In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen de weigering van de Raad voor de Kinderbescherming om hen op de Nederlandse adoptielijst te plaatsen. De Raad had in een brief van 9 april 2020 besloten om eisers niet op de lijst te plaatsen, en dit besluit werd in een later bestreden besluit van 1 juli 2020 gehandhaafd. Eisers stelden dat de Raad hen niet correct had geïnformeerd en dat het besluit niet als een formeel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering om eisers op de adoptielijst te plaatsen geen publiekrechtelijke rechtshandeling is en dus niet onder de Awb valt. De rechtbank oordeelde dat de brief van de Raad niet voldeed aan de vereisten van een besluit zoals gedefinieerd in de Awb. Hierdoor was het beroep gegrond en werd het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank verklaarde het bezwaar van eisers tegen de brief van 9 april 2020 niet-ontvankelijk en bepaalde dat de uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers.