ECLI:NL:RBROT:2021:9638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
ROT 21/4606
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van sluiting openbare inrichting wegens illegale gokactiviteiten

Op 24 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de sluiting van een openbare inrichting voor de duur van zes maanden, die was opgelegd wegens illegale gokactiviteiten. De verzoeksters, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D.Y. Li, hebben bezwaar gemaakt tegen deze sluiting, die al bijna vijf maanden had geduurd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting voor zo'n lange periode onevenredig was en schorste het bestreden besluit. De sluiting was gebaseerd op een besluit van de burgemeester van Gorinchem, dat was genomen naar aanleiding van illegale gokactiviteiten die op 28 april 2021 waren geconstateerd. De voorzieningenrechter stelde vast dat de burgemeester niet voldoende had gemotiveerd waarom een sluiting van zes maanden gerechtvaardigd was, vooral gezien de omstandigheden van de zaak. Er waren geen eerdere incidenten en de motivering van de burgemeester was onvoldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorste het besluit van de burgemeester en bepaalde dat deze het betaalde griffierecht van € 360,- moest vergoeden aan de verzoeksters, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 1.496,-. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. I. Bouter, in aanwezigheid van griffier mr. A.M.P. Meijer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4606
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 september 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam verzoekster 1],te [vestigingsplaats verzoekster 1], en
[naam verzoekster 2], te [vestigingsplaats verzoekster 2], verzoeksters,
gemachtigde: mr. D.Y. Li,
en

de burgemeester van Gorinchem, verweerder,

gemachtigden: I. Meijer en L. Philipse.
Verzoeksters hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en door [naam 1], enig aandeelhouder en bestuurder van [naam verzoekster 2], bijgestaan door [naam 2], tolk.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 24 september 2021 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeksters het betaalde griffierecht van € 360,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeksters tot een bedrag van € 1.496,-.

Overwegingen

1. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot schorsing van het besluit van 28 juli 2021 (het bestreden besluit), waarbij verweerder het bezwaar tegen het besluit van 27 mei 2021 onder aanvulling van de motivering gedeeltelijk gegrond heeft verklaard.
Het betreft de sluiting voor de duur van zes maanden (met aftrek van de spoedsluiting) van de openbare inrichting [naam restaurant] aan de [adres] met als einddatum 27 oktober 2021.
2. Aanleiding voor de (spoed)sluiting vormde door toezichthouders en de politie op 28 april 2021 omstreeks 23:27 uur geconstateerde illegale gokactiviteiten in de inrichting.
3. Op grond van artikel 2:30, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gorinchem 2021 (APV) kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
4.1.
Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.2.
De voorzieningenrechter neemt een spoedeisend belang aan, omdat zij van oordeel is dat het bestreden besluit bij de huidige stand van zaken – de sluiting heeft nu bijna vijf maanden geduurd – onrechtmatig is.
5.1.
Of hier sprake was van illegale gokactiviteiten, zoals verweerder stelt en verzoeksters betwisten, laat de voorzieningenrechter nu in het midden. Dat is iets voor de bodemprocedure. Zij gaat er nu veronderstellenderwijs vanuit dat er illegaal werd gegokt in het restaurant en dat de openbare orde door deze activiteiten in enige mate nadelig werd beïnvloed.
5.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder niet goed heeft gemotiveerd waarom hier een sluiting van zes maanden op zijn plaats zou zijn. In het advies van de bezwaarschriftencommissie is daar al een punt van gemaakt. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder zich daar nogmaals over gebogen, maar die motivering overtuigt de voorzieningenrechter niet. Er is één keer binnengetreden, er waren zes mensen aanwezig. Dat er een duidelijke loop naar het pand was, blijkt niet. Er waren geen minderjarigen binnen. Ook blijkt niet dat het pand gelegen is in een kwetsbare wijk. Eerdere incidenten waren er kennelijk niet. Dat is in ieder geval niet gesteld of gebleken. Verweerder heeft geen specifiek beleid voor dit soort situaties. Ook heeft zij in haar motivering niet verwezen naar ander beleid om de sluitingsduur van zes maanden te onderbouwen, bijvoorbeeld een horecanota of Damocles-beleid over woningsluitingen. De enkele verwijzing ter zitting van verweerder naar haar Damocles-beleid vindt de voorzieningenrechter onvoldoende.
Gelet hierop – en gelet op de ingrijpende gevolgen daarvan voor verzoeksters (financiële gevolgen en eventuele gevolgen voor de horeca- en exploitatievergunning) – is de voorzieningenrechter van oordeel dat een sluiting voor de duur van zes maanden onevenredig lang is. Daarom schorst de voorzieningenrechter het bestreden besluit.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoeksters het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeksters gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt zij op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- ( 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is op 24 september 2021 in het openbaar gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.