In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een vrijwaringsprocedure tussen European Metal Recycling B.V. (EMR) en Van ’t Hof Haven en Industrieservice B.V. (Van ’t Hof). EMR had Van ’t Hof in vrijwaring gedagvaard naar aanleiding van een arbeidsongeval dat plaatsvond op 3 oktober 2019, waarbij een werknemer van EMR, [naam 1], letsel opliep. EMR stelde dat Van ’t Hof als formele werkgever van [naam 1] aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden, omdat Van ’t Hof niet had voldaan aan zijn zorgplicht om veilige werkomstandigheden te waarborgen. Van ’t Hof betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat EMR zelf tekort was geschoten in haar zorgplicht.
De kantonrechter oordeelde dat EMR als inlener aansprakelijk was voor het ongeval, omdat zij niet had voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. De rechter concludeerde dat Van ’t Hof niet tekort was geschoten in haar zorgplicht, omdat zij geen directe zeggenschap had over de werkzaamheden van [naam 1] en EMR onvoldoende had gecommuniceerd over de veiligheidsinstructies. De vordering van EMR tegen Van ’t Hof werd afgewezen, en EMR werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de inlener als de uitlener in het kader van arbeidsongevallen en de noodzaak voor duidelijke communicatie en instructies in situaties met verhoogde veiligheidsrisico's.