ECLI:NL:RBROT:2021:9518

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/618826 / JE RK 21-1360
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond als verzoeker aangemerkt. De moeder van [naam kind], die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, heeft niet voldaan aan de voorwaarden die eerder zijn gesteld. De moeder heeft geen zorgverzekering en heeft geen urinecontroles laten uitvoeren, waardoor er geen zicht is op haar middelengebruik of persoonlijkheidsproblematiek. Ondanks dat de moeder aangeeft dat het beter met haar gaat, is zij nog niet in staat om voor [naam kind] te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over zijn gedrag. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, maar voor een kortere duur dan verzocht, namelijk zes maanden. Dit biedt de moeder de kans om aan haar persoonlijke problematiek te werken en de ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen. De kinderrechter heeft de behandeling van het resterende deel van het verzoek aangehouden tot een later moment, waarbij de GI wordt verzocht om een rapportage over de huidige stand van zaken te overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/618826 / JE RK 21-1360
Datum uitspraak: 2 juli 2021
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2017 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 21 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 21 mei 2021.
Op 6 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.J.M. Vélu;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 13 januari 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 13 juli 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 2 februari 2021 een machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg. De machtiging is daarna verlengd tot 13 juli 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Daarnaast verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. De moeder heeft nog altijd niet voldaan aan de voorwaarden die gesteld zijn. De moeder heeft geen urinecontroles laten uitvoeren en ook is er nog geen persoonlijkheidsonderzoek gestart, omdat de moeder geen zorgverzekering heeft en het onderzoek en de controles dus niet kan betalen. De moeder is hiervan op de hoogte maar heeft nog altijd geen zorgverzekering aangevraagd. Er is dus nog geen zicht op haar middelengebruik of haar persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast heeft de moeder op dit moment nog steeds geen woning.
[naam kind] verblijft in een perspectief biedend pleeggezin. De GI heeft een opvoedbesluit genomen. De moeder heeft begeleide omgang met [naam kind] en dit verloopt goed.

Het standpunt van de moeder

De moeder stemt, mede bij monde van haar advocaat, niet volledig in met de verzoeken van de GI. Het gaat beter met de moeder, maar zij kan op dit moment nog niet voor [naam kind] zorgen. De moeder heeft nog niet aan alle gestelde voorwaarden voldaan. Zij staat op het punt om een woning te krijgen en heeft geen problemen met het accepteren van hulpverlening. De moeder is blij dat [naam kind] tijdelijk in dit pleeggezin kan verblijven, maar een verlenging van de maatregelen voor de duur van een jaar is te lang. De moeder verzoekt om toewijzing voor de duur van een half jaar.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [naam kind] wordt nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Er is sprake van een forse ontwikkelingsachterstand en van hechtingsproblematiek en er zijn zorgen over grensoverschrijdend seksueel gedrag van [naam kind] dat niet past bij zijn leeftijd. Nu [naam kind] in een pleeggezin verblijft, laat hij een prille positieve ontwikkeling zien. Hoewel de eisen zeer helder uiteen zijn gezet en besproken op de zitting van 2 februari 2021 heeft de moeder in de afgelopen periode onvoldoende voldaan aan de aan haar gestelde voorwaarden. De moeder beschikt niet over een woning. Ook heeft de moeder geen zorgverzekering waardoor het niet mogelijk is om door middel van regelmatige urinecontroles het middelengebruik van de moeder te monitoren. Er is bij de moeder nog altijd sprake van agressief en onvoorspelbaar gedrag tegenover de hulpverlening en de GI en er heeft nog geen persoonlijkheidsonderzoek plaatsgevonden. Hoewel de moeder niet heeft voldaan aan de bodemeisen om toe te werken aan een terugplaatsing van [naam kind], stelt de kinderrechter vast dat er sprake is van verbetering in de houding van de moeder tegenover de GI en de kinderrechter. Daarnaast is het positief dat de moeder inziet dat als zij niet voldoet aan de eisen van het beschikken over een woning, het stoppen met middelengebruik en het laten afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek op dit moment de zorg voor [naam kind] niet kan dragen. Omdat er te veel zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind] en de situatie van de moeder onvoldoende is veranderd, is de kinderrechter van oordeel dat [naam kind] nu niet terug kan naar de moeder. De kinderrechter is eveneens van oordeel dat het van belang is om de moeder de kans te geven deze positieve ontwikkeling voort te zetten. Gelet op de hoeveelheid te behalen doelen en de aanvaardbare termijn van [naam kind] om in onzekerheid te zijn over waar hij gaat opgroeien, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek dient te worden toegewezen voor een kortere duur dan verzocht, te weten zes maanden. De moeder dient zich de komende tijd ten volste in te zetten om aan haar persoonlijke problematiek te werken in het belang van [naam kind].
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een zes maanden. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:260, eerste lid, BW). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van zes maanden.
De kinderrechter zal de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI aanhouden tot na de te noemen datum. De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen over de huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek (voor het overige) al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 13 januari 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 13 januari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 december 2021 pro forma;
bepaalt dat de GI, de moeder en mr. A.J.M. Vélu op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken vóór de hiervoor genoemde pro forma-datum aan de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021 door
mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.