de GI
Op grond van artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van een met gezag belaste ouder de GI vervangen door een andere GI. Hiervoor is het noodzakelijk dat de verhoudingen tussen de GI en de moeder dermate slecht zijn dat het belang van het kind vereist dat er een andere GI met de uitvoering van de maatregel wordt belast.
De kinderrechter constateert dat de samenwerking tussen de betrokken jeugdbeschermer en de moeder niet goed verloopt. De kinderrechter is evenwel van oordeel dat het niet in het belang van [naam kind] is om de GI te wijzigen. Vanwege de wisseling van de hoofdverblijfplaats van [naam kind] zal de huidige jeugdbeschermer de zaak op 24 augustus 2021 overdragen naar een jeugdbeschermer die werkzaam is in de regio Rotterdam. De kinderrechter gaat ervan uit dat een groot deel van de bezwaren die de moeder tegen de GI heeft daarmee zullen komen te vervallen. Bovendien zorgt een wijziging van GI voor vertraging in (het opstarten van) de noodzakelijke hulpverlening voor [naam kind]. Dit is niet in het belang van [naam kind]. De kinderrechter wijst het verzoek tot wijziging van de GI daarom af.

De beslissing:

De kinderrechter:
ten aanzien van het verzoek van de GI:
wijst het spoedverzoek van de GI alsnog af, zodat de zorgregeling zoals bepaald in de beschikkingen van 22 april 2021 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (met zaaknummers C/02/380501 / FA RK 20-6777 en C/02/382769 / JE RK 21-397) zal herleven;
ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de moeder:
bepaalt dat [naam kind] in de zomervakantie 2021 van 6 tot en met 17 augustus 2021 bij de moeder zal verblijven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021 door
mr. L. Amperse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S. de Leeuw, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 2 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.