ECLI:NL:RBROT:2021:9614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/622109 / JE RK 21-1926
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van kinderen in een zorgelijke situatie met ouders in conflict

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 september 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De ouders van de kinderen zijn in een conflict verwikkeld, wat leidt tot een onveilige en zorgelijke situatie voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat resulteert in een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat de situatie van de kinderen zorgwekkend is. De ouders zijn niet in staat om hun verleden achter zich te laten en blijven elkaar verwijten. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders hulpverlening nodig hebben om de communicatie te verbeteren en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de kinderen te beschermen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor een periode van twaalf maanden en de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De bijzondere curator is in deze procedure als beëindigd beschouwd, aangezien de opdracht is voltooid. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/622109 / JE RK 21-1926
datum uitspraak: 10 september 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2014 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2016 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam stiefevader],

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader],

[naam curator],

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [plaatsnaam].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 12 maart 2021 met zaaknummers C/10/611015 en C/10/611051 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de rapportage van de bijzondere curator van 7 juni 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 14 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 14 juli 2021;
- de brief van de vader van 15 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 17 juni 2021;
- de brief van de vader van 15 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op 2 september 2021;
- de schriftelijke aanwijzing d.d. 2 juli 2021, ter zitting overgelegd.
Op 10 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.C. van ’t Hek,
- de vader,
- de bijzondere curator,
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen is de stiefvader.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de partner van de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 11 september 2020 zijn [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht gesteld tot 11 september 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De situatie waarin de kinderen zich momenteel bevinden, is zeer zorgelijk. Het lukt de ouders onvoldoende om op een neutrale manier met elkaar om te gaan. De ouders blijven hangen in het verleden. De kinderen hebben last van alle onrust en bevinden zich in een loyaliteitsconflict. Ondanks een schriftelijke aanwijzing (en de bekrachtiging daarvan) lukt het de ouders nog steeds niet om de omgangsafspraken na te komen. Er is eind juni 2021 een gesprek geweest waarna eindelijk een lijst is vastgesteld van omgangsmomenten. Op 19 juli heeft er geen omgang plaatsgevonden, alle andere omgangsmomenten daarvoor en daarna zijn wel doorgegaan. Exemplarisch voor de strijd van ouders is dat dat omgangsmoment tot grote strijd heeft geleid wat de kinderen hebben meegekregen. De vader hield vast aan de gemaakte afspraken, de moeder weigerde de omgang door te laten gaan omdat het haar verjaardag was. De ouders zijn aangemeld bij het Centrum voor Gezinsbehandeling (hierna CGB). Het CGB zal inzetten op de communicatie tussen de ouders en op de interactie tussen de kinderen en de ouders, met name tussen de vader en [naam kind 1]. De GI ziet gezinsbehandeling als de sleutel om tot verandering te kunnen komen. Er zal op korte termijn een intake plaatsvinden. Het is zorgelijk dat de moeder deze hulpverlening weigert. Zij houdt daardoor de huidige situatie in stand. Naast de noodzakelijk systemische behandeling is het van belang dat voor beide ouders persoonlijke hulpverlening wordt ingezet.

De standpunten

De Raad heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de GI. Het lukt de ouders niet om een streep te zetten onder het verleden en naar de toekomst te kijken. De kinderen verdienen de ruimte en vrijheid van beide ouders om positief over de andere ouder te denken en praten. Beide ouders moeten gaan beseffen dat zij zelf zullen moeten veranderen en niet enkel naar de ander kunnen wijzen. Evenals de GI, beschouwt de Raad hulpverlening van het CGB als enige optie. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om rust en duidelijkheid voor de kinderen te creëren.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek van de GI. Hoewel het met de kinderen redelijk goed gaat, hecht de moeder waarde aan de ondertoezichtstelling als ‘waakhond’ in de communicatie met de vader. Op 2 juli 2021 is aan de ouders een nieuwe schriftelijke aanwijzing gegeven waarin de omgangsafspraken tot eind 2021 zijn vastgelegd. Dit overzicht, en de daaruit volgende duidelijkheid, heeft de moeder rust gebracht. Hoewel de moeder ervaart dat de kinderen wat onrustig en angstig terugkomen van de omgang met de vader, lijkt het over het algemeen vrij goed te gaan. In eerste instantie was er op 19 juli jl. een omgangsmoment gepland. Omdat dit de verjaardag van de moeder was en er sprake was van een vergissing, is gepoogd overeenstemming te bereiken met de vader zodat de kinderen die dag bij de moeder mochten zijn. Ter compensatie is aan de vader een aantal andere data aangeboden waarop hij omgang met de kinderen zou kunnen hebben. De vader heeft dit geweigerd en hij stond alsnog op 19 juli voor de deur. Dit heeft helaas tot een scene geleid. Ondanks de angsten van de moeder voor de vader en haar zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader, is het haar toch gelukt de andere omgangsafspraken na te komen.
De moeder staat niet open voor behandeling van het CGB. De moeder staat wel open voor persoonlijke hulpverlening en hulp voor de kinderen, maar geen gezamenlijke behandeling met de vader. Daarvoor is de angst van de moeder voor de vader te groot. De moeder wil met rust gelaten worden. De informatievoorziening van twaalf e-mails per jaar, zoals bij beschikking van 12 maart 2021 vastgelegd, is voor de moeder het maximum.
De vader is het eens met het verzoek van de GI. Zonder ondertoezichtstelling zal de vader de kinderen niet meer te zien krijgen. De vader vecht al jaren tegen alle onrust die de moeder veroorzaakt. De moeder houdt iedereen weg, ze wil niks. De GI en de rechtbank gaan daarin mee. Sinds de informatievoorziening bij beschikking op 12 maart 2021 is vastgelegd is de hele communicatie met de moeder om zeep geholpen. Er valt niet met de moeder te communiceren, zij is onbereikbaar. De vader krijgt slechts een screenshot van een bankafschrift van twee jaar geleden. Daarnaast is er geld van de spaarrekening van de kinderen verdwenen. Dat de toon van de vader steeds feller is geworden komt door de moeder. Ze luistert niet. De toon van de vader is de enige reden dat hij nog omgang met de kinderen heeft. De moeder komt de omgangsafspraken regelmatig niet na. De vader heeft de kinderen heel vaak niet gehad. Begin dit jaar heeft de advocaat van de moeder nog gedreigd met schorsing van de zorgregeling. Op 19 juli is de omgang ook niet doorgegaan. De vader stond bij het huis van de moeder, maar hij kreeg de kinderen niet mee. Een andere datum was, vanwege het werkrooster, voor de vader niet mogelijk. De vader erkent dat de omgang na 19 juli zoals afgesproken is nagekomen. De enige oplossing voor deze situatie is een wijziging van de verblijfplaats van de kinderen naar de vader. Dit zal leiden tot rust en een goede omgang met de moeder. De vader wil vaker (bel)contact met de kinderen en de vader wil een uitgebreid maandelijks overzicht over hoe het gaat met de kinderen.
De bijzondere curator is het eens met het verzoek. De hulpverlening die door de GI is aangevraagd komt overeen met de door de bijzondere curator aanbevolen hulpverlening. Het is heel belangrijk dat beide ouders actief gaan meewerken aan de hulp vanuit het CGB. Dit is voor de ouders de laatste mogelijkheid om tot verbetering te komen. Gelet op de negatieve gevolgen voor de kinderen, mag van de ouders verwacht worden dat ze hier allebei hun uiterste best voor gaan doen. De bijzondere curator ziet geen aanleiding om de huidige zorgregeling te wijzigen.

De beoordeling

De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 12 maart 2021 onder meer het volgende overwogen:
“De ouders zijn niet in staat om op een voor de kinderen niet-belastende manier met elkaar te communiceren. Zij verwijten elkaar bij voortduring het ontstaan van deze situatie en het lukt hen amper hun eigen aandeel daarin te zien. [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] zijn deelgenoot gemaakt van deze problematiek en bevinden zich al lange tijd in een loyaliteitsconflict. Dit is heel belastend en schadelijk voor hun ontwikkeling.”
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de hierboven omschreven situatie nog altijd gaande is en dat daarmee de zorgen over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] onverkort aanwezig zijn. Beide ouders blijven hangen in het verleden en in hun eigen gedachtegoed en zijn tot op heden niet bereid gebleken hierin verandering aan te brengen. Het gevolg bij beide ouders is een impasse waarbij de ouders naar elkaar wijzen om tot verbetering van de situatie te komen. De moeder is dusdanig angstig voor de vader dat het haar niet lukt om te werken aan communicatieherstel, sterker nog, de angsten van de moeder maken dat zij niet eens open staat voor hulpverlening hiertoe, te weten systemische behandeling vanuit het CGB. De angsten van de moeder worden gevoed door de agressieve en dreigende wijze waarop de vader communiceert en zijn felle toonzetting daarbij. Kortgezegd wil de moeder niet werken aan communicatieherstel, zolang de vader zijn toon niet veranderd.
De vader blijft volhouden dat de moeder niet communiceert en de afspraken niet nakomt en dat zij (tezamen met de GI) de omgang met de vader blokkeert. De vader vindt hierin een rechtvaardiging voor zijn felle toonzetting. Kortgezegd is de vader niet bereid zijn toon te matigen, zolang de moeder niet communiceert en afspraken nakomt.
De kinderrechter constateert dat beide ouders elkaar van zaken verwijten en dingen stellen waarvan het hen niet lukt deze geobjectiveerd te onderbouwen. Zo stelt de vader dat de bankafschriften die de moeder in het kader van haar informatieplicht heeft gestuurd, van twee jaar geleden zijn, dat de moeder geld van de spaarrekening van de kinderen heeft gehaald en dat de moeder de omgang regelmatig niet nakomt zonder hier enige gefundeerde onderbouwing aan ten grondslag te leggen. De vader uit zijn onvrede en stellingen niet eerder dan ter zitting en verwacht daarbij van de kinderrechter, op niet te misverstane toon, dat al hetgeen hij stelt zonder enige toetsing voor waar wordt aangenomen. Echter, op een vraag van de kinderrechter kan de vader ter zitting niet anders dan erkennen dat de omgangsafspraken zoals vastgelegd in de schriftelijke aanwijzing van 2 juli 2021, op één moment na, op 19 juli 2021, zijn nagekomen door de moeder. Ook de moeder lukt het niet haar stelling, dat de veiligheid van de kinderen bij de vader in het geding is, geobjectiveerd aan te tonen. Integendeel, deze zorgen worden niet herkend door de Raad, de GI en de bijzondere curator.
Zolang beide ouders in hun standpunten blijven volharden, zal er geen verbetering in deze zeer zorgelijke situatie plaatsvinden. De kinderen zijn hier de dupe van en raken alsmaar verder verstrikt in hun loyaliteitsconflict. Het is onbegrijpelijk dat de ouders niet in staat zijn de belangen van de kinderen op de eerste plaats te zetten.
Voor beide ouders geldt dat het hoog tijd is om kritisch hun eigen gedrag onder de loep te nemen en hier verandering in aan te brengen. Behandeling vanuit het CGB kan de ouders hierbij ondersteunen en is dan ook noodzakelijk in het belang van de kinderen. Niet meewerken is geen optie.
De kinderrechter concludeert dat de schriftelijk vastgelegde omgangsafspraken voor beide ouders structuur, duidelijkheid en rust brengen. Dit volgt ook uit het feit dat de omgangsafspraken, afgezien van 19 juli, goed en volgens afspraak zijn verlopen. Het kan niet anders dan dat de kinderen hier baat bij hebben. Dit is een positieve ontwikkeling. Het is dan ook zeer wenselijk dat ook voor het jaar 2022 de afspraken zo helder en concreet mogelijk worden opgeschreven, waarbij enige ruimte voor discussie moet worden uitgesloten.
De kinderrechter acht een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Het komende jaar zullen de ouders aan zichzelf moeten gaan werken, de noodzakelijk behandeling volgen en al hetgeen is gebeurd in het verleden achter zich moeten laten. Het is van belang dat de GI de regie blijft houden in de omgangsafspraken en dat beide ouders zich gehoord voelen in hun zorgen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengen voor de duur van twaalf maanden.
Aan de vader geeft de kinderrechter nog het volgende mee. Het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen kan op grond van art. 1:253a lid 2 BW juncto. art. 278 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet anders dan met tussenkomst van een advocaat worden ingediend. De vader is daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Ook ten aanzien van de andere wensen die de vader op zitting heeft geuit, kan geen beslissing worden genomen. Wanneer de vader wil dat zijn wensen ter zitting worden behandeld, zal hij voorafgaand aan de zitting een verzoek hiertoe moeten indienen bij de rechtbank. Hoewel de kinderrechter dit op eerdere zittingen telkenmale aan de vader heeft uitgelegd, blijft de vader volhouden geen advocaat in de arm te willen nemen en het indienen van een verzoekschrift als zinloos te zien. Desalniettemin blijft de vader ontsteld dat er niets met zijn wensen gedaan, voelt hij zich hierdoor niet gehoord en niet serieus genomen en uit hij zijn onvrede hierover ter zitting. De vader heeft dit echter zelf in de hand.
De kinderrechter is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd, nu de bijzondere curator reeds heeft gerapporteerd en daarmee de bij beschikking van 12 maart 2021 gegeven opdracht is voltooid.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] tot 11 september 2022;
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator, [naam curator], voor deze procedure als beëindigd;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2021 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 september 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.