7.3.2.Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Dr. S.J. Roza, psychiater en drs. M. Bennaars, arts in opleiding tot psychiater, hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 juni 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in. Bij de verdachte is sprake van ernstige gecombineerde ontwikkelings- en gedragsproblematiek, namelijk een aandachtsdeficiëntie- / hyperactiviteitsstoornis (ADHD), een normoverschrijdend-gedragsstoornis met beperkt prosociale emoties en een functioneren op overwegend zwakbegaafd niveau. De vastgestelde stoornissen en problematiek waren ook aanwezig ten tijde van de verschillende ten laste gelegde feiten en hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde deels beïnvloed. De verdachte is door zijn ernstig tekortschietende impulsregulatie vatbaar voor de invloed van anderen, vooral in groepsverband. Door zijn cognitieve beperkingen in samenhang met zijn ontwikkelingspathologie (ADHD) kan hij de gevolgen van zijn daden slecht overzien. Vanuit zijn verklaringen komt naar voren dat de (planvorming voor de) straatroof door een vriend zou zijn geïnitieerd. De verdachte heeft, zonder stil te staan bij de consequenties, uit loyaliteit op impulsieve wijze deelgenomen. De verdachte toont een gebrek aan mentaliserend vermogen en mogelijk, daaruit voortvloeiend, een gebrek aan empathisch vermogen. Geadviseerd wordt om de verdachte de onder 1 ten laste gelegde straatroof, waarin hij zijn aandeel bekent, in een verminderde mate toe te rekenen. Ten aanzien van de overige feiten, die door de verdachte werden ontkend, valt, indien bewezen geacht, te veronderstellen dat ook daar de stoornissen en problematiek van (enige) invloed zijn geweest op zijn handelen. De verdachte wordt belast door zijn gebrekkige morele en sociaal-emotionele ontwikkeling, waarbij hij moeilijk leerbaar blijkt en niet intrinsiek gemotiveerd tot gedragsverandering. Vanuit zijn normoverschrijdend-gedragsstoornis onttrekt hij zich aan het gezag van moeder en andere toezichthouders. De verdachte is sterk geneigd zijn gedrag te rechtvaardigen met antisociale cognities, is door ADHD zeer impulsief, is meer middelen gaan gebruiken en heeft een beperkte frustratietolerantie. Hij toont een duidelijk verminderd leeftijdsadequaat vermogen tot berouw en empathie en heeft evidente aandachts- en concentratieproblemen. De verdachte toont zich beperkt gemotiveerd voor interventies. Zonder adequate, intensieve, behandeling wordt het risico op recidive van gewelddadig of ander antisociaal gedrag ingeschat als hoog. De verdachte is nog jong, maar de ontwikkeling van zijn persoonlijkheids- en gedragsproblematiek baart grote zorgen. Het is noodzakelijk dat de verdachte langdurig specialistische forensische behandeling krijgt binnen een voldoende strikt kader, waarbij de behandeling zich richt op zijn impulsiviteit, ADHD, ernstige gedragsproblematiek,
bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en gewetensontwikkeling. De ernst van de problematiek van de verdachte, de toenemende ernst en aantallen tenlastegelegde feiten en het als hoog ingeschatte recidiverisico, maken het noodzakelijk dat de verdachte langdurig en intensief klinisch behandeld wordt, met aansluitend geleidelijke resocialisatie, voldoende nazorg en toezicht voor een langere periode. Een dergelijke behandeling kan het best worden vormgegeven binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij de voorwaarden een opname in een orthopsychiatrische instelling, zoals De Fjord of De Catamaran, en een nazorgtraject van langere duur omvatten.
GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog drs. M.H. Keppel heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 juni 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een aandachtsdeficiëntie- / hyperactiviteitsstoornis, gecombineerd beeld (ADHD) en een normoverschrijdende gedragsstoornis. Daarnaast is er sprake van een intellectueel performaal functioneren op zwakbegaafd tot licht verstandelijk beperkt niveau, met het risico op overschatting, en van een lacunaire gewetensontwikkeling. Er kan duidelijk worden gesproken van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij er ernstige zorgen bestaan over een doorontwikkeling van de huidige (gedrags)problematiek in de richting van een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. Deze problematiek was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Vanuit zijn beperkte (probleemoplossende) cognitieve capaciteiten, alsmede vanuit de normoverschrijdende gedragsstoornis heeft de verdachte moeite met gevolgen van situaties inzien en daarnaar handelen. Zijn lacunaire gewetensfuncties zijn nauwelijks sturend geweest in het bepalen van zijn handelen. Bij het plegen van de straatroof heeft hij uitsluitend gedacht aan het bevredigen van de eigen behoefte, zonder daarbij rekening te houden met het slachtoffer. Het ontbreekt hem, met name door zijn ADHD, maar ook door de beperkte vaardigheden voortvloeiend uit de normoverschrijdende gedragsstoornis en door de lacunaire gewetensfuncties, aan remming op zijn gedrag. Daarnaast speelt zijn verhoogde spanningsbehoefte en mogelijk ook de invloed van verkeerde contacten een rol in het uitvoeren van ongeoorloofde activiteiten. Mocht de openlijke geweldpleging bewezen worden geacht, dan kan worden gesteld dat de verdachte zijn eigen gedachten tot (dit)
ongeoorloofde gedrag niet controleert of zich niet beheerst. Hij kiest bij problemen
voor antisociaal handelen als oplossing. Zijn lacunaire gewetensfuncties zijn ook niet
remmend geweest in het bepalen van zijn handelen en hij schuwt gewelddadig gedrag niet. De verdachte wordt in staat geacht om het ongeoorloofde van zijn handelen achteraf te beseffen, maar hij wordt in verminderde mate in staat geacht om adequate gedragskeuzes te maken en de consequenties van zijn handelen te overzien. Met name zijn antisociale attitude en zijn impulsiviteit hebben geleid tot de straatroof. De verdachte wist dat hij een strafbare handeling ging verrichten en heeft deze keuze bewust gemaakt. Gezien de gebrekkige controle over zijn impulsen en het aan zijn problematiek gerelateerde gedrag (ook beïnvloed door - de aanwezigheid van - vrienden) is de straatroof, indien bewezen, de verdachte verminderd toe te rekenen.
Gezien de ontkenning van de overige feiten kan er geen specifieke uitspraak worden gedaan over de mogelijke doorwerking van de problematiek in het ten laste gelegde. Wel kan worden gezegd dat zijn beperkte vaardigheden, voortkomend uit zijn problematiek, van invloed zijn geweest op de manier waarop hij gedragskeuzes heeft gemaakt, maar niet in welke mate. Het risico op herhaling van ongeoorloofd dan wel strafbaar gedrag bij ongewijzigde omstandigheden en zonder adequate hulpverlening wordt als hoog beoordeeld. Intensieve multidisciplinaire behandeling door (hoog) specialistische forensische zorg is geïndiceerd. De behandeling moet gericht zijn op het verminderen van de gedragsproblematiek, de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, zijn gewetensontwikkeling en het versterken van zijn copingvaardigheden en executieve vaardigheden. Gezien de ernstige (toenemende) problematiek van de verdachte en het hoge recidiverisico, wordt een langdurige, intensieve behandeling binnen een gesloten kader noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt dit uit te voeren in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Een minder zware maatregel dan de voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt niet mogelijk geacht. Deze biedt een waarborg voor de behandeling en geeft op de lange termijn mogelijkheden voor een gunstige ontwikkeling van - en perspectief voor - de verdachte, waarbij kan worden toegewerkt naar een ambulant (systemisch) behandel- en begeleidingstraject. Wanneer de verdachte zich niet aan de voorwaarden zal houden of het opgelegde klinische behandeltraject niet haalbaar blijkt, dan is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel onontkoombaar.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 juli 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in. De Raad kan zich vinden in de door de psycholoog en psychiater in hun rapportages geformuleerde adviezen om aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Gezien de ernst van de problematiek van de verdachte, zijn gebrek aan inzicht en motivatie en gezien de beperkte mogelijkheden binnen het gezin is langdurige klinische behandeling noodzakelijk. Door de psychiater en de psycholoog wordt geadviseerd dat de behandeling van de verdachte bij voorkeur wordt vormgegeven in een forensische orthopsychiatrische instelling zoals De Fjord of De Catamaran. De verdachte wordt bij deze instellingen echter niet aangenomen vanwege zijn disharmonische intelligentieprofiel en omdat hij functioneert op zwakbegaafd tot licht verstandelijk beperkt niveau.
De Raad heeft aan de jeugdreclassering een plaatsing bij Groot Emaus voorgesteld. De jeugdreclassering heeft echter laten weten dat Groot Emaus geen Rotterdamse jongeren meer opneemt vanwege problemen met betrekking tot de financiering. Verder zijn er geen passende opties waar de verdachte in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel kan verblijven en de noodzakelijke behandeling kan krijgen. Een reguliere gesloten plaatsing acht de Raad onvoldoende omdat de behandelmogelijkheden onvoldoende aansluiten bij het complexe beeld van de verdachte. Hij heeft behandeling nodig voor zijn gedragsproblematiek, persoonlijkheidsontwikkeling, gewetensontwikkeling en zijn vaardigheden dienen uitgebreid te worden om zich zo staande te houden in de maatschappij zonder terug te vallen in delinquent gedrag. Binnen het civiele gesloten kader worden aan de verdachte onvoldoende de behandeling en de grenzen geboden die hij nodig heeft. Hij onttrekt zich bij Schakenbosch aan begeleiding, loopt weg, heeft geen probleembesef en staat niet open voor enige vorm van behandeling. Van jongs af aan is al sprake van gedragsproblemen en er is al veel intensieve hulpverlening ingezet binnen het gezin. Ook vanuit het strafrechtelijk kader is er al veel ingezet, zoals Harde Kern Aanpak en Elektronische Monitoring. Dit heeft onvoldoende voor verandering gezorgd. Aan de voorwaarden voor het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is voldaan. De problematiek van de verdachte is ernstig, de kans op recidive is hoog en de verdachte wordt verdacht van ernstige feiten. De Raad ziet dan ook geen andere mogelijkheid om de bedreigde ontwikkeling van de verdachte ten goede te doen keren dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te adviseren. De Raad vindt het daarbij wel van belang dat de verdachte in een JJI wordt geplaatst die gespecialiseerd is in jongeren die functioneren op zwakbegaafd tot licht verstandelijk beperkt niveau, zodat de begeleiding en behandeling goed aansluit. Hierbij kan worden gedacht aan JJI Lelystad.
Ter terechtzitting is als deskundige gehoord [naam 1], raadsonderzoeker bij de Raad. Zij heeft verklaard dat de Raad de afweging die in deze zaak moest worden gemaakt ingewikkeld vond. Uiteindelijk is het advies om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Bij de afweging heeft de Raad voorop gesteld dat het in het belang van de verdachte is dat hij zo snel mogelijk intensief wordt behandeld voor zijn problematiek. De realiteit is dat de verdachte nergens wordt aangenomen voor een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Voor jongeren met een lager IQ is een dergelijke behandelvoorziening nauwelijks beschikbaar. De verdachte is de afgelopen tijd bij verschillende instellingen aangemeld, maar hij wordt op basis van zijn dossier niet aangenomen. De verdachte heeft intensieve behandeling nodig, in een goed beveiligde setting en die gericht is op het beperken van recidivegevaar ten aanzien van strafbare feiten. Daarvoor is een gesloten plaatsing in het civiele kader niet geschikt. Behandeling in een ambulant kader is niet toereikend. Het voorgaande maakt dat oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel de enige mogelijkheid is om de verdachte de behandeling te bieden die hij nodig heeft.
Ter terechtzitting is tevens als deskundige gehoord [naam 2], jeugdreclasseerder bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering). Zij heeft zich aangesloten bij het advies van de Raad en bij wat deskundige Van der Veen ter terechtzitting heeft verklaard.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.