ECLI:NL:RBROT:2021:9709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/595743 / HA ZA 20-432
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over toerekenbaarheid tekortkoming in provisieovereenkomst en managementovereenkomst tussen aandeelhouders en bestuurders van een videogamebedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [naam eiseres], en verschillende gedaagden, waaronder andere vennootschappen en studenten die betrokken waren bij de ontwikkeling van videogames. De eiseres vorderde onder andere schadevergoeding op grond van toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van een provisieovereenkomst, managementovereenkomst en aandeelhoudersovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet toerekenbaar tekortgeschoten waren in de nakoming van de provisieovereenkomst, omdat zij in de gegeven omstandigheden niet tekortgeschoten waren in hetgeen de wederpartij in redelijkheid mocht verwachten. De rechtbank concludeerde dat de druk die door de eiseres op de gedaagden was uitgeoefend, hen had geïntimideerd en dat de overeenkomst daardoor als onbillijk werd beschouwd. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en verklaarde dat de gedaagden gerechtigd waren de provisieovereenkomst op te zeggen per 1 januari 2022. Tevens werd geoordeeld dat de eiseres enkel de netto-provisie verschuldigd was aan de gedaagden, en dat er een terugbetaling van onverschuldigde betalingen diende plaats te vinden. De proceskosten werden aan de zijde van de gedaagden toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/595743 / HA ZA 20-432
Vonnis van 6 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.F. Goemans te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 2] ,
3.
[naam gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
4.
[naam gedaagde 4],
wonende te [woonplaats gedaagde 4] ,
5.
[naam gedaagde 5],
wonende te [woonplaats gedaagde 5] ,
6.
[naam gedaagde 6],
wonende te [woonplaats gedaagde 6] ,
7.
[naam gedaagde 7],
wonende te [woonplaats gedaagde 7] ,
8.
[naam gedaagde 8],
wonende te [woonplaats gedaagde 8] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. E.K. Ditvoorst te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam eiseres] en [gedaagden] genoemd. Voor zover gedaagden
sub 1 en 2 afzonderlijk worden bedoeld, worden zij [naam gedaagde 1] respectievelijk [naam gedaagde 2]
genoemd. Gedaagden 3 tot en met 8 worden gezamenlijk aangeduid als de studenten.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 30 september 2020 en de daarin genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 68;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 45 tot en met 53;
  • de akte overlegging producties van [gedaagden] met producties 69 tot en met 77;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 4 maart 2021, inclusief:
  • de comparitieaantekeningen van [naam eiseres] ;
  • de pleitaantekeningen van [gedaagden] ;
  • de brief van 6 april 2021 van [gedaagden] met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Enig aandeelhouder en bestuurder van [naam eiseres] is [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.2.
De studenten zijn enig aandeelhouders en bestuurders van [naam gedaagde 2] .
2.3.
De studenten hebben begin 2017 in het kader van hun studie ‘Game Design & Development’, samen met een aantal andere studenten, de gratis videogame ‘ [naam videogame 1] ’ ontwikkeld.
2.4.
Gelet op de populariteit van het spel hebben de studenten besloten het spel verder te exploiteren door middel van het uitbrengen van ‘ [naam videogame 2] ’, een vervolg op ‘ [naam videogame 1] ’. In het kader van het opzetten van een onderneming en de behoefte aan begeleiding en hulp, zijn de studenten in 2017 met [naam 1] (hierna: [naam 1] ) in contact gekomen.
2.5.
Partijen kwamen overeen dat [naam eiseres] € 15.000,00 zou investeren in de onderneming van de toen nog op te richten vennootschap [naam gedaagde 1] , dat [naam eiseres] aandelen zou krijgen in deze vennootschap en dat zij recht zou hebben op een provisie.
2.6.
Partijen hebben [naam 2] , jurist en vader van gedaagde sub 7, gevraagd om de benodigde stukken voor de samenwerking op te stellen.
2.7.
Op 28 maart 2017 hebben de studenten het volgende, door [naam 2] opgestelde, bericht doorgestuurd aan [naam 1] :
“Goedemorgen,
Bijgaand alvast een eerste opzet van de stukken.
(…)
We werken toe naar een structuur waarbij:
- de zes aandeelhouders 100% houden in [naam bedrijf 1] ;
- onder [naam bedrijf 1] wordt een werk BV opgericht speciaal voor deze eerste betaalde versie.. (bijv.: [naam werk BV]
);
- in deze BV houdt [naam bedrijf 1] 80% en [naam 1] (’s BV) 20%>: de statuten/ stemverhoudingen/ matrix etc moet nog uitgedacht worden voor deze BV;
- [naam 1] ; toevoeging rechtbank] investeert 15000 voor de kosten van [naam bedrijf 1] / [naam videogame 1] in het eerste boekjaar (maart 2017-maart 2018);
- [naam 1] krijgt een managementovereenkomst;
- in die overeenkomst zit geen vaste vergoeding maar wel een royalty aanspraak.
De volgende stukken voeg ik bij:
-
management overeenkomst[naam bedrijf 1] - [naam 1] (BV): inhoud nog te bespreken, nadenken of overeenkomst niet met [naam videogame 1] gesloten moet worden?
-
MRRM: regels en bevoegdheden (moet in beide BV’s);
- aandeelhoudersbeslissing [naam bedrijf 1] waarin akkoord wordt gegaan met de investering van [naam 1] , [naam videogame 1]
wordt opgericht en de aandelen aan [naam 1] worden toegekend;
[naam 1] moet een kort bulletpoint investeringsplan / activiteitenplan schrijven dat als grondslag voor de
aandeelhoudersbeslissing wordt gebruikt.
Gaarne doorzetten naar [naam 1] met het verzoek dit te lezen en aan het einde van de week met mij te
bespreken. Ter besparing van kosten en tijd zou ik in deze fase nog geen externe adviseurs mee laten
lezen. Dat kan beter nadat deze versie is besproken.”
2.8.
[naam 1] heeft enige tijd hierna een concept aandeelhoudersovereenkomst aan de studenten gezonden. [naam 2] heeft dit eerste concept gezien via zijn zoon en daarop commentaar gegeven.
2.9.
Op 26 mei 2017 heeft [naam 1] een e-mail, en een daarbij meegezonden concept provisieovereenkomst, van [naam 3] (hierna: [naam 3] ) aan de studenten doorgezonden, waarin staat:
“Kunnen jullie dit doorlezen en evt op en aanmerkingen (behalve de naam van [naam 4] ) terugkoppelen aan mij?
Het is een stuk eenvoudiger dan de aandeelhoudersovereenkomst. Wellicht dat ik voor 12.00 uur een
terugkoppeling kan ontvangen?
Zie hieronder ook de opmerkingen van [naam 3] .
Groet,
[naam 1] ”
2.10.
Op 31 mei 2017 heeft [naam 1] de studenten naar aanleiding van door hen gestelde vragen over de concept provisieovereenkomst per e-mail het volgende bericht:
“Om terug te komen op jullie vraag van artikel 3 punt 3:
Dit heeft te maken met het feit dat jullie ook persoonlijk verbinden aan de rechten van het spel [naam videogame 1] .
Mocht één of meerdere het bedrijf verlaten en het spel en al zijn criteria’s meenemen onder een andere bv of spelnaam dan zal de royalties daarop toegepast worden tot een maximum van €50k per jaar per persoon met terugwerkende kracht.
Voorbeeld:
1. [naam gedaagde 4] vertrekt en het blijk een aantal jaren later dat ze een soortgelijk spel heeft gemaakt dan mag ik daar de provisie op rekenen tot een maximum van €50k
2. Het bedrijf gaat failliet en jullie of enkele van jullie vertrekken en maken het spel soortgelijk dan wordt de provisie op toegepast.
In makkelijke termen is het zo:
We hebben verschillende toepassingen gedaan waarin het spel en de rechten ervan worden beschermd
en toebehoort tot [naam bedrijf 1] .
Maar de provisie regeling is niet gekoppeld aan [naam bedrijf 1] maar aan het spel.
Doordat de provisie regeling een aparte regeling is en niet valt onder de aandeelhouders overeenkomst (die veel dingen afdekt) zal de provisie regeling zelf zijn beschermingen op het spel moeten hebben.
Hoop dat het duidelijk is.
[naam 1] "
2.11.
Op diezelfde dag heeft gedaagde sub 6 per e-mail aan [naam 1] bericht:
“Bedankt voor de opheldering. Voor mij is het hele document dan duidelijk zo. ”
2.12.
Op 2 juni 2017 heeft [naam 1] aan de studenten een e-mail gezonden met een van de notaris verkregen volmacht ter ondertekening voor de oprichting van [naam gedaagde 1] , met daarin de volgende tekst:
“UITPRINTEN EN ONDERTEKENEN”.
Bij diezelfde e-mail heeft [naam 1] een bericht dat hij op 1 juni 2017 ontving van [naam 3] doorgezonden aan de studenten, waarin staat:
“Ha [naam 1] ,
Bijgevoegd de stukken. Ik ga ze morgen nalezen.
Ik heb in de statuten al beslissingen laten opnemen die door de vergadering van aandeelhouders
genomen moeten worden waarbij meer dan 75% van de stemmen akkoord moet zijn. Deze besluiten
hoef ik dus niet in de aandeelhoudersovereenkomst (annex II) op te nemen. Dat pas ik daarin dus
nog aan.”
2.13.
Op 7 juni 2017 hebben de studenten de volmacht voor de oprichtingsakte met de statuten bij de studenten op kantoor ondertekend.
2.14.
Op diezelfde dag is [naam gedaagde 1] , een vennootschap die zich bezighoudt met het ontwikkelen van videogames, waaronder de game ‘ [naam videogame 1] ’, per volmacht opgericht met als enig aandeelhouders en bestuurders [naam eiseres] en [naam gedaagde 2] . Op diezelfde dag is ook [naam gedaagde 2] opgericht.
2.15.
Vanaf de oprichting van [naam gedaagde 1] houdt [naam gedaagde 2] 80% van het aandelenkapitaal en 66,67% van de stemrechten. [naam eiseres] hield bij de oprichting 20% van het aandelenkapitaal en 33,33% van de stemrechten.
2.16.
[naam eiseres] heeft, als startkapitaal, € 15.000,00 geïnvesteerd in de onderneming.
2.17.
In artikel 8.1 van de statuten van [naam gedaagde 1] is vermeld:
“Artikel 8.1.
1. De algemene vergadering kan de volgende besluiten:
a. de besluiten omtrent uitgifte van aandelen, waaronder begrepen de overdracht van de bevoegdheid omtrent uitgifte te besluiten, het besluit tot het vaststellen van de voorwaarde waaronder de uitgifte geschiedt, de uitsluiting van voorkeursrechten;
b. een besluit tot vervreemding van ingekochte aandelen;
c. een besluit tot benoeming, ontslag en schorsing van een bestuurder, de besluiten omtrent diens bezoldiging alsmede het al dan niet toekennen of ontnemen van de titel van algemeen directeur;
d. de besluiten als bedoeld in artikel 5.4, voor zover die door de algemene vergadering dienen te worden genomen;
e. een besluit tot statutenwijziging dan wel een besluit tot fusie of splitsing in de zin van Titel 7 van Boek 2;
f. het besluit tot ontbinding van de vennootschap,
slechts nemen met een meerderheid van ten minste drie vierde van de uitgebrachte stemmen; deze meerderheid dient meer dan de helft van het geplaatste kapitaal te vertegenwoordigen.”
2.18.
In artikel 5.4 van de statuten van [naam gedaagde 1] is, onder meer, vermeld:
“1. De volgende besluiten van het bestuur zijn onderworpen aan de goedkeuring van de algemene vergadering:
a. het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren en op andere wijze in gebruik of genot nemen en geven van registergoederen;
b. het aangaan van overeenkomsten, waarbij aan de vennootschap een krediet wordt verleend;
c. het ter leen verstrekken van gelden, alsmede het ter leen opnemen van gelden, waaronder niet is begrepen het doen van opnamen ten laste van een aan de vennootschap verleend krediet dat door de algemene vergadering is goedgekeurd;
d. duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met een andere onderneming en het verbreken of aanmerkelijk wijzigen van zodanige samenwerking;
e. het rechtstreeks of middellijk deelnemen in een andere rechtspersoon of vennootschap en het aanbrengen van een wijziging in of het afstoten van zodanige deelneming;
f. het uitoefenen van stemrecht op aandelen in het kapitaal van dochtermaatschappijen, groepsmaatschappijen en deelnemingen van de vennootschap, zomede het op andere wijze rechtstreeks of middellijk uitoefenen van zeggenschap daarover, in welke mate of vorm ook;
g. het vestigen, verplaatsen of opheffen van nevenvestigingen;
h. het uitbreiden van de zaken der vennootschap met een nieuwe tak van bedrijf;
i. het overdragen of, anders dan voor korte tijd, sluiten van een door de vennootschap uitgeoefend bedrijf of een deel daarvan;
j. het stellen van persoonlijke of zakelijke zekerheid;
k. het toekennen, wijzigen of intrekken van procuratie;
l. het aangaan van vaststellingsovereenkomsten en akkoorden;
m. het optreden in rechte, waaronder begrepen het voeren van arbitrale procedures, doch met uitzondering van incassoprocedures of het nemen van rechtsmaatregelen die van conservatoire aard zijn en/of geen uitstel kunnen lijden;
n. het aanstellen van personen met een salaris of andere beloning, waarvan het brutobedrag - met inbegrip van de werkgeverslasten en alle emolumenten - per jaar meer bedraagt dan driemaal het wettelijk minimumloon of een zodanig ander bedrag als de algemene vergadering zal hebben vastgesteld en aan het bestuur zal hebben meegedeeld;
o. het treffen van pensioenregelingen die niet uit een bestaande regeling voortvloeien
p. het verrichten van andere rechtshandelingen dan in de voorgaande onderdelen van dit lid bedoeld, indien de waarde of het belang daarvan een bedrag van vijf duizend euro (€ 5.000,00) te boven gaat of een zodanig ander bedrag als de algemene vergadering zal hebben vastgesteld en aan het bestuur zal hebben meegedeeld.”
2.19.
Eveneens op 7 juni 2017 is tussen partijen, althans tussen [naam eiseres] , [naam 1] , [naam gedaagde 2] en de studenten, een aandeelhoudersovereenkomst gesloten en tussen [gedaagden] en [naam eiseres] een provisieovereenkomst. Later hebben [naam eiseres] en [naam gedaagde 1] ook een managementovereenkomst gesloten.
2.20.
In de provisieovereenkomst is, onder meer, het volgende bepaald:

In aanmerking nemende dat:
- [ [naam eiseres] ] kapitaal, knowhow en arbeid investeert in [ [naam gedaagde 1] ]
- [ [naam gedaagde 1] ] zich bezig houdt met het ontwikkelen, exploiteren en verkopen van spelletjes, software en daaraan gerelateerde producten, waaronder doch niet uitsluitend een spel genaamd: " [naam videogame 1] ", zoals omschreven in Bijlage A. hierna te noemen: "game";
(…)
Artikel 1 Doel van de overeenkomst.
1. Voor elke door of namens [ [naam gedaagde 1] ], haar bestuurder(s), haar aandeelhouders of enige aan deze partijen gelieerde derde(n), op welke wijze, via welke partij of via welk platform dan ook, verkochte game, heeft [ [naam eiseres] ] het recht op de ontvangst van een provisie gelijk aan 10% te rekenen over het verkoop- c.q. factuurbedrag voor de betreffende game, exclusief omzetbelasting.
2. Onder "game" wordt verstaan: het product zoals in
Bijlage Ais omschreven, dan wel vervolgversies, vernieuwingen en/of updates van de game.
3. Onder "verkochte" game wordt in het kader van deze overeenkomst verstaan: het downloaden, het (online of offline) laten gebruiken, overdragen, verhuren, verpanden, (sub) licenseren en/of op welke wijze ook aan een derde ter beschikking stellen van de game.
(Hieronder valt derhalve mede de situatie dat [ [naam gedaagde 1] ] aan partijen, waaronder doch niet uitsluitend speelautomatenhallen en/of -exploitanten, c.q. andersoortige partijen, het recht verleend om de game één of meerdere malen te (laten) gebruiken of exploiteren.)
(…)
8. Indien [ [naam gedaagde 1] ] tekort komt in de nakoming van onderhavige overeenkomst is [ [naam gedaagde 1] ] ten behoeve van [ [naam eiseres] ] een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd gelijk aan € 50.000,- per overtreding en een bedrag gelijk aan € 2.500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd de overige rechten van [ [naam eiseres] ] krachtens wet of overeenkomst.
Artikel 2 Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst gaat in op 7 juli 2017 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Het is uitdrukkelijk en expliciet de wens van partijen om de in deze overeenkomst genoemde rechten voor onbepaalde tijd aan [ [naam eiseres] ] te verlenen c.q. te laten voortduren en dat deze overeenkomst door [ [naam gedaagde 1] ] niet tussentijds kan worden beëindigd, ontbonden en/of opgezegd.
3. [ [naam gedaagde 1] ] doet afstand van haar recht om deze overeenkomst op grond van het bepaalde in artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek te ontbinden. Het beëindigen, ontbinden en/of opzeggen van deze overeenkomst kan uitsluitend door [ [naam eiseres] ] geschieden en wel zonder inachtneming van een opzegtermijn.
Artikel 3 Overige afspraken
(…)
3. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: [ [naam gedaagde 2] ] verbindt zich gedurende de looptijd van deze overeenkomst jegens [ [naam eiseres] ], hoofdelijk tot borg voor de nakoming van onderhavige provisieovereenkomst door [ [naam gedaagde 1] ] en alle daaruit voortvloeiende vorderingen op [ [naam gedaagde 1] ]
4. [naam gedaagde 3] , [naam gedaagde 7] , [naam gedaagde 5] , [naam gedaagde 6] , [naam gedaagde 8] en [naam gedaagde 4] , verbinden zich ieder hoofdelijk gedurende maximaal zestig maanden te rekenen vanaf de ingangsdatum van onderhavige overeenkomst, middels medeondertekening van deze overeenkomst jegens [ [naam eiseres] ] tot borg voor de nakoming van deze provisieovereenkomst en al hetgeen [ [naam eiseres] ] van [ [naam gedaagde 1] ] te vorderen heeft of zal verkrijgen, tot een maximum van € 50.000,- per persoon per contractjaar.
(…)
Artikel 4 Calamiteitenbepaling
1. Onverminderd alle andere rechten en vorderingen, waaronder begrepen de hiervoor genoemde, is al hetgeen [ [naam eiseres] ] van [ [naam gedaagde 1] ] te vorderen heeft in één termijn opeisbaar, indien één van de volgende gevallen zich voordoet:
a. [ [naam gedaagde 1] ] en/of haar onderneming is beëindigd, ontbonden, in een andere rechtsvorm omgezet, juridisch gefuseerd, juridisch gesplitst of overgedragen aan een derde;
b. [ [naam gedaagde 1] ] en/of haar bestuurder is in staat van faillissement verklaard, aan haar is, al dan niet voorlopig, surseance van betaling verleend, of heeft anderszins het vrije beheer of de vrije beschikking over haar vermogen verloren, één en ander ongeacht of de desbetreffende rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, of heeft buiten faillissement of surseance haar schuldeisers een akkoord aangeboden of indien conservatoir of executoriaal beslag is gelegd op zaken en/of vermogensrechten die (geheel of gedeeltelijk) toebehoren aan [ [naam gedaagde 1] ] en/of haar bestuurder;
c. indien [ [naam gedaagde 1] ] en/of haar bestuurder enige verplichting jegens [ [naam eiseres] ] voortvloeiende uit deze overeenkomst of anderszins,
nietuiterlijk op de door [ [naam eiseres] ] gestelde uiterste termijn heeft voldaan en is - voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is - de verplichting niet alsnog binnen de in de ingebrekestelling bepaalde termijn nagekomen,
2. Partijen zijn gehouden de andere partij ervan per ommegaande op de hoogte te stellen, indien zich een situatie zoals genoemd onder lid 1 sub a t/m c van dit artikel voordoet.”
2.21.
[naam gedaagde 1] is met meerdere spellenplatforms een overeenkomst aangegaan, waaronder met Valve Corporation (hierna: de distributieovereenkomst).
2.22.
In de distributieovereenkomst is, onder meer, het volgende bepaald:
“RECITALS
A. Company owns and/or has the rights to develop, publish and/or distribute certain applications.
B. Valve has an online delivery system referred to as “Steam” through which, among other things, it distributes third party applications.
C. Company wishes to grant to Valve, and Valve wishes to receive, a license to use and to distribute Company's computer applications via Steam, as set forth herein, in exchange for the compensation described herein.
(…)
1.1 “
“Adjusted Gross Revenue”shall mean, with respect to Valve, the gross revenue actually received by Valve from Valve’s exploitation of the Applications pursuant to Section 3.2 (including, for the sake of clarity, gross revenue generated from subscription fees paid with respect to one or
more Company Applications or from distribution of any DLC), less the Applicable Adjustments.
(…)
1.4 “
“Applications”shall mean the Company computer games or other applications
specified in connection with the Agreement completion process, or otherwise provided by Company
to Valve for distribution over Steam, including, upon delivery to Valve, any Application Updates and
any Localized Versions of such Applications. (…)
(…)
3.5
Ownership; Reservation of Rights.Except as expressly provided herein. Company retains
all right, title and interest in and to the Applications and the Company Marks, and Valve retains all
right, title and interest in and to Steam, the Steam Marks, and Sales Data. All rights not expressly
granted hereby are reserved by each of the Parties.
(…)
6.1
Payment. Beginning on the date Valve first receives gross revenue from the sale of any
Applications over Steam, within thirty (30) days after the end of each calendar month, Valve shall
provide a report of gross revenue, adjustments made in calculating Adjusted Gross Revenue, and a
report of the payment amount owed, for such month, and pay to Company seventy percent (70%) of
the Adjusted Gross Revenue actually received by Valve from Valve’s exploitation of each of the
Applications pursuant to Section 3.2 during the such calendar month.
(…)
6.4.2
Sharing of Game Fee Revenues.Valve will share the “game fee” net of Applicable
Adjustments (the “Net Game Fee”) with Company. Unless a different revenue-sharing arrangement is
agreed to by the parties, Company’s share of the Net Game Fee will be equal to seventy percent
(70%), except that, if the item sold is a Workshop Contribution, the Net Game Fee will be equal to
seventy percent less a percentage to be paid to the original Contributor(s) of the Workshop
Contribution. Unless otherwise agreed between the Parties, the percentage to the Game Fee to be paid
to the Contributor(s) will be the same percentage of Adjusted Gross Revenues from the original sale
of that Workshop Contribution that was paid to such Contributor(s) (…).
2.23.
Op 17 januari 2018 heeft [naam eiseres] een gedeelte van haar belang in het aandelenkapitaal en van haar stemrechten in [naam gedaagde 1] voor een bedrag van € 60.000,00 overgedragen aan [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ). Na overdracht van de aandelen en de stemrechten houdt [naam eiseres] nog 4,8% van de aandelen en 8% van de stemrechten en [naam bedrijf 2] 15,2% van de aandelen en 25,33% van de stemrechten.
2.24.
De indirect bestuurders van [naam bedrijf 2] zijn [naam 1] , [naam 3] en [naam 5] (hierna: [naam 5] ).
2.25.
Het eerst betalende spel, ‘ [naam videogame 2] ’, is begin 2018 uitgebracht.
2.26.
Op 6 april 2018 heeft [naam 1] , naar aanleiding van discussie over de uitleg van de provisieovereenkomst, aan de studenten een e-mail gezonden met daarin het volgende:
“Voordat wij verder kunnen moeten jullie naar aanleiding van vandaag mij duidelijkheid geven en positie bepalen.
Na aanleiding van deze uitkomst kunnen wij onze verdere samenwerking beter bepalen.
Tot die tijd staan de inkomsten van [naam gedaagde 1] bevroren en dit lijkt me niet verstandig.
Ik had graag gezien dat jullie jezelf konden betalen op de correcte manier, mezelf te kunnen uitkeren,
rekeningen te kunnen betalen en te plannen voor alle leuke dingen in de toekomst.
Ik ben erg teleurgesteld dat na talloze situaties waarin ik het belang van [naam gedaagde 1] voorop hebt gezet voor meer dan een jaar lang met vele risico’s, tijd en geld ik wederom vandaag weinig belang van jullie hebben gezien in [naam eiseres] / Mijzelf.
Ik had op zijn minst verwacht dat zodra het positief uitpakt dat jullie ook aan het belang zou denken van jullie investeerder.
Met zoveel werk nog te doen. Stel ik voor dat jullie snel hier positie in bepalen.
Groet,
[naam 1]
Onderstaand vind je de scenario provisie structuur mogelijkheden en verschillen waarin ik van
optie 1 was uitgegaan. Optie 2 heb ik ernaast geplaatst
2.27.
Bij e-mail van 11 april 2018 heeft [naam 1] de studenten als volgt bericht:
“ [naam 6] [consultant van [naam eiseres] : toevoeging rechtbank] bevestigd ook mijn royalty berekening en heeft na het zien van de Distributie Overeenkomst dit nogmaals bevestigt;
Er is sprake van een revenue sharing agreement waarbij steam 30% krijgt, jij 10% en de rest 60%. Alles op basis van net revenu wat dus wil zeggen na adjustment van taxes.
Steam heeft net als jij recht op een component die je as royalty kunt bestempelen, dus gelijkwaardige behandeling.
De revenue is dus gedefinieerd als gross en net in ovk en onder begeleiding van deze overeenkomst zullen zij dus ook de gross aangegeven als revenu en 30% en 10% afboeken plus taxes om naar net revenue te komen.
(…)
Zoals ik zei kiest Steam zelf voor om hun deel al in te houden. Voor hetzelfde geldt hadden zij de omzet overgemaakt en een factuur van 30%. Dan hadden jullie het beter begrepen.”
2.28.
De studenten hebben hierop per e-mail van 11 april 2018 als volgt gereageerd:
“Wij hebben ook nog gekeken naar onze royalty overeenkomst, wij gaan ook uit van die 10% van het bruto bedrag. Wij hebben gekeken naar de totale omzet tot en met februari (wordt altijd een maand later uitbetaald, vandaar dat de bedragen van maart later volgen). Wij komen uit op € 27.271,89. Dit bedrag hebben wij berekend door alle totale bruto bedragen te verminderen met de eventuele omzetbelasting die is al afgedragen.”
2.29.
Als investering in een nieuw spel hebben de studenten vanaf mei 2019 hun eigen salaris verlaagd van € 3.125,00 naar € 2.200,00 per persoon per maand en heeft [naam gedaagde 1] een lening van € 50.000,00 verkregen bij Rabobank.
2.30.
In oktober 2019 is een nieuw spel in de reeks, ‘ [naam videogame 3] ’, uitgebracht.
2.31.
Tot oktober 2019 heeft [naam gedaagde 1] een provisie van 10% van het bruto bedrag voldaan aan [naam eiseres] .
2.32.
Op 13 december 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden, tussen (een aantal van) de studenten en [naam 1] , waarin wederom is gesproken over de uitleg van de provisieovereenkomst en de door [naam gedaagde 1] aan [naam eiseres] te betalen provisievergoeding. De studenten hebben in deze bespreking onder meer aangegeven dat zij van mening zijn dat [naam gedaagde 1] niet langer kan doorgaan met betaling van een bruto-provisie en dat [naam eiseres] daar ook nooit recht op heeft gehad.
2.33.
Bij e-mail van 13 december 2019 heeft [naam eiseres] de studenten, onder meer, als volgt bericht:
“Ik ben bereid om te spreken over nieuwe afspraken, maar dat doet geen afbreuk aan reeds gemaakte
afspraken. Die moeten gewoon worden nagekomen.
Uiterlijk dinsdag 17 december moeten alle openstaande bedragen zijn voldaan. Bij gebreke en
verzuim zal er een verzoek komen van mijn advocaat. En daarmee het dossier worden overgedragen.”
2.34.
Op 17 december 2019 hebben de studenten hierop per e-mail als volgt gereageerd:
“Nogmaals dank voor ons gesprek van vrijdag 13 december jl. en de mail om 15:10u diezelfde dag.
Wij hebben er begrip voor dat de kwestie wat rauw op je dak is gevallen maar dit is iets waar wij al bijna 2 jaar mee worstelen en het heeft ons veel moeite gekost om tot een presentatie te komen en onze problemen aan je voor te leggen.
We hopen dat onze boodschap goed is overgekomen: we zijn je dankbaar voor de support in de opstartfase en we respecteren de afspraken die destijds gemaakt zijn. Echter zijn wij nu verder in onze ontwikkeling en hebben wij wat vragen bij die afspraken van destijds én missen wij op dit moment het perspectief om verder te kunnen met [naam bedrijf 1] . Wij willen het gesprek hier graag verder over voeren en vinden het spijtig dat je in je mail direct dreigt met een advocaat. Je hebt steeds gezegd dat je geen 'gewone vendor’ bent maar dat je trots bent dat je bestuurder en partner bent, en dan is het niet juist om een normale issue tussen partners direct zo te escaleren. Daarnaast hebben wij contractuele afspraken dat geschillen (als die er écht zijn) worden voorgelegd aan mediation, dus als we al een verschil van mening zouden blijven hebben, is dat de aangewezen weg.
Wij denken echter dat er helemaal geen reden voor een verschil van mening is.
Er spelen 3 kwesties:
1. Wij zijn van mening dat de management fee die aan [naam eiseres] betaald wordt omgezet moet worden van een vaste fee naar een variabele. In plaats van een vast bedrag per maand wordt een bedrag betaald als er daadwerkelijk door [naam eiseres] activiteiten worden verricht. Dit is redelijk vanuit cash-flow perspectief (we hebben de komende tijd alle liquiditeit nodig) én vanuit de verhouding tussen de tijd die er door [naam eiseres] aan [naam gedaagde 1] besteed wordt;
2. De provisie-aanspraak: wij hebben nooit begrepen waarom wij provisie afstaan over geld dat wij zelf niet ontvangen. Het contract geeft duidelijk aan dat de provisie over het netto bedrag verschuldigd is en door de provisie baseren op het bruto bedrag in de VS ontvangt [naam eiseres] (deels) betaling over geld waarover [naam gedaagde 1] zelf nooit kan beschikken. Dat is voor ons in strijd met de (bedoeling) van de afspraken. Dat is ons punt en er is geen enkele reden dat wij dit niet ter discussie mogen stellen. Omdat wij dit punt nu aan de orde brengen én omdat dit leidt tot de conclusie dat (als wij gelijk hebben) er een flink bedrag teveel betaald is over de afgelopen periode, hebben wij [naam gedaagde 8] gevraagd de rekening-courant op te stellen vanuit die gedachte. Zodra deze rekening-courant gereed is zullen wij die aan je sturen met het verzoek daarover een standpunt in te nemen. Dat betekent dat wij de afspraken respecteren maar dat wij in het belang van [naam gedaagde 1] , goed kijken naar financiële verplichtingen. Als bestuurders en aandeelhouders zijn wij dat verplicht.
3. Zoals gezegd hebben wij – zeker op dit moment – een gebrek aan perspectief. Nu wij voor het eerst sinds de start van [naam gedaagde 1] even de tijd hebben om rustig na te denken zien wij dat wij destijds akkoord zijn gegaan met afspraken die héél ver gaan, zowel financieel als creatief. De conclusie nu is dat wij al onze tijd, energie en creativiteit steken in iets wat ons geen geld, waardering en toekomst gaat opleveren, én dat wij daarnaast gebonden zijn aan afspraken die een leven buiten [naam bedrijf 1] onmogelijk maken. Dat kan niet de bedoeling zijn en kan niet het resultaat zijn van een project waarbij wij – op onze creativiteit – iets heel bijzonders hebben gepresteerd en waarbij jouw bijdrage een gewaardeerde, maar bescheiden is geweest.
Het is jammer dat wij destijds niet in staat waren onze standpunten goed te verwoorden en te verdedigen en het is vervelend dat er daardoor nu vanuit jou, met spanning gereageerd wordt. Als investor en ervaren manager moet je dit toch hebben verwacht en we rekenen er op dat we met jouw zakelijke en menselijke inzicht tot een goed gesprek kunnen komen. Wij zijn daartoe graag bereid en willen graag de bovenstaande 3 punten in een goede afspraak oplossen. Als daarbij derden/ mediators kunnen helpen vinden wij dat prima.
Nogmaals [naam 1] : wij zijn je dankbaar voor je support maar financieel en creatief hebben wij behoefte aan een nieuw perspectief dus we willen graag tot een goede afspraak komen.”
2.35.
Op brief van 18 december 2019 heeft mr. Goemans namens [naam 1] en [naam eiseres] de studenten een brief gezonden, waarin [gedaagden] erop wordt gewezen dat:
“enkele (indirecte) aandeelhouders van [naam bedrijf 1] zich in persoon jegens [naam eiseres] aansprakelijk hebben gesteld voor de verplichtingen van [naam bedrijf 1] uit hoofde van de Provisieovereenkomst. Ik wijs tevens op de boete bepalingen die zijn opgenomen in de Provisieovereenkomst mocht [naam bedrijf 1] de daarin opgenomen afspraken schenden. De persoonlijke aansprakelijkheid geldt ook daarvoor”
En waarin [naam gedaagde 1] wordt gesommeerd om uiterlijk 24 december 2019 voor 17.00 uur:
“het thans nog verschuldigde bedrag te voldoen, waarin is inbegrepen de over oktober 2019 verschuldigde provisie, (ii) aan de accountant alle informatie beschikbaar te stellen teneinde hem in staat te stellen te berekenen welke Provisie over november en december 2019 door [naam bedrijf 1] aan [naam eiseres] te voldoen is (hetgeen tevens de reden is dat de accountant CC op deze email staat), evenals de relevante cijfers over toekomstige perioden beschikbaar te stellen, en (iii) te bevestigen dat [naam bedrijf 1] de Provisie over oktober, november en december 2019 tijdig en volledig zal voldoen. Nadat aan voorstaande voorwaarden is voldaan, zijn mijn cliënten bereid te spreken over aanpassing van de overeengekomen Provisie voor het jaar 2020 en opvolgend (overigens zonder daartoe gehouden te zijn). Indien niet aan voorstaande wordt voldaan, zal ik namens mijn cliënten overgaan tot het treffen van (rechts)maatregelen, waaronder het leggen van beslag.”
2.36.
[naam gedaagde 2] heeft vervolgens, medio december 2019, namens [naam gedaagde 1] middels een aantal transacties in totaal € 325.000,00 in beheer gegeven aan de Stichting Beheer Derdengelden “ [naam 7] ”.
2.37.
Bij e-mail van 24 december 2019 hebben de studenten gereageerd op de brief van mr. Goemans, waarbij de standpunten, zoals vermeld in de onder 2.34 weergegeven e-mail van 17 december 2019, zijn herhaald. Daarbij is tevens opgemerkt:
“Concluderend: wij handelen (als aandeelhouders en bestuurders) in het belang van [naam gedaagde 1] en
komen zorgvuldig alle afspraken na, waarbij niet méér doen dan een “opschorting" van de
verplichtingen die bóven het in ieder geval verschuldigde gaan (de basis wordt betaald). Wij willen
graag verder overleggen met onze mede-aandeelhouders (beide) en mede-bestuurder en dat kan in
een formele setting (AVA, bestuursvergadering, mét of zónder advocaat) of in een gewone informele
bespreking. Indien [naam 1] echt (nu al) juridisch wil escaleren vernemen wij graag welke vorm van mediation hij kiest. Wij zullen het mediation verzoek dan op korte termijn indienen.”
2.38.
Op 10 januari 2020 heeft mr. Goemans hierop gereageerd, waarbij [gedaagden] , wederom worden gesommeerd tot, kort gezegd, het aan de accountant beschikbaar stellen van informatie en het betalen van de provisievergoeding. Tevens worden [naam gedaagde 2] en de studenten gewezen op de in de provisieovereenkomst opgenomen boetebepaling en de borgtocht. Ook is in deze e-mail, onder meer, vermeld:
“Indien aan bovenstaande sommatie niet tijdig wordt voldaan, begrijpt [naam eiseres] het aldus dat [naam gedaagde 1] hieraan niet kan voldoen en zal [naam eiseres] onverwijld overgaan tot het nemen van nadere rechtsmaatregelen jegens [naam gedaagde 2] én de individuele borgen en indien nodig bewarende maatregelen nemen (zoals beslagleggingen op bankrekeningen en woningen)
om haar vorderingen op [naam gedaagde 2] en de borgen zeker te stellen. Een overeengekomen keuze voor mediation of arbitrage, beperkt [naam eiseres] overigens niet in haar mogelijkheden haar verhaalsrechten veilig te stellen.”
2.39.
Op 21 januari 2020 hebben de studenten aan mr. Goemans per e-mail het volgende gezonden:
“Ons standpunt in deze is duidelijk: nogmaals: als aandeelhouders, bestuurders, ‘creatief brein’ én als de zes originele uitvinders van deze niche productie, zijn wij eind vorig jaar op een punt gekomen dat een heroverweging en een heroriëntatie nodig is.
De structuur waarin wij ons hebben laten vangen door [naam 1] - als 'angel investeerder’ - te accepteren is financieel onhoudbaar én creatief verstikkend. Wij hebben dat via een onderbouwde presentatie bespreekbaar willen maken, maar van de kant van [naam 1] is de enige reactie daarop is geweest dat u bent ingeschakeld, Uw bijdrage bestaat uit niets anders dan ‘dreigen’ en niet (willen) lezen wat de feitelijke situatie is.
Die feitelijke situatie is dat de cijfers over 2019 en de prognose voor 2020, antwoord zullen geven op de vraag of het verstandig is door te gaan met een volgende versie van de “ [naam videogamereeks] . Feit is dat wij zessen, als kern van dit concept, er zelf véél te weinig aan overhouden en dat [naam 1] onevenredig voordeel trekt uit zijn 'hoog risico’-investering.
In ieder geval is (nu al) duidelijk dat het, in het belang van [naam gedaagde 1] , (nu al) noodzakelijk is om de kosten te beperken en de bestaande verplichtingen (nu reeds) in lijn te brengen met de aanpassingen zoals wij die als zorgvuldig bestuurders voorstellen, en zoals die ook juridisch behoren te gelden.
Het is dus wachten op de jaarcijfers 2019 en de daarop te baseren prognose 2020. Dat is een normale activiteit van de BV en het is dan ook de BV die de kosten daarvan draagt. Daarnaast is het [naam 1] , als ondernemer, bekend dat dit soort samenstelling tijd kost dus er is geen enkele aanleiding om te sommeren dit “per ommegaande" mee te delen.
Zodra wij in de gelegenheid zijn zullen wij de cijfers, de prognose en de daarop gebaseerde (verdere) acties meedelen. Wij zijn op geen enkele wijze in gebreke jegens de BV, jegens onze mede-aandeelhouder en bestuurder dus uw dreiging met “nota bene persoonlijke aansprakelijkstellingen" leggen wij naast ons neer.
Wij (mogen) verwachten dat [naam 1] zich het gemeenschappelijke belang van [naam gedaagde 1] aantrekt en zich constructief opstelt. Indien dat er niet inzit is dat jammer en dan zullen we de informatie zenden zodra deze beschikbaar is en dan ofwel met elkaar overleggen, dan wel toch de mediation moeten inzetten. Ondertussen blijft de BV haar erkende verplichtingen nakomen.
Wij zien op dit moment geen toegevoegde waarde in een telefoongesprek met u.”
2.40.
Op 23 januari 2020 heeft mr. Goemans de studenten per e-mail, onder meer, als volgt bericht:
“Namens Cliënten stel ik voor dat de vennootschap in ieder geval het niet-betwiste bedrag over oktober 2019 ad EUR 20.884,77 uitbetaalt aan [naam eiseres] binnen 3 werkdagen na heden. Partijen wachten dan de jaarcijfers 2019 + prognose 2020 af, waarbij geldt dat de vennootschap zich in zal spannen om de cijfers op korte termijn aan te (laten) leveren (door de accountant).
Ik merk hierbij wel op dat met deze acceptatie van [naam eiseres] / [naam 1] van (in ieder geval) deze betaling, [naam eiseres] / [naam 1] daarmee (i) niet erkennen dat bovengenoemd bedrag juist is, (ii) geen afstand doen van enig recht meer te vorderen mocht dit uit de cijfers blijken, dan wel (iii) terzake geen rechten prijsgeeft. [naam eiseres] / [naam 1] behouden zich voorts alle rechten voor om nadere (rechts)maatregelen te treffen, teneinde verhaal voor de vorderingen zeker te stellen."
2.41.
[naam gedaagde 1] heeft aan [naam eiseres] verschillende bedragen betaald ter voldoening van de netto-provisievergoeding over de maanden oktober, november en december 2019, laatstelijk op 20 februari 2020 (bedoeld ter voldoening van de netto-provisie over december 2019). Daarbij heeft [naam gedaagde 1] de in haar visie tot oktober 2019 teveel aan [naam eiseres] betaalde bedragen verrekend met de factuur van oktober 2019.
2.42.
Op 18 maart 2020 hebben de studenten mr. Goemans een e-mail gezonden met de volgende inhoud:
“In navolging van onze mail van vorige week het navolgende. Ook wij nemen vanzelfsprekend de gevolgen van COVID-19 zeer serieus en zijn overgeschakeld naar (zoveel mogelijk) thuiswerken. Dit brengt beperkingen met zich mee, met name in de communicatie, de samenwerking en de creatieve en zakelijke processen. Hetzelfde geldt voor onze leveranciers, waaronder onze freelancers en accountant. Alles bij elkaar heeft de huidige situatie een beperking van onze slagvaardigheid tot gevolg die zich in ieder geval direct vertaald in het feit dat de AvA tot nader order zal worden uitgesteld. Wij kunnen niet tijdig beschikken over de onderliggende informatie van de accountant en wij kunnen onze projectie/ toekomstplannen nu slechts met vertraging afmaken. Daarnaast is een fysieke ontmoeting nu in ieder geval uitgesloten. In deze Force Majeure situatie zullen wij doorgaan met het nakomen van de huidige werkwijze en mitigeren wij de gevolgen waar mogelijk. Wij houden u op de hoogte.”
2.43.
Vervolgens, op 20 maart 2020, heeft [naam 1] zelf, namens [naam gedaagde 1] , de bruto-provisievergoedingen over de maanden oktober, november en december 2019, in totaal € 120.807,70 aan [naam eiseres] en [naam 5] overgemaakt.
2.44.
Bij e-mail van 23 maart 2020 heeft mr. Goemans het volgende aan de studenten bericht:

AvA
Hoewel [naam eiseres] / [naam 1] begrijpen dat partijen elkaar als gevolg van COVID-19 beter niet fysiek kunnen treffen, is er geen enkele reden om de AvA via een conference call, Facetime, Skype, Zoom of een van de vele andere digitale oplossingen die er worden geboden, voor onbepaalde tijd geen doorgang te laten vinden. Sterker nog, de noodzaak om elkaar te spreken, is groter dan ooit. De medebestuurder en overige aandeelhouders maken zich grote zorgen over het door [naam gedaagde 2] gevoerde bestuur van de vennootschap en daarmee de continuïteit van de onderneming. Dat [naam gedaagde 2] dit miskent, getuigt (wederom) van een slechte vervulling van haar bestuurstaak. Waarover hierna meer.
Nu [naam gedaagde 2] weigerachtig is een AvA uit te schrijven, zal [naam eiseres] dit zelf doen, ingevolge artikel 16.3 en 16.4 van de statuten van de vennootschap. [naam eiseres] komt spoedig bij u terug met een datum. Ik kan mij -gezien het navolgende- voorstellen dat een ontslag van [naam gedaagde 2] een nieuw agendapunt zal zijn.
Van [naam 1] begreep ik overigens dat de overige aandeelhouders over deze afzegging ook zeer ontstemd waren; zij zullen zich ongetwijfeld weer zelf bij u melden.
Onbehoorlijk bestuur
Zoals vanaf mijn eerste e-mails aan u is aangegeven, zijn [naam eiseres] en [naam gedaagde 2] gezamenlijk bevoegd de vennootschap te besturen en te vertegenwoordigen. [naam gedaagde 2] maakt het [naam eiseres] al geruime tijd ónmogelijk om haar bestuurstaak behoorlijk te vervullen. Onder meer door [naam 1] (of de advocaat van [naam eiseres] / [naam 1] ) categorisch niet te woord te willen staan en geen of onjuiste informatie met haar te delen. Ook als aandeelhouder krijgt [naam eiseres] niet de informatie waar zij recht op heeft. Daar komt bij dat de vennootschap reeds enige maanden de provisieovereenkomsten met [naam eiseres] en [naam 5] en de managementovereenkomst met [naam eiseres] niet behoorlijk nakomt. Meerdere verzoeken van [naam eiseres] en mij om met elkaar in gesprek te treden over nieuwe afspraken, zijn afgehouden. Zoals uit de emailcorrespondentie blijkt, was [naam eiseres] hiertoe in ieder geval steeds bereid. Het spel van verstoppertje spelen, is nu voorbij.
Daar waar [naam eiseres] / [naam 1] eerder nog dacht dat dit te wijten was aan een gebrek aan ervaring, (juridische) kennis over het behoorlijk vervullen van de bestuurstaak, is [naam eiseres] inmiddels een andere mening toegedaan. Omdat [naam 1] het niet meer vertrouwde, heeft hij contact opgenomen met Rabobank. Hiertoe is [naam eiseres] als bestuurder van [naam gedaagde 1] vanzelfsprekend gerechtigd. Wat hij ontdekte, is ronduit schokkend te noemen. Er blijken meerdere grote bedragen te zijn weggesluisd van de vennootschap naar een bankrekening van een 'juridisch adviesbureau' [naam bedrijf 3] Op 18 december 2019 zijn er 3 betalingen van elk EUR 50.000 verricht aan [naam bedrijf 3] Op 20 december 2019 zijn er wederom 3 betalingen van elk EUR 50.000 én een
betaling van EUR 25.000 verricht aan [naam bedrijf 3], Oftewel een bedrag van EUR 325.000 is verduisterd. De timing is op zijn zachtst gezegd opvallend te noemen; 2 dagen na mijn email hebben deze betalingen plaatsgevonden.
Wat schetst de verbazing? Dit betreft een onderneming gelieerd aan een familielid van [naam gedaagde 7] , een van de bestuurders van [naam gedaagde 2] . Dat [naam bedrijf 3] , als juridisch adviesbureau, hier aan mee heeft gewerkt en hier haar bankrekening voor heeft laten gebruiken, heeft ook voor [naam bedrijf 3] consequenties; een schriftelijke aansprakelijkstelling is onderweg.
Niet is gebleken dat voor deze betalingen een juridische grondslag bestaat. De onverschuldigde betalingen lijken daarmee te zijn gedaan enkel met als doel verhaal voor [naam eiseres] en [naam 5] onmogelijk te maken. Daar komt bij dat de vennootschap en haar bestuurder IMG Holding hiertoe helemaal niet bevoegd waren. Ingevolge de aandeelhoudersovereenkomst en de statuten van de vennootschap is [naam gedaagde 2] niet gerechtigd deze betalingen alleen te verrichten dan wel te verrichten zonder instemming van de AVA. Immers, op grond van artikel (10) van de
aandeelhoudersovereenkomst dient een betaling van EUR 500 door 2 bestuurders te worden verricht. De statuten (artikel 5.4 onder (p)) schrijven voor dat iedere betaling boven een bedrag van EUR 5.000 de goedkeuring behoeft van de AvA. Hierdoor is er niet alleen sprake van wanprestatie van [naam gedaagde 2] , maar levert dit handelen in strijd met de statuten en overeenkomst en verduisteren van gelden ook bestuurdersaansprakelijkheid op. Jegens de vennootschap zelf, maar ook haar (indirect) aandeelhouders en medebestuurder. [naam gedaagde 2] als bestuurder (en ieder van haar bestuurders) valt hiervan een persoonlijk ernstig verwijt te maken.
Sommatie en aansprakelijkstelling
Ik sommeer [naam gedaagde 2] hierbij dan ook om deze bedragen per ommegaande terug te storten naar de bankrekening van de vennootschap.
Namens [naam eiseres] en [naam 1] stel ik [naam gedaagde 2] , en Iedere bestuurder van [naam gedaagde 2] in privé, hierbij formeel aansprakelijk voor deze verduistering van (in ieder geval) EUR 325.000 en alle door [naam eiseres] en [naam 1] geleden en nog te lijden schade.
Betaling facturen [naam eiseres] en [naam 5]
Omdat met het bovenstaande vast is komen te staan dat [naam gedaagde 1] niet meer behoorlijk wordt bestuurd (er worden immers ten onrechte gelden onttrokken aan de vennootschap) en [naam gedaagde 2] op ramkoers ligt, heeft [naam eiseres] zich genoodzaakt gezien als bestuurder in te grijpen en zelf zorg te dragen voor het uitschrijven van een nieuwe AvA én de nakoming van de contractuele verplichtingen van de vennootschap. [naam eiseres] heeft de tot op heden door de vennootschap niet behoorlijk nagekomen betalingen aan [naam eiseres] en [naam 5] alsnog verricht. De aangehechte facturen (*) zijn conform de onderliggende overeenkomsten voldaan. Geen cent meer.
Zolang er sprake is van een impasse, zal [naam eiseres] de eerder door de vennootschap betaalde 'niet-betwiste' deelbetalingen (…) onder zich houden totdat duidelijkheid bestaat over de betaling van de provisies over de komende maanden. Deze zullen verrekend kunnen worden met de bedragen die verschuldigd zullen worden in de toekomst, indien partijen er niet alsnog samen uitkomen.
Het vertrouwen van [naam eiseres] / [naam 1] (en waarschijnlijk ook van de overige aandeelhouders) heeft een grote deuk opgelopen en het is aan [naam gedaagde 2] om dit te herstellen om het voortbestaan van de onderneming veilig te stellen.
Ik nodig u tenslotte uit om de advocaat die de vennootschap (blijkens de transactie van EUR 1.085,37 in de bankrekeningen) heeft geadviseerd, te verzoeken contact met mij op te nemen om te praten over een oplossing, in of buiten rechte.”
2.45.
Bij e-mail van 1 april 2020 heeft [naam 2] namens [gedaagden] het volgende aan mr. Goemans bericht:
“(…)
Goemans gaf aan dat voortzetting van de relatie onmogelijk/ onwenselijk is, dus dat geldt als basis van het overleg.
(…)
De ‘sommaties' in uw voornoemde e-mail betreffen eigenlijk alle op financiële handelingen. Daarover het volgende: zelfs in uw eigen stellingen heeft [naam 1] c.s. zichzelf nu ruim méér geld toegeëigend dan waarop recht kan worden geclaimd, dus verdere betalingen zijn op korte termijn niet aan de orde. De bewaring van de cash-flow op derdenrekening was terecht (gezien de beslag
dreiging) en is die nu nog méér (gezien de voortdurende beslag dreiging én de manipulatie van de Rabo door [naam eiseres] / [naam 1] ) dus kan het bestuur niet anders dan de bewaring thans te laten voortduren (in ieder geval totdat die dreiging uwerzijds is weggenomen).
Om het dossier inhoudelijk voortgang te geven verzoek ik u uiterlijk morgen met een reactie te komen.
(…)
Vast is komen te staan:
[naam 1] heeft daags voor vrijdag 20 maart jl. een bankpas bemachtigd van de [naam gedaagde 1] rekening zonder medeweten van de medebestuurders. Het niet op de hoogte stellen van de medebestuurders van deze aanvraag en het bestaan van deze pas, maakt zijn intenties van dat moment zeer verdacht.
Er is geld onttrokken uit de rekening van [naam gedaagde 2] op 20 maart jl., terwijl [naam eiseres] / [naam 1] / [naam 5] daar op geen enkele wijze recht toe hebben / aanspraak op kunnen maken. Hiertoe is aan de balie bij de Rabobank opdracht gegeven door [naam 1] . Dit is strafrechtelijk vervolgbaar.
Daarnaast heeft [naam 1] zelf de structuur van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] opgezet en was zich 100% bewust geen eigendom te hebben over de Holding.
[naam eiseres] / [naam 1] / [naam 5] hebben de kas van [naam gedaagde 1] onrechtmatig leeggemaakt (letterlijk tot € 0,-) met zogenaamde facturen die getoond werden aan een medewerker van de Rabobank, maar die nooit zijn aangeleverd aan [naam gedaagde 1] . Er is immers GEEN lopende vordering, factuur of aanmaning van deze partijen aan [naam gedaagde 1] bekend bij [naam gedaagde 1] .
Daarnaast was er een overeenkomst gemaakt met de vertegenwoordiger van [naam eiseres] Mr. Goemans omtrent de betaling van onbetwiste provisie, in afwachting van een verder gesprek. Hiervoor zijn ook facturen opgemaakt die deze overeenstemming bevestigen.
[naam eiseres] / [naam 1] / [naam 5] hebben NOGMAALS provisie aan zichzelf uitgekeerd waarvan het grootste gedeelte REEDS ontvangen was, nogmaals zonder enig overleg van kosten / facturen. Aangezien het hier niet om een derdenrekening gaat en het bedrijf met € 0,- op de rekening juist in gevaar is gebracht, is hier GEEN sprake van goed bestuur of handelen in het belang van [naam gedaagde 1] .
[naam eiseres] / [naam 1] / [naam 5] hebben geen volmacht gehad van één of meer van de andere feitelijke bestuursleden om deze transactie uit te voeren. Daarmee is dus niet alleen strafrechtelijk, maar ook tegen de onderling gemaakte afspraken in de aandeelhoudersovereenkomst gehandeld.
(…)
In samenspraak met en op advies van de Rabobank hebben wij aangifte gedaan bij de Politie Rotterdam Rijnmond inzake de vastgestelde diefstal en verduistering tegen:
- [naam eiseres]
- [naam 1]
- [naam 5]
(…)
Zoals aangegeven dient een bestuurder van onbesproken gedrag blijk te geven en daarom zien wij, als bestuurders van [naam gedaagde 1] , hangende het onderzoek richting verdachte [naam 1] , ons genoodzaakt om, totdat er uitspraak is in de zaak, [naam 1] als bestuurder van [naam gedaagde 1] per direct te schorsen. Bestuurders die zijn geschorst ontvangen geen management fee, omdat zij vanuit hun positie niet in staat zijn/het niet gewenst is om bij te dragen aan de organisatie.
[naam eiseres] / [naam 1] / [naam 5] wordt expliciet gevraagd om alle verduisterde gelden PER DIRECT te restitueren op de rekening van [naam gedaagde 1] , waarna pas enige vorm van onderhandeling / gesprek mogelijk is. Ons dringende verzoek is tot inkeer te komen, voordat het echt voor deze partijen té laat is [naam gedaagde 1] is in het verleden in de media meerdere malen gelieerd aan [naam 1] en gezien de recente ontwikkelingen baart ons dat zorgen. Bestuurders willen graag voorkomen dat [naam gedaagde 1] in verband wordt gebracht met het plegen van strafbare feiten met mogelijk een veroordeling als gevolg. [naam gedaagde 1] zal daarom proactief transparant zijn naar buiten toe
omtrent hetgeen is voorgevallen en zal tevens publiekelijk bekendmaken dat hangende het onderzoek [naam 1] geschorst is als bestuurder totdat er een uitspraak ligt.”
2.46.
[naam eiseres] heeft op 8 april 2020 conservatoir beslag gelegd ten laste van [gedaagden]
2.47.
Op 18 juni 2020 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders plaatsgevonden. De algemene vergadering heeft het vaststellen van de jaarstukken
2019 uitgesteld en geen decharge verleend aan het bestuur van [naam gedaagde 1] voor het jaar 2019.
2.48.
[naam gedaagde 1] heeft de netto-provisievergoeding voor de maanden januari 2020 en verder verrekend met wat [naam eiseres] onder zich heeft gehouden. Vanaf de verkopen in de maand juni 2020 heeft [naam gedaagde 1] de netto-provisie weer aan [naam eiseres] betaald.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
[naam eiseres] vordert in de hoofdzaak – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van [naam gedaagde 1]:
1. voor recht verklaart dat [naam gedaagde 1] primair toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de provisieovereenkomst, managementovereenkomst en aandeelhoudersovereenkomst, dan wel subsidiair onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam eiseres] , en daardoor gehouden is de door [naam eiseres] geleden schade te vergoeden; en
2. zowel op de primaire als de subsidiaire grondslag, [naam gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van:
  • de provisie over de Xbox verkopen over september, oktober, november en december 2019 voor een bedrag van € 15.511,57 (inclusief btw);
  • de provisie over de Xbox verkopen over januari 2020 ad € 1,633,55 (inclusief btw);
  • de provisie over de Xbox verkopen over februari, maart, april 2020 en de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de provisie over de Steam verkopen over januari 2020 ad € 16.953,47 (inclusief btw);
  • de provisie over de Steam verkopen voor februari 2020 ad € 23.579,69;
  • de provisie over de Steam verkopen over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de managementfees over januari, februari en maart 2020 ad in totaal € 3.630,00 (inclusief btw);
  • de managementfees over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de door [naam gedaagde 1] verbeurde boetes over de te late aanlevering van het provisieoverzicht en te late betaling van de provisie over de maand februari 2020 ad € 50.000,00, te vermeerderen met € 2.500,00 per dag, vanaf 1 april 2020, alsmede over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de overigens door [naam eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat;
Ten aanzien van [naam gedaagde 2]:
3. te verklaren voor recht dat [naam gedaagde 2] primair toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de provisieovereenkomst en aandeelhoudersovereenkomst, dan wel subsidiair onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam eiseres] , en daardoor gehouden is de door [naam eiseres] geleden schade te vergoeden;
4. op grond van de primaire grondslag, [naam gedaagde 2] te veroordelen hoofdelijk, voor zover [naam gedaagde 1] betaalt, [naam gedaagde 2] zal zijn gekweten, tot betaling van:
  • de provisie over de Xbox verkopen over september, oktober, november en december 2019 voor een bedrag van € 15.511,57 (inclusief btw);
  • de provisie over de Xbox verkopen over januari 2020 ad € 1,633,55 (inclusief btw);
  • de provisie over de Xbox verkopen over februari, maart, april 2020 en de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de provisie over de Steam verkopen over januari 2020 ad € 16.953,47 (inclusief btw);
  • de provisie over de Steam verkopen voor februari 2020 ad € 23.579,69;
  • de provisie over de Steam verkopen over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de betaling van de door [naam gedaagde 1] verbeurde boetes over de te late aanlevering van het provisieoverzicht en te late betaling van de provisie over de maand februari 2020 ad € 50.000,00 te vermeerderen met € 2.500,00 per dag vanaf 1 april 2020, alsmede over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de overigens door [naam eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat;
5. op grond van de subsidiaire grondslag, [naam gedaagde 2] te veroordelen tot vergoeding van de door [naam eiseres] geleden schade, waaronder in ieder geval:
  • de provisie over de Xbox verkopen over september, oktober, november en december 2019 voor een bedrag van € 15.511,57 (inclusief btw);
  • de provisie over de Xbox verkopen over januari 2020 ad € 1,633,55 (inclusief btw);
  • de provisie over de Xbox verkopen over februari, maart, april 2020 en de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de provisie over de Steam verkopen over januari 2020 ad € 16.953,47 (inclusief btw);
  • de provisie over de Steam verkopen voor februari 2020 ad € 23.579,69;
  • de provisie over de Steam verkopen over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de managementfees over januari, februari en maart 2020 ad in totaal € 3.630,00 (inclusief btw);
  • de managementfees over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de betaling van de door [naam gedaagde 1] verbeurde boetes over de te late aanlevering van het provisieoverzicht en te late betaling van de provisie over de maand februari 2020 ad € 50.000,00 te vermeerderen met € 2.500,00 per dag vanaf 1 april 2020, alsmede over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de overigens door [naam eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat;
Ten aanzien van de studenten:
6. te verklaren voor recht dat de studenten primair toerekenbaar tekort zijn geschoten in nakoming van de provisieovereenkomst en aandeelhoudersovereenkomst, dan wel subsidiair onrechtmatig hebben gehandeld jegens [naam eiseres] en daardoor gehouden zijn de door [naam eiseres] geleden schade te vergoeden;
7. op grond van de primaire grondslag, de studenten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:
  • hetgeen [naam gedaagde 1] niet voldoet uit hoofde van de provisieovereenkomst en al hetgeen [naam eiseres] overigens van [naam gedaagde 1] te vorderen heeft of zal verkrijgen conform het vorengaande, voor een maximumbedrag van € 50.000,00 per persoon voor het jaar 2019 en een maximumbedrag van € 50.000,00 per persoon voor het jaar 2020;
  • de door [naam eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat;
8. op grond van de subsidiaire grondslag, de studenten te veroordelen tot vergoeding van de door [naam eiseres] geleden schade, waaronder in ieder geval:
  • de provisie over de Xbox verkopen over september, oktober, november en december 2019 voor een bedrag van € 15.511,57 (inclusief btw);
  • de provisie over de Xbox verkopen over januari 2020 ad € 1,633,55 (inclusief btw);
  • de provisie over de Xbox verkopen over februari, maart, april 2020 en de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de provisie over de Steam verkopen over januari 2020 ad € 16.953,47 (inclusief btw);
  • de provisie over de Steam verkopen voor februari 2020 ad € 23.579,69;
  • de provisie over de Steam verkopen over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de managementfees over januari, februari en maart 2020 ad in totaal € 3.630,00 (inclusief btw);
  • de managementfees over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de betaling van de door [naam gedaagde 1] verbeurde boetes over de te late aanlevering van het provisieoverzicht en te late betaling van de provisie over de maand februari 2020 ad € 50.000,00 te vermeerderen met € 2.500,00 per dag vanaf 1 april 2020, alsmede over de maanden die verstrijken gedurende deze procedure;
  • de overigens door [naam eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat;
Ten aanzien van [gedaagden]
al het voorgaande binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, aan [naam eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen, te vermeerderen met wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 1 april 2020 tot de dag van volledige betaling.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam eiseres] , althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [naam eiseres] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
in reconventie
3.3.
In reconventie vorderen [eisers] – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van de provisieovereenkomst primair:
I. de provisieovereenkomst partieel vernietigt c.q. wijzigt, zodat:
1. [naam eiser 1] enkel provisie is verschuldigd over het eerste betaalde spel;
2. De boeteclausule (artikel 1.8) wordt verwijderd, althans gematigd;
3. De artikelen 2.2, 2.3, 3.3 en 3.4 worden verwijderd;
II. verklaart voor recht dat [naam eiser 1] alleen de netto-provisie over het eerste betaalde spel verschuldigd is aan [naam verweerster] ;
III. [naam verweerster] veroordeelt tot (terug)betaling van € 164.076,28 ter zake van de tot en met 4 november 2020 door [naam verweerster] ontvangen bruto-, c.q. netto-provisie die geen betrekking heeft op het eerste betalende spel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectieve ontvangstdata van de te veel ontvangen provisie tot en met de dag van volledige betaling en vermeerderd met het bedrag dat [naam verweerster] ter zake heeft / zal ontvangen in de periode tot en met de dag van dit vonnis;
IV. de provisieovereenkomst tussen partijen te beëindigen per de datum van dit vonnis, althans te verklaren voor recht dat [naam eiser 1] gerechtigd is de provisieovereenkomst op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden;
Ten aanzien van de provisieovereenkomst subsidiair:
V. de provisieovereenkomst partieel vernietigt c.q. wijzigt, zodat:
1. De boeteclausule (artikel 1.8) wordt verwijderd, althans gematigd;
2. De artikelen 2.2, 2.3, 3.3 en 3.4 worden verwijderd;
VI. verklaart voor recht dat [naam eiser 1] alleen de netto-provisie verschuldigd is aan [naam verweerster] ;
VII. [naam verweerster] veroordeelt tot (terug)betaling van € 23.479,18 ter zake van het verschil tussen bruto- en de netto-provisie zoals die tot en met 4 november 2020 door [naam verweerster] is ontvangen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectieve ontvangstdata van de te veel ontvangen provisie tot en met de dag van volledige betaling.
Ten aanzien van het aandelenbelang voor zover nodig
VIII. [naam verweerster] veroordeelt om, met inachtneming van de aanbiedingsregeling, het onbezwaarde recht op de aandelen over te dragen aan [naam eiser 2] , althans aan [naam eiser 2] en [naam bedrijf 2] indien [ [naam bedrijf 2] ] reflecteert, zulks binnen twee weken na betekening van dit vonnis waarbij de prijs van de aandelen is bepaald;
IX. één of meer deskundige(n) benoemt die over de prijs van de aandelen schriftelijk bericht uitbrengen aan de rechtbank;
X. en, nadat de deskundige(n) bericht heeft / hebben uitgebracht, de prijs van de aandelen vast te stellen.
met veroordeling van [naam verweerster] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, de kosten van de deskundige(n) en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.4.
[naam verweerster] voert verweer en concludeert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ten aanzien van de vordering als bedoeld in artikel 6:336 BW zich primair onbevoegd verklaart en subsidiair de vorderingen van [eisers] afwijst en ten aanzien van alle overige vorderingen [eisers] niet ontvankelijk verklaart, althans de vorderingen afwijst, met veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding in reconventie, en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling.

4..De beoordeling

In conventie

Ten aanzien van de provisieovereenkomst
4.1.
[naam eiseres] legt aan haar vorderingen met betrekking tot de provisieovereenkomst primair ten grondslag dat [gedaagden] toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de provisieovereenkomst. [naam eiseres] verwijst ter onderbouwing daarvan naar de door haar in de dagvaarding geschetste feiten.
4.2.
Subsidiair legt [naam eiseres] aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [naam eiseres] . Hiertoe stelt zij het volgende.
4.2.1.
[naam gedaagde 1] heeft onrechtmatig jegens [naam eiseres] gehandeld door i) het al dan niet opzettelijk wanpresteren onder de overeenkomsten/het niet betalen van de openstaande facturen van [naam eiseres] en (ii) het verrichten van de onverschuldigde betalingen aan [naam bedrijf 3], waardoor [naam gedaagde 1] niet meer in staat is aan haar verplichtingen jegens [naam eiseres] en [naam 5] (en haar andere schuldeisers) te voldoen en geen verhaal meer biedt voor de vorderingen van [naam eiseres] . Deze achtergehouden betalingen én verduistering, met gevolg de benadeling van [naam eiseres] en overige schuldeisers van [naam gedaagde 1] , kwalificeert als een handelen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht dan wel in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en kwalificeert als een onrechtmatige daad van [naam gedaagde 1] .
4.2.2.
Ten aanzien van het vermeende onrechtmatig handelen van [naam gedaagde 2] en (op grond van artikel 2:11 BW) de studenten stelt [naam eiseres] dat [naam gedaagde 2] en de studenten als bestuurder van [naam gedaagde 1] (i) bewust de wanprestatie van [naam gedaagde 1] hebben gepleegd door de betalingen aan [naam eiseres] niet te verrichten dan wel (ii) hebben bewerkstelligd of toegelaten dat [naam gedaagde 1] contractuele verplichtingen niet nakomt en bovendien gelden heeft onttrokken aan [naam gedaagde 1] , met als doel [naam eiseres] te benadelen, om hun eigen belang te dienen. Daarnaast geldt dat [naam gedaagde 2] en de studenten bij het verrichten van de onverschuldigde betalingen wisten of behoorden te begrijpen dat [naam eiseres] als gevolg van hun handelen schade zou lijden. Hiervan kan hen een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.4.
De uitleg die [naam eiseres] aan artikel 1 lid 1 van de provisieovereenkomst geeft, zoals vermeld in de onder 2.27 weergegeven e-mail, komt neer op een bruto-provisie. Deze uitleg is naar het oordeel van de rechtbank niet logisch. Het lag in de rede om aan te nemen dat [naam gedaagde 1] aanspraak kon maken op een royalty vergoeding van 70% van bijvoorbeeld hetgeen Valve (Steam; is naast Xbox een verkoopkanaal) van haar klanten ontving en dat [naam eiseres] aanspraak kon maken op 10% daarvan. Dit is ook in lijn met wat [naam eiseres] zelf in nr. 47, 48 en 49 van de dagvaarding schrijft, kort gezegd dat [naam gedaagde 1] 70% ontvangt van de “Net Game Fee”. Op grond van de Haviltex-maatstaf had [naam eiseres] dan ook rekening moeten houden met een andere interpretatie van [gedaagden] ten aanzien van artikel 1 lid 1 van de provisieovereenkomst.
4.5.
Hoewel de studenten bij e-mail van 11 april 2018, zoals weergegeven onder 2.28, akkoord zijn gegaan met de ‘bruto-uitleg’ en zij tot oktober 2019 altijd de bruto-provisie hebben betaald, komt daar in deze zaak geen doorslaggevend gewicht aan toe, gelet op het intimiderende gedrag van [naam 1] . De rechtbank neemt daarbij het volgende in acht.
4.5.1.
De studenten hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat zij zich onder druk gezet voelden om akkoord te gaan met de bruto-uitleg. Gedaagde 4 respectievelijk gedaagde 5 respectievelijk gedaagde 6 hebben daartoe verklaard:
“(…) Als we aangaven dat we het ergens niet mee eens waren, kregen we hele felle reacties van [naam 1] . Als we zakelijk iets wilden aankaarten, reageerde hij met agressie. Wij voelden ons altijd geïntimideerd en hadden er moeite mee daarmee om te gaan.”
en
“ In eerste instantie gingen wij niet akkoord met de provisieberekening van [naam 1] . De discussie die wij daarover hadden met hem heeft bij ons veel spanning veroorzaakt. Uiteindelijk hebben we onder druk toegegeven, omdat we verder moesten en anders geen betalingen konden verrichten. [naam 1] zei dat wij niks mochten betalen, zolang er geen duidelijkheid was over de berekening van de provisievergoeding.”
en
“Wij hebben heel lang hard gewerkt en al die tijd konden wij onszelf niet uitbetalen. Iedereen zat er ten tijde van de discussie met [naam 1] persoonlijk doorheen. Wij stonden voor het blok, omdat alle betalingen waren geblokkeerd, zolang de discussie met [naam 1] speelde. Dat was de reden dat we hem zijn zin maar hebben geven, niet omdat we het eens waren met zijn uitleg. Wij stonden daar allemaal hetzelfde in.”
4.5.2.
Dat [naam 1] de studenten daadwerkelijk onder druk heeft gezet om akkoord te gaan met de door hem aangehangen bruto-uitleg, wordt bevestigd door de onder 2.26 weergegeven e-mail van 6 april 2018 van [naam 1] waarin onder meer staat:
“Tot die tijd staan de inkomsten van [naam gedaagde 1] bevroren en dit lijkt me niet verstandig.
Ik had graag gezien dat jullie jezelf konden betalen op de correcte manier, mezelf te kunnen uitkeren,
rekeningen te kunnen betalen en te plannen voor alle leuke dingen in de toekomst.”
4.5.3.
Uiteindelijk zijn de studenten de door [naam eiseres] aangehangen uitleg alsnog ter discussie gaan stellen. Dat heeft tot een geschil geleid waarbij door [naam eiseres] jegens [gedaagden] (deels hoofdelijk) aanspraak wordt gemaakt op vermeende achterstallige provisie en boetes. Daartoe wordt ook een beroep gedaan op de borgstellingen. De studenten hebben zich steeds bereid verklaard de provisie volgens hun interpretatie op factuur van [naam eiseres] te betalen.
4.6.
Niet enkel ten aanzien van de bruto-uitleg hebben de studenten zich laten intimideren en overdonderen door [naam 1] , maar ook ten aanzien van het ondertekenen van de in opdracht van [naam eiseres] opgestelde provisieovereenkomst. Hiertoe neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
4.6.1.
De wijze van communiceren van [naam 1] , zoals weergegeven onder 2.12 – met betrekking tot de volmacht die de studenten op verzoek van [naam 1] hebben getekend voor de oprichting van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] voorafgaand aan het tekenen van de provisieovereenkomst – te weten “UITPRINTEN EN ONDERTEKENEN” komt de rechtbank intimiderend voor.
4.6.2.
Met zijn onder 2.9 weergegeven e-mail van 26 mei 2017 heeft [naam 1] de druk bij de studenten tot het sluiten van de provisieovereenkomst opgevoerd, door hen te verzoeken binnen tweeënhalf uur een terugkoppeling te geven op het concept van de provisieovereenkomst. Dat de studenten eerst op 31 mei 2017 akkoord zijn gegaan met het concept, maakt niet dat [naam 1] met die e-mail geen druk op hen heeft uitgeoefend. Daarbij komt dat [naam eiseres] in de provisieovereenkomst – voor [gedaagden] – zeer nadelige bepalingen, zoals weergegeven onder 2.20, heeft laten opnemen. Ook heeft [naam eiseres] , zoals door [gedaagden] gesteld en door [naam eiseres] niet (voldoende) betwist, nieuwe bepalingen aan de definitieve provisieovereenkomst toegevoegd nadat de studenten op 31 mei 2017 akkoord waren gegaan met het concept van 26 mei 2017, waaronder de bepaling dat [naam gedaagde 1] de overeenkomst niet mag beëindigen, ontbinden en/of opzeggen, zonder dat specifiek te noemen op het moment dat de overeenkomst werd getekend.
4.7.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de op zakelijk gebied veel meer ervaren [naam 1] de studenten vanaf het moment dat hij de in zijn opdracht opgestelde en door de studenten te ondertekenen overeenkomsten aan de studenten heeft voorgelegd, heeft overdonderd en geïntimideerd, zodanig dat de studenten ertoe zijn gebracht een wurgcontract te ondertekenen en uiteindelijk hebben gezegd dat ze ook uitgaan van de bruto-uitleg. Dat brengt, zoals reeds vermeld onder 4.5, in de gegeven omstandigheden niet mee dat die uitleg ook in rechte moet worden gevolgd. Rechtsverhoudingen worden mede beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
4.8.
De op de tekst van de provisieovereenkomst gebaseerde vorderingen van [naam eiseres] , de vorderingen tot (al dan niet uit hoofde van de borgstellingen; artikelen 3.3 en 3.4) betaling van de bruto-provisie (artikel 1.1) en de boete (artikel 1.8), zijn in het licht van alle omstandigheden van het geval dermate onbillijk en onredelijk dat zich de situatie van artikel 6:248 lid 2 BW voordoet: Een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.9.
Van belang in dit verband is de manier waarop de studenten onder druk gezet zijn en zich ook daadwerkelijk onder druk gezet voelden, zoals hiervoor uiteengezet. Er is geen rechtvaardiging voor het feit dat de overeenkomst zeer eenzijdig is. Nadat bij de studenten meer en meer het besef begon te groeien dat zij zich hadden laten overdonderden en intimideren, was [naam 1] nog steeds in staat om hen eronder te houden door te dreigen met juridische actie op basis van onder meer contractueel vastgelegde enorme boetes gekoppeld aan onder meer persoonlijke borgstellingen van per student € 50.000,00 per jaar voor een periode van vijf jaar. Waar [naam 1] zich voordeed als mentor van de studenten was hij in werkelijkheid eenzijdig bezig met het dienen van zijn eigen belang. Op deze manier de studenten onder druk zetten, is onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
4.10.
Daarbij geldt dat [naam 1] in het begin weliswaar een bepaalde bijdrage heeft geleverd, maar van aanvang af de studenten ook onjuist heeft geïnformeerd. Dat laatste blijkt onder meer uit de onder 2.10 weergegeven correspondentie, waarin [naam 1] de studenten voorhoudt dat artikel 3 van de provisieovereenkomst alleen gebruikt kan worden in de situatie dat (één van) de studenten zou besluiten om het spel te exploiteren vanuit een andere onderneming. Ook blijkt dit uit de door [naam 1] gezonden e-mail van 6 april 2018, waarin hij de studenten doet laten geloven dat er geen betalingen konden worden verricht, zolang de discussie over de bruto/netto-uitleg speelde (zie ook onder 4.5.1 en 4.5.2).
4.11.
Als gevolg van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat [gedaagden] toerekenbaar zijn tekort geschoten in de nakoming van de provisieovereenkomst, namelijk niet zijn tekortgeschoten in hetgeen de wederpartij in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van hen mocht verwachten.
4.12.
Ten aanzien van het door [naam eiseres] gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagden] overweegt de rechtbank als volgt.
4.12.1.
Zoals hiervoor is geoordeeld, is [naam gedaagde 1] niet tekortgeschoten in de nakoming van de provisieovereenkomst. Er is dus geen sprake van, zoals [naam eiseres] stelt “het al dan niet opzettelijk wanpresteren onder de overeenkomsten / het niet betalen van de openstaande facturen van [naam eiseres] ”, zoals door [naam eiseres] ten aanzien van [naam gedaagde 1] gesteld.
4.12.2.
Uit het oordeel dat [naam gedaagde 1] niet toerekenbaar is tekortschoten in de nakoming van de provisieovereenkomst vloeit ook voort dat [naam gedaagde 2] en de studenten niet “bewust de wanprestatie van [naam gedaagde 1] hebben gepleegd door de betalingen aan [naam eiseres] niet te verrichten dan wel hebben bewerkstelligd of toegelaten dat [naam gedaagde 1] contractuele verplichtingen niet nakomt“.
4.12.3.
In zoverre is dus geen sprake van onrechtmatig handelen van [gedaagden] jegens [naam eiseres] .
4.12.4.
Evenmin is sprake van door [naam gedaagde 1] verrichtte onverschuldigde betalingen, nu, zoals door [gedaagden] gesteld en door [naam eiseres] niet (voldoende) betwist, aan de betalingen een overeenkomst met Stichting Beheer Derdengelden “ [naam 7] ” ten grondslag ligt.
4.12.5.
Het is aan [naam eiseres] om voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat [gedaagden] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door het achtergehouden van betalingen en door verduistering, met als doel (van [naam gedaagde 2] en de studenten) en als gevolg de benadeling van [naam eiseres] en overige schuldeisers van [naam gedaagde 1] , ten gunste van [naam gedaagde 2] en de studenten. De rechtbank is van oordeel dat [naam eiseres] haar stellingen dat door het in beheer geven van de gelden [naam gedaagde 1] niet meer in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen en geen verhaal meer biedt voor de vorderingen van [naam eiseres] , dat het aandelenbelang van [naam eiseres] in [naam gedaagde 1] minder waard is geworden en dat [naam gedaagde 2] en de studenten een persoonlijk ernstig verwijt kunnen worden gemaakt, niet (voldoende) heeft onderbouwd. Het had, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van deze stellingen door [gedaagden] , op de weg van [naam eiseres] gelegen om deze stellingen nader te onderbouwen, wat zij niet heeft gedaan. Hieruit volgt dat ook in zoverre niet kan worden geoordeeld dat sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagden]
4.12.6.
Het onder 4.12 overwogene brengt mee dat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagden] jegens [naam eiseres] .
4.13.
Gelet op het voorgaande, worden de vorderingen met betrekking tot de provisieovereenkomst, zoals weergegeven in 3.1 onder 1 tot en met 8, afgewezen.
Ten aanzien van de managementovereenkomst
4.14.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is door [naam eiseres] erkend dat de managementvergoeding tot de datum van de zitting door [naam gedaagde 1] is betaald, zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt. Nu de managementvergoeding tot maart 2021 gewoon door [naam gedaagde 1] aan [naam eiseres] is betaald, is er geen reden om aan te nemen dat dit meer niet het geval is geweest voor de managementvergoeding verschuldigd na maart 2021. Als gevolg hiervan kan niet worden geoordeeld dat [naam gedaagde 1] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de managementovereenkomst. Evenmin is, zoals geoordeeld onder 4.12, sprake van onrechtmatig handelen van [gedaagden] jegens [naam eiseres] , nog afgezien van het feit dat, nu de betalingen op grond van de managementovereenkomst zijn verricht, de rechtbank niet inziet hoe ten aanzien van de vorderingen op grond van de managementovereenkomst sprake kan zijn van door [naam eiseres] geleden schade. Dat is door [naam eiseres] ook niet onderbouwd. De vorderingen ten aanzien van de managementovereenkomst, zoals weergegeven in 3.1 onder 1 en 2, 5 en 8, worden derhalve afgewezen.
Ten aanzien van de aandeelhoudersovereenkomst
4.15.
Zoals geoordeeld in het vonnis in incident van 30 september 2020 van deze rechtbank, is de rechtbank niet bevoegd om van de vorderingen ten aanzien van de aandeelhoudersovereenkomst kennis te nemen, zodat [naam eiseres] in deze vorderingen (zoals weergegeven in 3.1 onder 1 tot en met 8) niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Proceskosten
4.16.
[naam eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
€ 7.998,00(2,0 punten × tarief € 3.999,00)
Totaal € 12.129,00
4.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals gevorderd.
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten, en de daarover gevorderde wettelijke rente, wordt toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.
In reconventie
Ten aanzien van de provisieovereenkomst
4.19.
[eisers] vorderen, onder meer, zowel primair als subsidiair partiële vernietiging, dan wel wijziging van de provisieovereenkomst op grond van misbruik van omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW en 3:54 lid 2 BW, dan wel dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 sub a en b BW jo. artikel 6:230 lid 2 BW.
4.20.
In conventie is reeds geoordeeld dat toepassing van de bepalingen onder de artikelen 1.8, 2.2, 2.3, 3.3 en 3.4 van de provisieovereenkomst, conform het verweer van [eisers] , naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar wordt geacht. Hieruit vloeit voort dat [eisers] bij de vorderingen tot het verwijderen de artikelen 1.8, 2.2, 2.3 3.3 en 3.4, zoals weergegeven in 3.3 onder I.2, I.3, V.1 en V.2, geen belang meer hebben. De rechtbank zal deze vorderingen daarom afwijzen wegens gebrek aan belang. De desbetreffende bepalingen zijn immers niet van toepassing.
4.21.
Ten aanzien van de primaire vordering tot het partieel vernietigen dan wel wijzigingen van de provisieovereenkomst, zodat [naam eiser 1] enkel provisie is verschuldigd over het eerst betaalde spel (zoals weergegeven in 3.3 onder I.1), oordeelt de rechtbank als volgt.
4.22.
De aanspraak van [naam eiseres] beperkt achten tot het eerste spel is naar het oordeel van de rechtbank niet mogelijk. Van belang in dit verband is het volgende. Er is over dit aspect met de jurist aan de zijde van de studenten, [naam 2] , gecorrespondeerd (zie onder 2.7). In de overeenkomst is bovendien helder opgenomen dat het ook om vervolgen van het eerste spel gaat. Dat moet ook voor de studenten duidelijk zijn geweest. Aannemelijk is dat dat voor hen toen ook acceptabel was. Van dwaling is geen sprake. Het door [gedaagden] gedane beroep op misbruik van omstandigheden kan evenmin slagen. De vordering zoals weergegeven in 3.3 onder I.1 zal derhalve worden afgewezen.
4.23.
Gelet op het onder 4.22 geoordeelde, kan ook de primair gevorderde verklaring voor recht dat [naam gedaagde 1] alleen de netto-provisie over het eerst betaalde spel verschuldigd is aan [naam eiseres] en de primair gevorderde veroordeling – kort gezegd – tot terugbetaling van de door [naam eiseres] ontvangen provisie die geen betrekking heeft op het eerst betaalde spel (weergegeven in 3.3 onder II respectievelijk III) niet worden toegewezen.
4.24.
In conventie is geoordeeld dat de op de tekst van artikel 1.1 van de provisieovereenkomst gebaseerde vordering van [naam eiseres] tot betaling van de bruto-provisie in het licht van alle omstandigheden van het geval dermate onbillijk en onredelijk is dat zich de situatie van artikel 6:248 lid 2 BW voordoet. Dit brengt mee dat de bepaling, zoals vermeld in artikel 1.1 van de provisieovereenkomst niet van toepassing is voor zover daaraan de bruto-uitleg is/wordt gegeven. Welke uitleg dan wel aan deze bepaling kan worden gegeven, dient te worden bepaald aan de hand van het Haviltex-criterium. Het gaat er uiteindelijk om wat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer in redelijkheid van elkaar mochten verwachten. Zoals in conventie reeds overwogen (zie 4.4) lag het in de rede om aan te nemen dat [naam gedaagde 1] aanspraak kon maken op een royalty vergoeding van 70% van bijvoorbeeld hetgeen Valve (Steam; is naast Xbox een verkoopkanaal) van haar klanten ontving en dat [naam eiseres] aanspraak kon maken op 10% daarvan. Dit brengt mee dat artikel 1.1 wel van toepassing is voor zover daaraan de netto-uitleg wordt gegeven.
De subsidiair gevorderde verklaring voor recht, dat [naam gedaagde 1] alleen de netto-provisie verschuldigd is aan [naam eiseres] , zoals weergegeven in 3.3 onder VI, zal daarom wel worden toegewezen. De rechtbank merkt daarbij volledigheidshalve op dat de netto-provisie verschuldigd is over de gehele spellenreeks en, zoals geoordeeld in 4.23, niet enkel over het eerst betaalde spel.
4.25.
Nu artikel 1.1 van de provisieovereenkomst niet van toepassing is voor zover daaraan de bruto-uitleg is gegeven, heeft betaling van de bruto-provisie in zoverre zonder rechtsgrond plaatsgevonden en is de betaling daarvan onverschuldigd geschied (artikel 6:203 BW). Het onverschuldigde moet in beginsel dan ook worden gerestitueerd. De vordering tot veroordeling van [naam eiseres] tot terugbetaling van het – door [naam eiseres] onbetwist gelaten – bedrag van € 23.479,18, te weten het verschil tussen de bruto- en netto-provisie zoals tot en met 4 november 2020 door [naam eiseres] ontvangen, zoals weergegeven in 3.3 onder VII, zal dan ook worden toegewezen. Ter zake van de verbintenis tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen is [naam eiseres] zonder ingebrekestelling in verzuim (artikel 6:205 BW). De rechtbank zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de gevorderde bedragen toewijzen.
4.26.
Ten aanzien van de primaire vordering tot – kort gezegd – beëindiging van de provisieovereenkomst, althans dat voor recht wordt verklaard dat [naam gedaagde 1] de provisieovereenkomst mag opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden (zoals weergegeven in 3.3 onder IV), oordeelt de rechtbank als volgt.
4.27.
[gedaagden] leggen aan deze vorderingen artikel 6:248 BW ten grondslag. De rechtbank volgt [gedaagden] in hun stelling dat de bepaling dat [naam gedaagde 1] de provisieovereenkomst niet mag beëindigen, ontbinden en/of opzeggen (en [naam eiseres] overigens wel), zoals vermeld in de artikel 2.2 en 2.3 van de provisieovereenkomst, jegens [gedaagden] dient te worden aangemerkt als onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Ten aanzien van de totstandkoming van de opzeggingsregeling is daarbij van belang dat de bepalingen in opdracht van [naam 1] zijn opgenomen in het door de studenten te ondertekenen concept, nadat de studenten akkoord waren gegaan met een eerder concept, waarin deze bepaling niet was opgenomen, en zonder dat zij over (het opnemen van) deze bepaling zijn geïnformeerd. Daarnaast geldt ten aanzien van de overige, in 2.20 weergegeven bepalingen van de provisieovereenkomst dat uit de stellingen van partijen niet valt op te maken dat voor die zeer eenzijdige bepalingen een rechtvaardiging bestaat. Door het handelen van [naam 1] is een contract tot stand gekomen dat op geen enkele wijze rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van de studenten. [naam 1] kan door de wijze waarop hij jegens de studenten heeft gehandeld, als gevolg waarvan het vertrouwen in hem volledig is tenietgegaan, geen positieve bijdrage (meer) leveren aan de vennootschap. Het voor onbepaalde tijd voortduren van de provisieverplichting kan in de gegeven omstandigheden dermate onevenwichtig worden geacht dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat het onaanvaardbaar is dat gedaagden de provisieovereenkomst niet kunnen opzeggen. De provisieovereenkomst, die een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd betreft, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden opgezegd, met inachtneming van een redelijke termijn, waarbij de rechtbank, mede gelet op de relatief geringe investering die [naam eiseres] heeft gedaan, opzegging per 1 januari 2022 redelijk acht.
Ten aanzien van het aandelenbelang
4.28.
[gedaagden] vorderen op grond van artikel 2:336 BW veroordeling van [naam eiseres] tot – kort gezegd – overdracht van haar aandelen in [naam gedaagde 1] aan [naam gedaagde 2] , althans aan [naam gedaagde 2] en [naam eiseres] [naam gedaagde 2] . Zij stelt daartoe dat [naam 1] vanaf het begin van de samenwerking in [naam gedaagde 1] niet heeft gehandeld overeenkomstig hetgeen van een redelijk handelend aandeelhouder, die ook bestuurder van de vennootschap is, mag worden verwacht en in overtreding is van artikel 2:8 BW, de bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst en de statuten.
4.29.
[naam eiseres] doet allereerst een beroep op de onbevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de vordering, nu in de aandeelhoudersovereenkomst een arbitragebeding is opgenomen, zodat vorderingen die betrekking hebben op de aandeelhoudersovereenkomst middels arbitrage dienen te worden beslecht.
4.30.
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de vordering tot overdracht van de aandelen, zoals weergegeven in 3.3 onder VIII, als volgt.
4.30.1.
De rechtbank verwerpt het beroep op de onbevoegdheid van de rechtbank. Zoals ook door [gedaagden] gesteld, miskent [naam eiseres] hiermee dat de statuten of de aandeelhoudersovereenkomst geen specifieke bepaling bevatten dat geschillen als bedoeld in artikel 2:335 e.v. BW aan arbitrage zijn onderworpen. Nu een bepaling gelijk aan artikel 2:336 BW ontbreekt, is de rechtbank bevoegd om van de vordering als bedoeld in artikel 2:336 BW kennis te nemen.
4.30.2.
Zoals [gedaagden] heeft gesteld, is op grond van de statuten ten minste driekwart meerderheid nodig voor een veelheid aan besluiten. De rechtbank constateert dat [naam gedaagde 2] weinig opschiet met een kostbare exercitie om de aandelen van [naam eiseres] over te nemen, nu zij na een overname van de aandelen van [naam eiseres] nog steeds onder de drempel van 75% stemrecht zit. Immers, zoals weergegeven in 2.23 houdt aandeelhouder [naam bedrijf 2] 25,33% van de stemrechten en dat zal niet veranderen bij toewijzing van de vordering. [gedaagden] heeft weliswaar gesteld dat [naam eiseres] de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst heeft geschonden door de verkoop van een gedeelte van haar aandelen en stemrechten aan [naam bedrijf 2] , maar heeft bij de gelegenheid van de mondeling behandeling desgevraagd verklaard dat hieraan geen rechtsgevolgen worden verbonden door [gedaagden] en dat het niet haar intentie is om de transactie, waarbij de aandelen van [naam eiseres] deels zijn overgedragen aan [naam bedrijf 2] , terug te draaien. De patstelling die volgens [gedaagden] is ontstaan doordat [naam eiseres] , al dan niet samen met [naam bedrijf 2] , alle ontwikkelingen van [naam gedaagde 1] tegenhoudt door hun doorslaggevende stem te misbruiken, is niet opgelost door toewijzing van de vordering, zeker gelet op het feit dat [naam 1] ook aandeelhouder is van [naam bedrijf 2] .
4.30.3.
Gelet op het voorgaande zal de vordering, wegens gebrek aan belang, worden afgewezen. De rechtbank wijst partijen er echter op dat het in de rede ligt dat de aandeelhouders met elkaar in overleg treden over de mogelijkheid van een structurele oplossing, al was het maar omdat anders voorzienbaar is dat de geschillen tussen de aandeelhouders tot nieuwe kostbare procedures gaan leiden en mogelijk uiteindelijk tot het einde van de onderneming en het tenietgaan van de waarde ervan waar geen van de aandeelhouders bij is gebaat.
4.31.
Aangezien partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, worden de kosten van deze procedure in reconventie tussen partijen ingevolge artikel 237 lid 1 Rv gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In conventie en in reconventie
4.32.
Tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring is geen verweer gevoerd, terwijl [gedaagden] geacht moeten worden daarbij belang te hebben, zodat deze wordt toegewezen.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart [naam eiseres] ten aanzien van de vorderingen die zien op de aandeelhoudersovereenkomst (weergegeven in 3.1 onder 1 tot en met 8) niet-ontvankelijk,
5.2.
wijst af het meer of anders gevorderde,
5.3.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 12.129,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [naam eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.6.
verklaart voor recht dat [naam eiser 1] alleen de netto-provisie verschuldigd is aan [naam verweerster] ,
5.7.
veroordeelt [naam verweerster] tot (terug)betaling van € 23.479,18 ter zake van het verschil tussen de bruto- en de netto-provisie zoals die tot en met 4 november 2020 door [naam verweerster] is ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de respectieve ontvangstdata van de teveel ontvangen provisie tot en met de dag der algehele betaling,
5.8.
verklaart voor recht dat [naam eiser 1] gerechtigd is de provisieovereenkomst op te zeggen per 1 januari 2022,
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure in reconventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde,
5.11.
verklaart de veroordeling onder 5.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze op Het6 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar.
3242/1729