Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 24 februari 2021 en de daarin vermelde stukken;
- het B16-formulier van [naam eiser 1] van 10 mei 2021 met producties;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van [naam gedaagde] op 19 mei 2021;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van [naam eiser 1] op 27 mei 2021, tevens van voortzetting van de mondelinge behandeling;
- de conclusie na enquête van [naam gedaagde] van 30 juni 2021, met producties;
- de conclusie na enquête van [naam eiser 1] van 30 juni 2021;
- de antwoordakte van [naam eiser 1] van 28 juli 2021, met productie;
- de antwoordakte van [naam gedaagde] van 28 juli 2021.
2..De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
- zichzelf;
- zijn broer, [naam 1] (hierna: [naam 1]);
- [naam 2] (hierna: [naam 2]), een kennis die aanwezig is geweest bij de (door [naam gedaagde] gestelde) bespreking op 13 mei 2017 op het kantoor van [naam eiser 1];
- [naam 3] (hierna: [naam 3]), eveneens een kennis die aanwezig is geweest bij de (door [naam gedaagde] gestelde) bespreking op 13 mei 2017.
- dat hij op 12 mei met [naam eiser 1] heeft afgesproken dat [naam eiser 1] bovenop de koopprijs van € 250.000,00 in de koopovereenkomst nog € 500.000,00 contant aan [naam gedaagde] zou betalen, dat [naam eiser 1] tevens de schulden van [naam gedaagde] (van ongeveer € 250.000,00) zou aflossen en dat de totaalprijs van de vastgoedtransactie ongeveer een miljoen euro was;
- dat hij zijn broer op 12 mei om 19:00 of 20:00 uur in de tempel aan het Sandelingenplein heeft ontmoet, dat hij zijn broer toen heeft verteld over de met [naam eiser 1] gesloten koopovereenkomst en dat zijn broer hem die avond daarover heeft bevraagd;
- dat hij zijn broer de volgende dag aan het begin van de middag heeft gezien op het kantoor van [naam 4];
- dat hij zijn broer tussen de avond van 12 mei en het gesprek bij de makelaar in de middag van 13 mei niet heeft gesproken.
- dat hij [naam gedaagde] op 12 mei rond 17:30 uur heeft gesproken bij hun moeder en dat zij toen een beetje over de koopovereenkomst hebben gesproken, maar niet lang omdat er ook andere mensen bij waren;
- dat hij [naam gedaagde] op 13 mei in de ochtend in de tempel aan het Sandelingenplein heeft gesproken en dat hij toen van [naam gedaagde] hoorde dat [naam gedaagde] appartementen aan [naam eiser 1] had verkocht en € 500.000,00 onder de tafel kreeg;
- dat hij en [naam gedaagde] toen naar [naam 4] zijn gegaan en dat zowel hij als [naam 4] met [naam eiser 1] heeft gebeld.
- dat het onjuist is dat hij naast de koopovereenkomst € 500.000,00 contant aan [naam gedaagde] zou betalen en dat hij ook nog de schulden van [naam gedaagde] zou aflossen;
- dat hij nooit met [naam gedaagde] heeft gesproken over een contant bedrag van € 500.000,00.
- dat hij op 13 mei met [naam 3] en [naam 2] naar het kantoor van [naam eiser 1] is gegaan;
- dat hij met [naam eiser 1] heeft besproken dat er iets niet klopte in de koopovereenkomst en dat hij eerst tegen [naam eiser 1] had gezegd dat hij de overeenkomst wilde ontbinden;
- dat hij [naam eiser 1] heeft horen zeggen: “
- dat hij [naam eiser 1] heeft gevraagd de afspraken op papier te zetten;
- dat hij [naam eiser 1] verder heeft horen zeggen dat het goed zou komen en dat ze zouden gaan kijken wat de beste manier was;
- dat niet duidelijk was wat er na de bespreking met [naam eiser 1] precies zou gebeuren;
- [ter beantwoording van de vraag of [naam eiser 1] concreet gezegd heeft dat hij de koopovereenkomst zou aanpassen of een nieuwe koopovereenkomst zou opmaken] dat [naam eiser 1] heeft gezegd: “
- dat hij [naam gedaagde] heeft horen zeggen dat hij het bedrag van € 750.000,00 op papier wilde hebben;
- dat hij [naam eiser 1] niet concreet heeft horen zeggen dat er een nieuwe overeenkomst zou komen voor € 750.000,00 en ook niet dat de maandag erna een nieuwe koopovereenkomst zou worden opgestuurd. Hij weet niet waarom hij dit wel schriftelijk heeft verklaard, maar kan zich een dergelijke uitspraak van [naam eiser 1] nu in elk geval niet meer herinneren;
- dat hij [naam eiser 1] heeft horen zeggen: “
- dat hij en [naam 3] op enig moment naar buiten zijn gelopen.
- dat het klopt dat hij op 13 mei met [naam gedaagde] en [naam 2] naar het kantoor van [naam eiser 1] is gegaan;
- dat alleen [naam gedaagde] met [naam eiser 1] heeft gesproken;
- dat [naam gedaagde] de koopovereenkomst wilde herzien omdat het hele bedrag op papier moest staan;
- dat hij [naam eiser 1] hoorde zeggen: “
- dat hij op enig moment met [naam 2] naar buiten is gegaan en dat [naam gedaagde] op dat moment nog binnen was met [naam eiser 1].
maak je niet druk, het komt goed”), maar dat is zonder bijkomende omstandigheden onvoldoende om aan te nemen dat partijen op 13 mei de door [naam gedaagde] gestelde wilsovereenstemming hebben bereikt. [naam gedaagde] heeft na 13 mei niet bij [naam eiser 1] aangedrongen op toezending van de nieuwe koopovereenkomst, terwijl het zonder meer voor de hand ligt dat [naam gedaagde] (of zijn broer) op een gegeven moment schriftelijke vastlegging van de gestelde afspraak zou verlangen. Op de vraag wat er na de bespreking van 13 mei precies zou gebeuren, heeft [naam gedaagde] geantwoord dat dat niet duidelijk was. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank er niet van overtuigd dat partijen op 13 mei 2017 overeenstemming hebben bereikt over een nieuwe koopovereenkomst met een koopprijs van € 750.000,00.
Koper is ermee bekend dat de objecten achterstallig zijn onderhouden’. Gelet hierop had [naam gedaagde] nader moeten onderbouwen waarom de appartementen, ondanks het achterstallig onderhoud, in mei 2017 een waarde hadden van ongeveer € 750.000,00. Nu die onderbouwing ontbreekt, heeft [naam gedaagde] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de appartementen voor een zodanig lage prijs zijn verkocht dat deze verkoop in strijd moet worden geacht met de openbare orde. Het kan misschien zo zijn dat de prijs erg laag was en dat [naam eiser 1] met de overeenkomst (dus) een goede slag heeft geslagen en [naam gedaagde] niet, maar dat is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van strijd met de openbare orde. [naam gedaagde] heeft zijn verwijzing in dit verband naar belastingwetgeving en de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme niet nader geconcretiseerd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. De door [naam gedaagde] in een zeer laat stadium van de procedure overgelegde foto’s, waarop volgens hem is te zien dat de diverse appartementen niet achterstallig zijn onderhouden, doen hieraan niet af. De rechtbank kan op basis van enkele foto’s, zonder verdere toelichting van [naam gedaagde] of van zijn makelaar(s), niet vaststellen dat de appartementsrechten (zoals [naam gedaagde] stelt) niet achterstallig waren onderhouden.
Ten slotte zijn de financiële problemen van [naam gedaagde] – waarvan [naam eiser 1] al dan niet op 12 mei 2017 op de hoogte was – op zichzelf, zonder bijkomende omstandigheden, onvoldoende om het beroep op misbruik van omstandigheden te rechtvaardigen.
2.533,50(4,5 punten × tarief € 563,00)